Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 december 2010
gepubliceerd op 17 december 2010

Koninklijk besluit houdende uitvoering van hoofdstuk Ibis van de eerste titel van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2010010003
pub.
17/12/2010
prom.
07/12/2010
ELI
eli/besluit/2010/12/07/2010010003/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van hoofdstuk Ibis van de eerste titel van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van Koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd betreft de uitvoering en de inwerkingtreding van de resterende en het overgrote deel van de bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Voor het goede begrip dient daarbij genoteerd dat deze wet eveneens werd gewijzigd door de wet van 27 maart 2003.

Voornoemde wetten voorzien in de welkome informatisering en centralisatie van de beslagberichten in een nationaal register. Thans worden beslagberichten nog steeds in papieren vorm op de griffies verwerkt en geklasseerd in zogenaamde beslagtrommels, zodat elke belanghebbende zich steeds ter plaatse dient te gaan om de berichten te consulteren. Er blijft bijgevolg veel ruimte voor materiële vergissingen en de beperkte centralisering van de beslagberichten per gerechtelijk arrondissement maakt van de consultatie van voornoemde berichten een omslachtige en diffuse praktijk.

Een centralisatie van het beheer van de beslagberichten laat al lang op zich wachten. Niet alleen zou het, zoals aangestipt, een belangrijke verbetering betekenen voor de organisatie van de gerechtelijke diensten, de balies en gerechtsdeurwaarders; de realisatie ervan zal een betere begeleiding van hulpbehoevenden mogelijk maken en een belangrijke bijdrage inhouden in de armoedebestrijding. Het zal immers toelaten de armoede beter in kaart te brengen en een efficiënter beleid toelaten.

Initiatieven voor het opzetten van een centrale databank uit het verleden konden niet tot een goed einde worden gebracht. Vanaf september 2009 werden, onder aansturing van de diensten van de FOD Justitie en in samenwerking met de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, nieuwe inspanningen gedaan en investeringen opgezet om tot oprichting van het centraal bestand te komen.

De Nationale Kamer van de Gerechtsdeurwaarders krijgt in de toepassing een centrale rol en wordt overeenkomstig de wet beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van de privacywet (artikel 1389bis/2 van het Gerechtelijk wetboek). De verwerking van de gegevens zal gebeuren onder het toezicht van een Beheers- en toezichtcomité (artikel 1389bis/8 van het Gerechtelijk Wetboek).

Van bij de nieuwe opstart van de voorbereidende werkzaamheden speelt bijgevolg de Nationale Kamer van de Gerechtsdeurwaarders een voorname rol in de overkoepelende werkgroep. Deze was samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Justitie, de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, de projectontwikkelaar en, in een latere fase aangevuld met andere stakeholders als, de griffiers van de rechtbanken van eerste aanleg, de FOD Financiën, de verscheidene orden van advocaten, de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen, de Nationale Bank van België en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. Een planning werd uitgewerkt waarbij de verscheidene stappen voor het ontwerp, de bouw, de testfase en de implementatie van de databank werden vooropgesteld. Daarnaast werd een stappenplan opgesteld voor de juridische en andere organisatorische aspect voor de inwerkingtreding van het systeem. Deze werkzaamheden verliepen ononderbroken en volgens een gestadig ritme, eerst informeel en daarna formeel tussen september 2009 en 4 oktober 2010, datum van oplevering van de testversie. Bij de technische ontwikkeling kende men weliswaar enige vertraging, maar uiteindelijk heeft dit geleid tot een bevredigend resultaat zodat het centraal bestand op korte termijn kan worden opgestart. Het voorliggend ontwerp van Koninklijk besluit moet daartoe op regelgevend vlak de mogelijkheid bieden.

Het ontwerpbesluit betreft niet alleen de formele inwerkingtreding van de artikelen van de wet (artikel 11 van het ontwerp), maar bepaalt verder ook de modellen van de berichten (artikel 1 en de modellen gevoegd in de bijlagen 1 tot 4 alsook artikel 2), de modaliteiten van verzending van de berichten (artikelen 3 tot 5), de overdracht van de gegevens van het rijksregister (artikel 6) en de bewaartermijnen (artikel 7) en de raadpleging van de databank (artikelen 8 tot 9). Er werd uiteraard rekening gehouden met de adviezen van de Raad van State die in bijlage aan dit verslag worden bekend gemaakt.

De formele juridische adviesprocedure werd aangevat nadat met zekerheid een planning was opgesteld voor de oplevering van de informaticatoepassing, en verliep nadat de overkoepelende werkgroep daarover op 8 maart 2010 had beslist.

De FOD Justitie startte aldus op 9 maart 2010 op de voorbereidende administratieve akten voor de regelgeving, de uitnodigingsbrieven aan de organen die zullen zitting hebben in het beheerscomité van het centraal bestand en de oproep tot kandidaten;

Op 21 en 26 april 2010 werden de brieven verstuurd aan de verscheidene stakeholders betreffende de samenstelling van het beheers- en toezichtcomité van het centraal bestand.

In het Belgisch Staatsblad van 21 april 2010 werd de oproep tot kandidaten voor de leden van beheers- en toezichtcomité van het centraal bestand, bekend gemaakt.

Van 21 mei 2010 tot 10 juni 2010 verliep de administratieve en begrotingscontrole.

De voorbereiding tot de realisatie van het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling heeft zodoende sedert de hernieuwde aanvang ervan in september 2009 een regelmatig verloop gekend.

Zoals hierboven omschreven heeft men sedert het ontstaan van de wetgeving in 2000 tevergeefs moeten wachten op de uitvoering van deze wetgeving. De oprichting van het centraal bestand is nochtans een onontbeerlijk instrument in de strijd tegen de armoede en kan een essentiële bijdrage betekenen aan de inspanningen die ter zake moeten worden geleverd op het vlak van de begeleiding van de minvermogenden.

Nu alle instrumenten beschikbaar zijn is het bijgevolg aangewezen niet langer te wachten met de inwerkingtreding van de wet.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

ADVIES 48.315/2 VAN 15 JUNI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 21 mei 2010 door de Minister van justitie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 27 maart 2003 tot wijziging van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek", heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafzaande vormvereisten Het advies van de Inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting (1) ontbreken in het dossier.

De steller van het ontwerp moet erop toezien dat deze voorafgaande vormvereisten vervuld zijn. Mochten deze laatste een wijziging van het ontwerp meebrengen, dan moet de aldus gewijzigde tekst opnieuw voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.

Algemene opmerkingen 1.1. De afdeling Wetgeving is geallieerd omtrent drie onderscheiden ontwerpen met als opschrift - koninklijk besluit tot inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 27 maart 2003 tot wijziging van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (ontwerp 48.315/2); - koninklijk besluit tot organisatie van het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling ingevolge de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeiing, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (ontwerp 48.316/2); - koninklijk besluit voor de raadpleging van berichten uit het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling (ontwerp 48.317/2). 1.2. Aangezien die drie ontwerpen betrekking hebben op de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, en op het bestand van berichten, wordt voorgesteld ze samen onder te brengen in één enkel ontwerp van besluit met als opschrift "koninklijk besluit houdende uitvoering van hoofdstuk Ibis van de eerste titel van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek". 1.3. In dat geval moet in de aanhef van het nieuwe besluit verwezen worden naar de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek waaraan het rechtsgrond ontleent.

In de eerste plaats moet verwezen worden naar de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek die rechtsgrond opleveren voor het ontwerpbesluit, namelijk de artikelen 1389bis/5, tweede lid, 1390quinquies, tweede lid, 1390sexies, 1390septies, tweede en zesde lid, en 1391, § 3, vervangen bij de wet van 20 mei 2000.

