gepubliceerd op 25 juli 2005
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 15, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
7 JULI 2005. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 15, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 15, § 5, laatst gewijzigd bij de programmawet van 2 augustus 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 2 juni 2005;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat dit koninklijk besluit verbonden is aan de bij hoogdringendheid te nemen maatregelen betreffende een betere inning van de bijdragen, in het bijzonder het koninklijk besluit waarbij onder meer de performantiecriteria op basis waarvan richtlijnen aan de fondsen worden opgelegd, worden vastgesteld, zodat het aangewezen is beide besluiten op hetzelfde ogenblik en zo spoedig mogelijk te nemen;
Gelet op het advies nr. 38.545/3 van de Raad van State, gegeven op 9 juni 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Middenstand, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 50bis van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, opgeheven bij koninklijk besluit van 2 juli 1981, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «
Artikel 50bis.§ 1. De sociale verzekeringsfondsen kunnen afzien van de invordering van verschuldigde bijdragen en aanhorigheden wanneer een schuldvordering ten aanzien van iemand die niet meer onderworpen is aan het koninklijk besluit nr. 38 minder dan 500 EUR bedraagt.
Indien de afwezigheid van betaling een weerslag heeft op de pensioenrechten van belanghebbende, moet het betrokken fonds hem hiervan op de hoogte brengen alvorens genoemde schuldvordering als oninvorderbaar te beschouwen. § 2. De sociale verzekeringsfondsen moeten niet overgaan tot de terugbetaling van bijdragen en aanhorigheden of tot de betaling van moratoriumintresten aan iemand die niet meer onderworpen is aan het koninklijk besluit nr. 38 wanneer het bedrag ervan minder dan 25 EUR bedraagt en het betrokken fonds niet beschikt over de voor de betaling vereiste gegevens, inzonderheid over het correcte bankrekeningnummer. »
Art. 2.Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE