Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 februari 1999
gepubliceerd op 15 juni 1999

Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een onderzoek naar het religieus en ethisch pluralisme in Europa

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000188
pub.
15/06/1999
prom.
08/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/08/1999000188/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een onderzoek naar het religieus en ethisch pluralisme in Europa


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » te verlenen in het kader van een onderzoek naar het religieus en ethisch pluralisme in Europa.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd door artikel 5, tweede lid, b) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Het « Interuniversitair Steunpunt Politieke Opinieonderzoek », afgekort I.S.P.O., van de Katholieke Universiteit Leuven en het « Point d'appui interuniversitaire sur l'Opinion publique et la politique », afgekort P.I.O.P., van de « Université Catholique de Louvain » zijn in het bijzonder gelast met het onderzoek.

Dit onderzoeksproject wordt gesteund door de European Science Foundation, en voor België door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Het project beoogt het religieus en ethisch pluralisme, in hun verschillende dimensies, te meten in verschillende landen van Europa (Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal en Zweden), alsmede de relatie tussen deze dimensies. Het is de bedoeling een nationale analyse te maken alsmede een vergelijkende analyse tussen deze landen naargelang hun graad van functionele differentiatie, rationalisatie en secularisatie, net zoals naargelang van hun niveau van individualisering. Vandaar dat er naast zgn. katholieke ook protestantse landen en religieus gemengde landen in betrokken worden. Onderzoeksinstituten uit de VSA hebben zich trouwens in de loop van haar ontwikkeling bij deze onderzoeksactiviteit aangesloten (1995-96).

Concreet zal als volgt tewerkgegaan worden : op grond van bestaande theoretische sociologische modellen zal een vragenlijst opgesteld worden. Het is de bedoeling dat in elk van de genoemde landen minstens 1 000 interviews worden afgenomen op basis van een willekeurig samengestelde representatieve steekproef in de lente van 1998. In België wordt uit het Rijksregister een steekproef getrokken van 6.500 inwoners van 18 jaar en ouder. Dit aantal bevat een reserve die zal gebruikt worden ter vervanging van personen die weigeren hun medewerking te verlenen.

Om de steekproef op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te kunnen samenstellen vragen de K.U.L. en de U.C.L. mededeling van de informatiegegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboortedatum), 3° (geslacht) en 5° (hoofdverblijfplaats) van de voormelde wet van 8 augustus 1983.

Dit wordt gemotiveerd als volgt : - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 1° (naam en voornamen) en 5° (hoofdverblijfplaats) is uiteraard noodzakelijk opdat de personen die deel uitmaken van de steekproef ondervraagd zouden kunnen worden; - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 2° (geboortedatum) en 3° (geslacht) is noodzakelijk omdat de steekproef moet samengesteld worden uit een representatief staal van de bevolking.

Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit van 3 april 1995 « tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn », preciseert artikel 3 van het ontworpen besluit dat wat het bewaren van de informatiegegevens uit het Rijksregister betreft, deze moeten uitgewist of vernietigd worden binnen twee maanden volgend op de beëindiging van het onderzoek en uiterlijk op 31 december 1998. Deze bepaling houdt rekening met de voorziene einddatum van het onderzoek.

De Regering heeft eveneens nagegaan of de nodige voorzorgen genomen werden om de bescherming van het privé-leven van de personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben te waarborgen : 1° het blijkt dat de aanvraag om mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister op alle punten voldoet aan de voorwaarden gesteld door het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995 : - de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » genieten de rechtspersoonlijkheid; - de K.U.L. en de U.C.L. beschikken over het nodige personeel en materiaal; - de wetenschappelijke medewerkers van I.S.P.O. en P.I.O.P. hebben een verklaring ondertekend waarbij ze zich ertoe verbinden de vertrouwelijkheid van de door het Rijksregister medegedeelde gegevens te eerbiedigen. Ook de enquêteurs die de interviews zullen afnemen zullen een dergelijke verklaring ondertekenen.

Deze verklaring wordt bewaard als bijlage bij hun arbeidsovereenkomst; - er wordt geen beroep gedaan op onderaanneming; - het betrokken onderzoekscentrum heeft de verbintenis aangegaan zich te onderwerpen aan de controle die zowel door de Minister van Binnenlandse Zaken als door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal worden georganiseerd; - er worden twee aparte bestanden gehouden : één met de persoonsgebonden gegevens, verkregen uit het Rijksregister, en een ander met deze, verkregen op basis van de afgenomen vragenlijsten. Dit laatste bestand bevat enkel de gegevens met wetenschappelijk karakter.

Enkel de medewerkers van het onderzoekscentrum kunnen beide bestanden met elkaar in verband brengen via een paswoord, dat slechts aan hen bekend is; - de onderzoekseenheid verplicht er zich toe om de resultaten van het onderzoek alleen te publiceren of te verstrekken aan derden in de vorm van anonieme en niet-identificeerbare informatie. 2° in de aanhef van het ontwerp van koninklijk besluit wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van : - de artikelen 4, 5 en 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; - artikel 2, a), van het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; - de Aanbeveling nr. R(83)10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor wetenschappelijk of statistisch onderzoek, inzonderheid punt 3.1 en 3.2 van haar bijlage.

Deze opsomming vergt de volgende toelichting : - artikel 4 van de voormelde wet van 8 december 1992 legt de verplichting op de personen die ondervraagd zullen worden te informeren over de aard en de doeleinden van het project. Punt 3.1 van de voormelde aanbeveling van de Raad van Europa gaat in dezelfde richting; - artikel 5 van de voormelde wet van 8 december 1992 bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens slechts is toegestaan voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden. Deze gegevens dienen, uitgaande van de doeleinden, toereikend, ter zake dienend, en niet overmatig te zijn; - artikel 6 van de voormelde wet van 8 december 1992 bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens, ondermeer met betrekking tot de levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuiging, slechts is toegestaan voor door of krachtens de wet vastgestelde doeleinden.

Aangezien het onderzoek het religieus en ethisch pluralisme in Europa tot voorwerp heeft, zullen er ongetwijfeld vragen over hun levensbeschouwelijke en godsdienstige opinies gesteld worden aan de personen die de steekproef vormen.

Artikel 148 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen stelt dat de woorden « vastgestelde doeleinden ingevolge de wet », zoals vermeld in artikel 6, eerste lid, van de voormelde wet van 8 december 1992, moeten geïnterpreteerd worden als de machtiging die aan de Koning wordt gegeven om de doeleinden en de omstandigheden vast te stellen binnen welke de persoonsgegevens mogen worden verwerkt, overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet van 8 december 1992. Het voormelde koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 heeft deze modaliteiten vastgesteld en het ontwerp van besluit dat U wordt voorgelegd werd opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit koninklijk besluit, inzonderheid zijn artikel 2 a). - artikel 2 a) van het koninklijk besluit nr. 14 waarvan sprake en artikel 3.2 van de bijlage van de voormelde Aanbeveling van de Raad van Europa bepalen dat de verwerking van persoonsgegevens slechts kan plaatshebben met toestemming van de betrokken personen en dat zij deze toestemming op ieder ogenblik kunnen intrekken.

Artikel 2 van het ontwerp van besluit bepaalt in die zin dat de personen die aan het onderzoek zullen meewerken per brief op de hoogte gebracht zullen worden : - van de precieze aard van het onderzoek, van de nagestreefde doelstellingen en van de modaliteiten volgens dewelke de ingewonnen informatiegegevens zullen verwerkt worden; - dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder de redenen te moeten wettigen; - van de termijnen van bewaring van de gegevens, en van het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem zullen gemaakt worden.

Een modelexemplaar van deze brief zal vooraf aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden worden.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bracht haar advies uit op 11 september 1997.