Voorts moet verwezen worden naar artikel 29 van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. 2. Er is geen grond om de bepalingen van de wet van 27 maart 2003 tot wijziging van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek in werking te laten treden. Artikel 5 van die wet, dat geen machtiging verleent aan de Koning, bepaalt immers : « Elke bepaling van deze wet treedt in werking op dezelfde datum als de door deze wet gewijzigde bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. » De bepalingen van de voornoemde wet van 27 maart 2003 treden dus automatisch in werking zodra de gewijzigde bepalingen van de voornoemde wet van 29 mei 2000 in werking treden.

Bijgevolg : 1° behoort in de aanhef van het ontwerpbesluit niet verwezen te worden naar artikel 5 van de voornoemde wet van 27 maart 2003;2° moet artikel 1, 2° vervallen. Bijzondere opmerking Artikel 1 Er moet ook worden gezorgd voor inwerkingtreding van artikel 27 van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuidenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. KREINS, kamervoorzitter, P. VANDERNOOT, staatsraden ;

De dames : M. BAGUET, A.-C. VAN GEERSDAELE, griffer.

Het verslag werd uitgebracht door de heer A. LEFEBVRE, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. VANDERNOOT. De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE. De voorzitter, Y. KREINS. (1) En niet de "Minister van Begroting", zoals vermeld staat in de aanhef van het ontwerp. ADVIES 48.316/2 VAN 15 JUNI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 21 mei 2010 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van dertig da en, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot organisatie van het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling ingevolge de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek", heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoordineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten Het advies van de Inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting (1) ontbreken in het dossier.

De steller van het ontwerp moet erop toezien dat deze voorafgaande vormvereisten vervuld zijn. Mochten deze laatste een wijziging van het ontwerp meebrengen, dan moet de aldus gewijzigde tekst opnieuw voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.

Algemene opmerkingen 1. Er wordt verwezen naar algemene opmerking 1 in advies 48.315/2, dat heden is verstrekt omtrent een ontwerp van koninklijk besluit "tot inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldeuregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 27 maart 2003 tot wijziging van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek". 2. In het ontwerp moeten alle bepalingen vervallen die er uitsluitend toe strekken bepalingen van een hogere regeling in herinnering te brengen door ze over te nemen of te parafraseren, te weten in casu die welke voorkomen in het Gerechtelijk Wetboek. Zodanige bepalingen zijn niet alleen overbodig, maar ze verhullen bovendien de ware aard van de hogere regeling. Door deze over te nemen, handelt de steller van het ontwerp alsof hij bevoegd zou zijn om die hogere regel vast te stellen en bijgevolg te wijzigen.

In dit verband wordt verwezen naar de bijzondere opmerkingen. 3. In het ontwerp moet dezelfde terminologie worden gebruikt als die welke voorkomt in de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. In dit verband wordt verwezen naar de bijzondere opmerkingen.

Bijzondere opmerkingen Opschrift De redactie van de Franse versie van het opschrift moet worden herzien; het is immers ongepast te schrijven dat een koninklijk besluit de wet "organiseert" die erdoor wordt uitgevoerd.

Fundamenteler nog, de in het opschrift vermelde wet van 29 mei 2000 wijzigt het Gerechtelijk Wetboek; in het opschrift moeten dus de ter zake dienende bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek vermeld worden die bij het ontwerp ten uitvoer worden gelegd.

Bovendien stemmen de Nederlandse en de Franse versie van het opschrift niet overeen.

Aanhef 1. Er wordt verwezen naar algemene opmerking 1.3. van het heden verstrekte advies 48.315/2. 2. Er is geen grond om te verwijzen naar de wet van 27 maart 2003 tot wijziging van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Dispositief Artikel 1 1. Artikel 1 bepaalt : "De modellen van bericht zoals bepaald in de artikelen 1390, 1390bis, 1390ter en 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek worden omschreven op een elektronische drager.Deze drager heeft als eigenschap dat de onveranderlijkheid van elk model wordt gewaarborgd".

Deze bepaling is onvoldoende duidelijk.

