Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 augustus 1997
gepubliceerd op 30 augustus 1997

Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie

bron
ministerie van justitie
numac
1997009697
pub.
30/08/1997
prom.
08/08/1997
ELI
eli/besluit/1997/08/08/1997009697/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid op het artikel 4, 2°, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 oktober 1996 houdende wijziging van diverse verordeningsbepalingen toepasselijk op de rijksambtenaren;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie;

Gelet op het gemeenschappelijk akkoord van Onze Ministers van Ambtenarenzaken en van Begroting, gegeven op 18 december 1996;

Gelet op het protocol nr. 148 van 3 juli 1997 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité III - Justitie, zijn vermeld;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de aanpassing van de administratieve loopbaan van de ambtenaren, titularissen van bijzondere graden op dezelfde wijze moet geschieden als deze voor de ambtenaren, titularissen van gemene graden; bijgevolg dienen de weddeschalen van de ambtenaren, titularissen van bijzondere graden bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie te worden vastgesteld;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organieke regeling Afdeling 1. - Administratief personeel

Artikel 1.1. Aan de graad van bibliothecaris (rang 26) wordt de weddeschaal 26 E verbonden. 2. De bibliothecaris die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddeschaal 26 H.

Art. 2.1. Aan de graad van eerstaanwezend bibliothecaris (rang 28) wordt de weddeschaal 28 C verbonden. 2. De eerstaanwezend bibliothecaris die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 28 D bekomen. Afdeling 2. - Technisch personeel

Art. 3.Aan de graad van adjunct-technicus in de grafische kunsten (rang 20) wordt de weddeschaal 20 A verbonden.

De adjunct-technicus in de grafische kunsten die vier jaar graadanciënniteit heeft, geniet de weddeschaal 20 B.

Art. 4.1. Aan de graad van technicus in de grafische kunsten (rang 20) wordt de volgende weddeschaal verbonden : 718.547 - 1.085.035 3 x 1 x 10.676 2 x 2 x 14.232 2 x 2 x 28.463 10 x 2 x 24.907 (Kl. 20 j. N.2 - G.A) 2. De technicus in de grafische kunsten die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal verkrijgen : 753.601 - 1.120.089 3 x 1 x 10.676 2 x 2 x 14.232 2 x 2 x 28.463 10 x 2 x 24.907 (Kl. 20 j. N.2 - G.A) Afdeling 3. - Meesters-, vak- en dienstpersoneel

Art. 5.Aan de graad van drukkerijbeambte (rang 40) wordt de weddeschaal 40 B verbonden.

De drukkerijbeambte die twee jaar graadanciënniteit heeft, geniet de volgende weddeschaal : 504.238 - 590.488 3 x 1 x 4.342 2 x 2 x 4.342 10 x 2 x 6.454 (Kl. 18 j. N.4 - G.A)

Art. 6.1. Aan de graad van geschoold drukkerijbeambte (rang 42) wordt de weddeschaal 42 C verbonden. 2. De geschoold drukkerijbeambte die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 42 E verkrijgen.

Art. 7.1. Aan de graad van specialist in de grafische kunsten (rang 30) wordt de weddeschaal 30 E verbonden. De specialist in de grafische kunsten die vier jaar graadanciënniteit heeft, geniet de weddeschaal 30 G. 2. De specialist in de grafische kunsten die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal verkrijgen : 586.987 - 764.048 3 x 1 x 8.733 5 x 2 x 10.655 7 x 2 x 13.941 (Kl. 18 j. N.3 - G.A) 3. De specialist in de grafische kunsten die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de volgende weddeschaal verkrijgen : 631.976 - 836.919 3 x 1 x 8.733 5 x 2 x 10.655 9 x 2 x 13.941 (Kl. 18 j. N.3 - G.A)

Art. 8.Aan de graad van werkmeester in de grafische kunsten (rang 32) wordt de volgende weddeschaal verbonden : 667.528 - 902.600 3 x 1 x 8.820 10 x 2 x 14.100 4 x 2 x 16.903 (Kl. 18 j. N.3 - G.A) HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen

Art. 9.De weddeschalen verbonden aan de hiernavermelde bijzondere graden worden als volgt vastgesteld : rechtskundig adviseur (R13) 1.115.290 - 1.703.009 11 x 2 x 53.429 (Kl. 24 j. N.1 - G.B) adjunct-adviseur-hoofd van dienst (R12) 1.018.768 - 1.514.768 3 x 1 x 24.933 11 x 2 x 38.291 (Kl. 24 j. N.1 - G.B) adjunct-rechtskundig adviseur (R11) eerstaanwezend inspecteur (R11) 898.575 - 1.394.575 3 x 1 x 24.933 11 x 2 x 38.291 (Kl. 24 j. N.1 - G.B) geneesheer (R10) die vier jaar graadanciënniteit heeft 1.143.431 - 1.610.918 3 x 1 x 24.933 9 x 2 x 43.632 (Kl. 24 j. N.1 - G.B)

Art. 10.1. Aan de graad van geneesheer (vlakke loopbaan in uitdoving) (rang 10) wordt de weddeschaal 10 D verbonden; 2. De geneesheer (vlakke loopbaan in uitdoving) (rang 10) die vier jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de weddeschaal 10 E.

Art. 11.Aan de graad van geneesheer- directeur (vlakke loopbaan in uitdoving) (rang 13) wordt de weddeschaal 13 D verbonden. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen

Art. 12.De ambtenaar benoemd in de graad van geschoold arbeider, voorheen bekleed met de geschrapte graad van onderhoudschef en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 603.877 - 693.527 3 x 1 x 4.342 2 x 2 x 6.042 10 x 2 x 6.454 (Kl. 18 j. N.4 - G.A)

Art. 13.De ambtenaar benoemd in de graad van geschoold drukkerijbeambte, voorheen bekleed met de geschrapte graad van hoofdvouwer-verzender en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 603.877 - 693.527 3 x 1 x 4.342 2 x 2 x 6.042 10 x 2 x 6.454 (Kl. 18 j. N.4 - G.A)

Art. 14.De ambtenaar benoemd in de graad van vakman, voorheen bekleed met de geschrapte graad van eerste operateur fotograaf en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 531.046 - 715.064 3 x 1 x 5.595 5 x 2 x 11.141 8 x 2 x 13.941 (Kl. 18 j. N.3 - G.A)

Art. 15.De ambtenaar benoemd in de graad van werkmeester in de grafische kunsten, voorheen bekleed met de geschrapte graad van hoofdcorrector, magazijnmeester, hoofd van de dienst abonnementen, chef van het materieel of werkmeester en die in dienst is op 1 mei 1995, geniet de weddeschaal 32 B.

Art. 16.De ambtenaar benoemd in de graad van werkmeester in de grafische kunsten, voorheen bekleed met de geschrapte graad van opperwerkmeester en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 823.067 - 1.049.030 3 x 1 x 8.905 14 x 2 x 14.232 (Kl. 18 j. N.3 - G.A)

Art. 17.De ambtenaar benoemd in de graad van bestuursassistent, voorheen bekleed met de geschrapte graad van verificateur en die in dienst is op 1 mei 1995, behoudt het voordeel van de volgende weddeschaal : 655.680 - 997.261 3 x 1 x 10.676 2 x 2 x 14.232 2 x 2 x 28.463 9 x 2 x 24.907 (Kl. 20 j. N.2 - G.A)

Art. 18.Voor de ambtenaren die ambtshalve benoemd worden in een nieuw opgerichte graad, krachtens het artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van sommige administratieve bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie en van het artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 tot vaststelling van sommige administratieve bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie behorende tot de niveaus 2, 3 en 4, wordt de wedde vastgesteld in de weddeschaal die volgens de bij dit besluit gevoegde tabel overeenstemt met de schaal van de opgerichte graad.

Art. 19.Er kan aan de leden van de Rechterlijke Orde met opdracht overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie een weddebijslag worden toegekend gelijk aan de weddebijslag zoals voorzien is bij artikel 357 1 van het Gerechtelijk Wetboek voor de eerste substituut-procureur des Konings na negen jaren ambtsuitoefening, bij artikel 369, 1° of bij artikel 374, 1° van het Gerechtelijk Wetboek, volgens de hoedanigheid van de personen met opdracht. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 20.1. De weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden hernomen in het artikel 1, I A, II A en II B a van het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Justitie, zoals het gewijzigd werd door latere besluiten, worden vervangen door de weddeschalen op de data vermeld in het artikel 9. 2. Het artikel 1, I A, II A en II B a van het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden bij het Ministerie van Justitie, zoals het gewijzigd werd door latere besluiten, wordt opgeheven.3. Het koninklijk besluit van 19 maart 1996 tot vaststelling van sommige geldelijke bepalingen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4, wordt opgeheven.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 18 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Hoofdbestuur van het Ministerie van Justitie, met uitzondering van het artikel 9 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juni 1994.

Art. 22.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 augustus 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^