Dit advies is gunstig. De Commissie maakte wel enkele opmerkingen, waarmee rekening werd gehouden, behoudens deze waar de Commissie stelt dat de verzending van de brieven aan de personen aan wie gevraagd wordt aan het onderzoek deel te nemen door het Rijksregister moet gebeuren.

Dit moet gemotiveerd als volgt : - de selectie van de 6 500 personen die nodig zijn voor het onderzoek zal effectief door het Rijksregister gebeuren. Daarna zullen de informatiegegevens die betrekking hebben op deze personen door het Rijksregister worden medegedeeld aan de K.U.L. en U.C.L. Zulks is volkomen legaal, aangezien artikel 5, tweede lid, b) van de voormelde wet van 8 augustus 1983 juist de mogelijkheid instelt om aan de wetenschappelijke instellingen mededeling te verlenen van die informatiegegevens uit het Rijksregister die noodzakelijk blijken voor hun onderzoek. - het ligt in de bedoeling dat van 1 000 personen, deel uitmakend van de oorspronkelijke steekproef van 6 500, een interview wordt afgenomen.

Opdat dit mogelijk zou zijn moeten de universiteiten uiteraard over die informatiegegevens beschikken die nodig zijn om : + de selectie van 1 000 personen te kunnen maken; + deze personen daadwerkelijk voor een interview te kunnen contacteren.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

ADVIES NR. 23/97 VAN 11 SEPTEMBER 1997 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Betreft. - Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een onderzoek naar het religieus en ethisch pluralisme in Europa De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd door de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 23 juni 1997;

Gelet op het verslag van mevr. N. Lepoivre, Brengt op 11 september 1997 het volgende advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag : De adviesaanvraag betreft een ontwerp van koninklijk besluit opgesteld in toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn.

Dit besluit heeft specifiek betrekking op de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoekswerkzaamheden.

II. Onderzoek van het ontwerp : Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie wordt voorgelegd, heeft betrekking op een verzoek van de « Université catholique de Louvain » en de Katholieke Universiteit Leuven, om mededeling te bekomen van bepaalde gegevens van het Rijksregister, teneinde een onderzoek uit te voeren naar het « religieus en ethisch pluralisme in Europa. » Het onderzoek wordt in verscheidene Europese landen tegelijkertijd uitgevoerd.

Het wordt gesteund door de « European Science Foundation » en, voor België, door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.

De verzameling van gegevens zal worden uitgevoerd door 2 onderzoekscentra, namelijk het « Point d'appui interuniversitaire sur l'opinion publique et la politique » van het « Département de Sciences Politiques et Sociales » van de U.C.L. en het Interuniversitair Steunpunt Politieke Opinieonderzoek van het Departement Sociologie van de K.U.L. De analyse van de data wordt uitgevoerd door het Onderzoekscentrum « Sociologie van Religie en Cultuur » van het Departement Sociologie, onder de leiding van Mevr. Liliane Voye, Hoogleraar aan de U.C.L. en de heer Karel Dobbelaere, Gewoon Hoogleraar aan de K.U.L. De mededeling van de in het Rijksregister opgeslagen gegevens met betrekking tot de naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, geslacht en hoofdverblijfplaats wordt enkel gevraagd voor het opstellen, op een willekeurige basis, van een representatieve steekproef van 6 500 personen, ouder dan 18 jaar.

Minimum 1 000 personen, die uitdrukkelijk hebben toegestemd om aan het onderzoek mee te werken, zullen worden ondervraagd door een team van interviewers dat gewoonlijk werkzaam is voor de U.C.L. en de K.U.L. III. Wettelijk en reglementair kader : A) Wet van 8augustus 1983 In toepassing van artikel 5, tweede lid, b) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, kan de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, aan de instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen, de mededeling verlenen van de nodige informatiegegevens uitsluitend voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoekswerkzaamheden.

Beide universitaire instellingen -U.C.L. en K.U.L.- beantwoorden aan de voorwaarden gesteld in artikel 5, tweede lid, b) om de mededeling te verkrijgen van de gegevens van het Rijksregister.

