Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 oktober 2018
gepubliceerd op 19 oktober 2018

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 2017, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2018204774
pub.
19/10/2018
prom.
07/10/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 OKTOBER 2018. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 2017, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 2017, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf".

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 oktober 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 2017 Statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 29 november 2017 onder het nummer 143094/CO/215)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Art. 2.De statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", zoals zij werden vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, en haar latere wijzigingen, worden gecoördineerd overeenkomstig de hierna opgestelde tekst.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeids overeenkomst van 21 december 2016Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 21/12/2016 pub. 18/01/2017 numac 2017030074 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten houdende de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (registratienummer 138194/CO/215).

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2018 en is gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan worden opgezegd door één van de partijen, mits een opzegging van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en aan de organisaties welke zijn vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 2017, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" STATUTEN HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel en duur

Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", hierna het "fonds" genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te Zellik, Leliegaarde 22.

Hij kan, bij beslissing van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1° het innen van de bijdragen nodig voor de werking van het fonds;2° aan de bij artikel 6 bedoelde bedienden een aanvullende sociale uitkering toe te kennen en te vereffenen;3° het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding en van de beheers- en begeleidingskosten aan de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar, in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden en in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van sommige bejaarde bedienden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen, evenals de bijzondere werkgeversbijdragen bedoeld in hoofdstuk VI van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), laatst gewijzigd door de programmawet (I) van 29 maart 2012, die zijn verschuldigd op de aanvullende vergoeding betaald door het voornoemde sociaal waarborgfonds, evenwel onverminderd de bepalingen op dit stuk van de hier genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 29 maart 2010;4° de uitkering te verzekeren van de vergoeding voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst verlengd door hoofdstuk VII van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 houdende akkoord van sociale vrede 2014;5° het financieren van de initiatieven te nemen door de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties, met het oog op de sociale en beroepsopleiding en op de uitwerking van in het paritair comité gemaakte en te maken collectieve arbeidsovereenkomsten;6° de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 13, § 2 van deze statuten, ter financiering van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 betreffende vorming en tewerkstelling;7° het financieren van de codex houdende de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;8° het financieren van onderzoek uitgevoerd door de sociale partners uit de sector gericht op de sociaal-economische ontwikkelingen van de kleding- en confectiebedrijven, zowel op het nationale als op het mondiale vlak met het oog op het te voeren sectorbeleid;9° het innen van een bijdrage voor een sectorale hospitalisatieverzekering en het financieren en beheren daarvan.

Art. 4.Het fonds is voor de duur van één jaar opgericht met ingang van 1 januari 1974.

De duur ervan wordt telkens met één jaar verlengd, indien niet vóór 30 juni van het voorafgaande jaar een opzegging wordt betekend door ten minste vijf stemgerechtigde leden van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.De bepalingen van deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en op de door deze werkgevers tewerkgestelde bedienden. HOOFDSTUK III. - Syndicale premie

Art. 6.§ 1. De in artikel 5 bedoelde bedienden, die lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, hebben recht op de bij artikel 7 vastgestelde syndicale premie voor zover zij op cumulatieve wijze de hierna onder a) vermelde voorwaarden en de beide onder b) opgesomde voorwaarden vervullen : a) in één van de ondernemingen bedoeld in artikel 5 zijn tewerkgesteld op 31 maart;b) 1° op 31 maart sinds tenminste zes maanden zijn aangesloten bij één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd;2° van dit recht niet zijn uitgesloten ingevolge een verstoring van de sociale vrede.Deze uitsluiting wordt vastgesteld door een beperkt comité dat daartoe is aangesteld in de schoot van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 2. De in § 1 bedoelde bedienden die worden gepensioneerd tussen 31 maart van een jaar waarvoor zij de voorwaarden van toekenning van de syndicale premie vervullen en 31 maart van het volgend jaar, genieten eveneens de uitkering met betrekking tot dit laatste jaar. § 3. Hebben eveneens recht op de syndicale premie, de in § 1 bedoelde bedienden die lid zijn van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meerdere kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest tot na 31 maart van een bepaald jaar en die volledig en ononderbroken werkloos zijn gebleven tot 31 maart van het eerstvolgende jaar. § 4. Hebben eveneens recht op de syndicale premie, de in § 1 bedoelde bedienden die lid zijn van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meerdere kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest tot na 31 maart van een bepaald jaar en die volledig en ononderbroken werkloos zijn gebleven tot 31 maart van één van de twee volgende jaren na 31 maart van het eerstvolgende jaar werkloosheid, bedoeld in § 3 van dit artikel. § 5. De uitkering van de syndicale premie aan deze rechthebbenden tijdens een ononderbroken werkloosheidsperiode kan slechts worden opgevorderd indien zij, op het ogenblik van het indienen van de aanvraag tot uitkering van de syndicale premie, bij het uitbetalend organisme van hun keuze en ten behoeve van het fonds : - een attest inleveren, uitgaande van de werkgever van de kleding- en confectiesector die hen het laatst tewerkstelde en waaruit de datum van het ontslag blijkt; - een bewijs van ononderbroken werkloosheid voorleggen, uitgaande van het betaalorganisme van de wettelijke werkloosheidsvergoeding.

Art. 7.Het bedrag van de syndicale premie, welke elk dienstjaar aan de rechthebbenden moet worden toegekend, wordt vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

De syndicale premie wordt, in naam van het fonds, aan de belanghebbenden uitbetaald door de werknemersorganisatie waarbij zij zijn aangesloten tegen afgifte van een door het fonds uitgereikte titel. Deze titel wordt door het fonds aan de in artikel 5 bedoelde bedienden gezonden.

De raad van beheer van het fonds stelt alle andere modaliteiten vast betreffende de uitreiking en de controle van de attesten.

Art. 8.Vóór het einde van elk dienstjaar en op verplichtende wijze in de loop van de maand december, komt de raad van beheer van het fonds samen, op uitnodiging van zijn voorzitter, om vast te stellen of de sociale vrede al dan niet werd geëerbiedigd, zowel in het vlak van de bedrijfssectoren, als in dat van de ondernemingen.

De raad van beheer stelt vervolgens de bedragen vast welke ter beschikking moeten worden gesteld van de meest representatieve werknemersorganisaties, welke zich met het uitkeren van bedoelde sommen aan de rechthebbenden belasten.

Het bedrag van de syndicale premie, de voorwaarden van toekenning en de betaling worden vastgesteld, eventueel op voorstel van de raad van bestuur, door een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Beheer

Art. 9.Het fonds wordt door een paritaire raad van beheer beheerd.

Deze raad is samengesteld uit vijf leden die de bedienden en uit vijf leden die de werkgevers vertegenwoordigen, die door het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf in zijn schoot worden aangeduid.

De hoedanigheid van lid van de raad van beheer gaat verloren gelijktijdig met het verlies van de hoedanigheid van effectief of plaatsvervangend lid van het paritair comité. In dit geval duidt de betrokken organisatie een nieuw lid aan dat het mandaat van zijn voorganger beëindigt.

Art. 10.Elk jaar stelt de raad van beheer in zijn schoot een voorzitter en een ondervoorzitter aan.

Voor het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap wordt een beurtregeling toegepast onder de vertegenwoordigers van de werkgevers en deze van de bedienden.

Art. 11.De raad van beheer vergadert op uitnodiging van zijn voorzitter.

De voorzitter dient de raad van beheer minstens éénmaal per semester bijeen te roepen en telkens als ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.

De uitnodiging vermeldt de bondige agenda.

De notulen worden opgesteld door de directeur van het fonds en ondertekend door de voorzitter van de vergadering.

De uittreksels uit de notulen worden door de voorzitter en één beheerder ondertekend.

De beslissingen worden genomen met enkelvoudige meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. De stemming is geldig wanneer ten minste twee leden van elke paritaire groep aan de stemming hebben deelgenomen, en op voorwaarde dat het ter stemming gelegde punt duidelijk staat vermeld op de agenda van de vergadering.

Art. 12.De raad van beheer heeft tot taak het fonds te beheren en alle voor zijn goede werking vereiste maatregelen te treffen. Hij beschikt over de ruimste machten voor het beheer en de leiding van het fonds.

De raad van beheer verschijnt in rechte in naam van het fonds.

De raad van beheer kan aan één of meer van zijn leden, of zelfs aan derden, bijzondere machten overdragen.

Voor alle handelingen, andere dan deze waarvoor de raad bijzondere volmachten verleent, volstaat de gemeenschappelijke handtekening van twee beheerders, één van elke paritaire groep.

De verantwoordelijkheid van de beheerders is beperkt tot de uitvoering van hun mandaat en hun beheer en behelst geen enkele persoonlijke verplichting ten aanzien van de verbintenissen van het fonds. HOOFDSTUK V. - Financiering

Art. 13.§ 1. Het fonds beschikt over de door in artikel 5 van deze statuten bedoelde werkgevers verschuldigde bijdragen. § 2. Ter uitvoering van artikel 3, 6° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 april 2015 tot 30 juni 2019 : 30,61 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen.

Art. 14.Van 1 januari 2018 tot 30 juni 2019 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,98 pct. van de bruto wedden der bedienden.

Art. 15.De bijdragen worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

Aan de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het sociaal fonds gestorte bedragen worden de door de raad van beheer aan het sociaal fonds vastgestelde beheer- en werkingskosten afgetrokken. HOOFDSTUK VI. - Begroting, rekeningen

Art. 16.Het maatschappelijk dienstjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.

Op laatstgenoemde datum worden de rekeningen afgesloten en onderzocht door de raad van beheer; vervolgens door een door het Paritair Comité voor de bedienden van de kleding- en het confectiebedrijf aangeduide accountant, welke ermede wordt belast ze te controleren.

Vóór 1 mei worden de jaarrekeningen, het jaarverslag met betrekking tot het fonds voor bestaanszekerheid en het verslag van de revisor(en) of de accountant(s) overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.

Art. 17.Bij de aanvang van elk dienstjaar en vóór 1 mei, maakt de raad van beheer van het fonds een begroting voor het dienstjaar op.

Deze begroting moet behelzen : 1° het bedrag van de onder de bedienden te verdelen sommen, indien de bij artikel 8 voorziene voorwaarden zijn vervuld;2° het bedrag van de sommen welke toekomen aan de werkgevers- en werknemersorganisaties in verband met de initiatieven bedoeld in artikel 3, 5° van deze statuten;3° het voor de beheer- en werkingskosten voorbehouden bedrag;4° het ereloon van de accountant die met het nazicht van de rekeningen is belast. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening

Art. 18.Het fonds kan worden ontbonden onder de in artikel 4 voorziene voorwaarden of ten alle tijde bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.

Het paritair comité stelt de vereffenaars aan en bepaalt de vereffeningsmodaliteiten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^