B) Koninklijk besluit van 3 april 1995 In het koninklijk besluit van 3 april 1995 worden de voorwaarden gepreciseerd waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b) van voornoemde wet van 8 augustus 1983 moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens van het Rijksregister. Het gaat om de volgende voorwaarden : 1°) Wat de instellingen betreft die een aanvraag indienen (artikel 1) : 1. rechtspersoonlijkheid bezitten;2. over het nodige personeel en de nodige technische middelen beschikken voor de uitvoering van het beoogde wetenschappelijk onderzoek;3. in de arbeidsovereenkomsten een verklaring laten opnemen of door het personeel laten ondertekenen waarin ze ertoe verplicht worden het vertrouwelijke karakter van de door het Rijksregister meegedeelde informatie te eerbiedigen;4. de verbintenis aangaan zelf de activiteiten uit te voeren en slechts op onderaanneming beroep te doen na uitdrukkelijke machtiging bij koninklijk besluit;5. zich onderwerpen aan de controle van zowel de Minister van Binnenlandse Zaken, als van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (1);6. de door het Rijksregister meegedeelde persoonsgegevens in een apart bestand opslaan dat slechts met het bestand dat de gegevens van wetenschappelijke aard bevat in verband gebracht kan worden door middel van een intern identificatienummer, en de personen die toegang tot dat bestand hebben bij name aanwijzen;7. de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek slechts publiceren of aan derden verstrekken in de vorm van anonieme informatie. 2°) Wat het onderzoek betreft : 8. als van wetenschappelijk belang erkend worden door de Minister die bevoegd is voor wetenschapsbeleid, na advies van de Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid (artikel 2);9. beperkt zijn tot de informatie uit het Rijksregister die noodzakelijk is (artikel 3). 3°) Wat de procedure voor de indiening van de aanvraag betreft : De aanvraag moet gericht worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en vergezeld zijn van alle documenten waaruit blijkt dat de hierboven opgesomde voorwaarden vervuld zijn. Bovendien moet de aanvraag vergezeld gaan van de statuten van de instelling (artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 april 1995). 4°) Wat de inhoud van het koninklijk besluit betreft : Het koninklijk besluit waarin de machtiging wordt toegekend, moet melding maken van : 1. de aard van de gegevens die door het Rijksregister mogen worden meegedeeld;2. het doel waarvoor deze gebruikt mogen worden;3. de termijn gedurende welke de gegevens mogen worden bewaard;4. de voorwaarden van eventuele onderaanneming en de identiteit van de eventuele onderaannemers;5. de datum waarop de Commissie haar advies heeft uitgebracht (artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit). 5°) Wat het ontwerp van koninklijk besluit betreft : Uit het dossier dat aan de Commissie wordt voorgelegd, blijkt dat de U.C.L. en de K.U.L. alle voorwaarden vervullen die door het koninklijk besluit van 3 april 1995 worden opgelegd om mededeling van de gegevens van het Rijksregister te bekomen.

Het verslag aan de Koning preciseert de maatregelen die worden genomen om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te waarborgen.

Dit verslag en de documenten die door de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Commissie werden overgemaakt tonen o.a. aan dat : - de twee onderzoekscentra die van de universiteiten afhangen over het nodige personeel en materieel beschikken om het geplande onderzoek tot een goed einde te brengen; - de drie wetenschappelijke medewerkers van deze centra er zich reeds schriftelijk toe verbonden hebben om de door het Rijksregister meegedeelde gegevens slechts te gebruiken voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoekswerkzaamheden waarvoor ze de gegevens hebben verkregen en dat ze de werkzaamheden zelf zullen uitvoeren, zonder beroep op onderaanneming; - er twee verschillende bestanden zullen worden bijgehouden : - een eerste bestand met de gegevens van het Rijksregister, enkel toegankelijk met een sleutelcode; - een tweede bestand met de gegevens die werden bekomen op basis van de vragenlijsten.

Enkel de medewerkers van beide onderzoekscentra, met name 3 wetenschappelijke medewerkers, zullen de sleutelcode kennen (volgens het verslag aan de Koning) of het intern identificatienummer, dat geen inhoudelijke betekenis heeft (volgens de brief d.d. 23 januari 1997 van de K.U.L. aan de Minister van Binnenlandse Zaken en bijlage 4 bij die brief), waarmee beide bestanden met elkaar in verband gebracht kunnen worden. - de persoonsgegevens gedurende een beperkte periode zullen worden bewaard en vernietigd op, ten laatste, 31 december 1998.

IV. Algemene opmerkingen : 1. De Commissie is van oordeel dat het niet past dat de universiteiten zelf rechtstreeks 6 500 personen uitkiezen om ze hun toestemming te vragen voor deelname aan het onderzoek. Een dergelijke benadering maakt het de universiteiten in werkelijkheid mogelijk om gegevens te bekomen over al de personen die in het Rijksregister zijn opgeslagen, wat niet gerechtvaardigd is.

De persoonlijke levenssfeer van de personen wordt immers beter beschermd, indien de universiteiten het Rijksregister vragen om zelf de 6 500 personen te selecteren op basis van door de universiteiten gepreciseerde criteria.

Het Rijksregister zelf zou de 6 500 weerhouden personen aanschrijven.

In dit schrijven, op te stellen door de universiteiten, zullen de 6 500 personen die van de steekproef deel uitmaken op de hoogte worden gebracht van de doeleinden van het onderzoek en van hun recht om niet aan het onderzoek mee te werken, zoals terecht voorzien in artikel 2 van het ontwerp van koninklijk besluit.

Deze methode wordt reeds toegepast door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, tot voldoening van de onderzoekers.

De Commissie wenst dat haar, vóór de verzending door het Rijksregister, het ontwerp van brief wordt bezorgd waarin de geselecteerde personen om hun uitdrukkelijke toestemming wordt gevraagd voor deelname aan het onderzoek. 2. De U.C.L. en de K.U.L. vragen de mededeling van de informatiegegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht) en 5° (hoofdverblijfplaats) van de voormelde wet van 8 augustus 1983.

In het verslag aan de Koning rechtvaardigen zij hun aanvraag, behalve wat de geboorteplaats betreft. De kennis van de geboorteplaats van de ondervraagde personen lijkt geen belang te hebben voor het onderzoek.

Het is dus niet nodig om deze, via het Rijksregister, mee te delen aan de universiteiten. 3. Conclusies Het ontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie voor advies wordt voorgelegd, voldoet aan de voorschriften van voornoemd koninklijk besluit van 3 april 1995. Artikel 1 zou evenwel moeten gewijzigd, teneinde rekening te houden met hierboven vermelde opmerkingen. 4. Het advies van de Commissie wordt door de universiteiten slechts gevraagd om mededeling te bekomen van bepaalde gegevens van het Rijksregister.De informatiegegevens die de universiteiten in het kader van het onderzoek zullen verzamelen en verwerken, zijn gevoelige gegevens in de zin van artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De Commissie acht het bijgevolg opportuun hun aandacht te vestigen op hun verplichting om de bepalingen na te leven van het koninklijk besluit (nr. 14) van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van voornoemde wet.

Uit de door de U.C.L. en de K.U.L. verstrekte verklaringen blijkt dat het onderzoek op het terrein zal worden gevoerd door een ploeg interviewers die een specifieke vormingsdag zal krijgen.

Teneinde artikel 7 van voornoemd koninklijk besluit (nr. 14) na te leven, moeten de interviewers dus, net zoals de wetenschappelijke medewerkers, een document ondertekenen waarbij ze zich ertoe verbinden het beroepsgeheim alsmede de vertrouwelijkheid van de gegevens die zij ontvangen of ingezameld hebben te bewaren.

Zonder zich te mengen in de onderzoeksmethodologie, die behoort tot de vrijheid van het wetenschappelijk onderzoek, staat de Commissie erop dat de universiteiten voorrang geven aan de methode die het risico op inbreuken op de persoonlijke levenssfeer tot een minimum herleidt.

Om deze redenen, Brengt de Commissie, middels de wijziging van artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit, een gunstig advies uit.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

De secretaris, (get.) J. Paul. _______ Nota 1) Men merke op dat art.1, 5° van de Nederlandse tekst van het koninklijk besluit van 3 april 1995 spreekt van « hetzij ... hetzij », daar waar de Franse tekst het heeft over « tant par ... que par ».

8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een onderzoek naar het religieus en ethisch pluralisme in Europa ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op de artikelen 4, 5 en 6;

Gelet op de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 148;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 14 van 22 mei 1996 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 2, a);

Gelet op de Aanbeveling nr. R(83)10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor wetenschappelijk of statistisch onderzoek;

Gelet op de beslissing van 3 januari 1997 waarbij Onze Minister van Wetenschapsbeleid het wetenschappelijk belang van de door de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » geplande onderzoeksactiviteit, waarvoor mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister gevraagd wordt, erkent;

Overwegende dat uit het omstandig dossier dat aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken bezorgd werd door de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » blijkt dat de geplande onderzoeksactiviteit op alle gebied voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 5 van het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995;

Gelet op het advies nr. 23/97 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitgebracht op 11 september 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, laatst gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het om de geplande onderzoeksactiviteit betreffende het religieus en ethisch pluralisme in Europa tot een goed einde te kunnen brengen van belang is dat de Katholieke Universiteit Leuven en de « Université Catholique de Louvain » zo snel mogelijk mededeling krijgen van de informatiegegevens uit het Rijksregister die nodig zijn voor het onderzoek, aangezien de bevraging van de personen die de steekproef vormen moet beginnen in februari 1998;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid, en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het kader van hun onderzoeksactiviteit naar het religieus en ethisch pluralisme in Europa wordt aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université Catholique de Louvain » machtiging verleend om mededeling te ontvangen van de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (beperkt tot de geboortedatum), 3° en 5° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en dit voor het samenstellen van een representatieve steekproef, bestaande uit 6.500 personen, van 18 jaar en ouder, die ten behoeve van het bovenvermelde onderzoeksproject zullen bevraagd worden.

Art. 2.De personen die de steekproef vormen, bedoeld in artikel 1, zullen voor de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de onderzoeksinstelling waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die zij nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.

Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.

Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.

Art. 3.De mededeling van de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens uit het Rijksregister geschiedt aan de rector van de Katholieke Universiteit Leuven en aan de rector van de « Université Catholique de Louvain ».

De personen bedoeld in het eerste lid duiden onder de leden van het personeel, naargelang het geval, van het Interuniversitair Steunpunt politieke opinieonderzoek, afgekort I.S.P.O., van de Katholieke Universiteit Leuven, en van het « Point d'appui interuniversitaire sur l'Opinion publique et la politique », afgekort P.I.O.P., van de « Université Catholique de Louvain » bij name en schriftelijk, aan wie gebruik mag maken van de informatiegegevens in het kader van hun onderzoeksactiviteit, en dit enkel voor de doeleinden bedoeld in artikel 1.

De lijst van de leden van het personeel bedoeld in het voorgaande lid, met aanduiding van hun functie, wordt opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavig besluit. Zodra hij is opgesteld wordt hij aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden.

Art. 4.De met toepassing van artikel 1 uit het Rijksregister verstrekte informatiegegevens moeten worden gewist of vernietigd binnen twee maanden volgend op de beëindiging van het onderzoek en uiterlijk op 31 december 1998.

Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.

Voor de toepassing van het vorige lid worden de natuurlijke personen op wie deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers niet als derden beschouwd.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^