Krachtens artikel 1390sexies, tweede zin, van het Gerechtelijk Wetboek worden de modellen van de berichten door de Koning opgemaakt. Dit is trouwens de opzet van de bijlagen bij het ontwerp. Bijgevolg wordt voorgesteld artikel 1 als volgt te schrijver : « De berichten voorgeschreven in de artikelen 1390 tot 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek (2) worden opgesteld ineen exemplaar dat overeenstemt met de modellen in de bijlagen 1 tot 4 van dit besluit".

De bijlagen bij het ontwerp moeten genummerd worden met Arabische cijfers en moeten een opschrift bevatten dat de opzet ervan omschrijft. Aan het eind van de bijlagen moet tevens de vermelding "Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van...... betreffende..." voorkomen en ze moeten dezelfde datum en handtekening dragen als die welke voorkomen in de tekst waarbij ze gevoegd worden. 2. De steller van het ontwerp heeft wellicht willen preciseren dat de formulieren van berichten beschikbaar zijn in een digitale versie en, zoals voorgeschreven bij artikel 3, in een papieren versie.Indien dit inderdaad de bedoeling is van de steller van het ontwerp, moet het worden gepreciseerd in een tweede lid van artikel 1.

Artikel 2 1. Paragraaf 1 is overbodig (3) en moet vervallen.De steller van het ontwerp dient echter de bijlagen aan te vullen, zodat ze alle vermeldingen bevatten die worden voorgeschreven bij de artikelen 1390 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. 2. Paragraaf 2 betreft een vermelding die de gerechtsdeurwaarder of de notaris dient toe te voegen in een bericht dat voorheen reeds is verzonden.Het zou dus beter zijn deze paragraaf op te nemen in artikel 5 van het ontwerp.

Om te voorkomen dat artikel 1390quinquies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt geparafraseerd, schrijve zeen voorts « De vermelding van de definitieve verdeling (4) genoemd in artikel 1390quinquies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek geschiedt binnen drie dagen (5) volgend op deze verdeling (vervolgens preciseren hoe die vermelding geschiedt, veronderstellenderwijs met de woorden "overeenkomstig artikel 4"). » Artikel 3 Er wordt verwezen naar opmerking 2 gemaakt onder artikel 1.

Hoe dan ook moet worden verwezen naar de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, en niet naar de voornoemde wet van 29 mei 2000 (6).

Artikelen 4 en 5 In het ontwerp is nu eens sprake van de "gebruikers" (artikel 4, § 1, tweede lid, tweede zin, en § 2, artikel 5), dan weer van de "gemachtigde gebruikers" (artikel 4, § 1, derde lid, en § 2, artikel 6). De laatstgenoemde uitdrukking komt evenwel niet voor in de voornoemde wet van 29 mei 2000. Onder de termen "gebruiker" en "gemachtigde gebruiker" worden blijkbaar de verzenders van de berichten verstaan. In artikel 5 worden met het woord "gebruikers" nochtans de personen bedoeld die het bericht kunnen raadplegen. Dit is eveneens het geval in het ontwerp van koninklijk besluit "voor de raadpleging van berichten uit het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling", waarover de Raad van State heden advies 48.317/2 heeft verstrekt en waarin de begrippen "gebruiker" en "gemachtigde gebruiker" doelen op de personen die het bestand met de berichten kunnen raadplegen. Een zodanige werkwijze kan tot verwarring leiden. Zo vraagt de Raad van State zich af of in artikel 4, § 1, tweede lid, tweede zin, het woord "gebruiker" eveneens slaat op diegenen die alleen het bestand met de berichten kunnen raadplegen.

Het ontwerp moet dienovereenkomstig worden aangepast.

Artikel 4 1. Artikel 1390sexies, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt "De Koning bepaalt de modaliteiten van de verzending van alle berichten aan het bestand van berichten". 1.1. Artikel 1389 bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling "bestand van berichten " wordt genoemd.

Deze uitdrukking moet worden gebezigd in het voorliggende ontwerp en niet de uitdrukking "centraal bestand". 1.2. Het ligt in de bedoeling van de steller van het ontwerp dat deze verzending langs elektronische weg geschiedt. Paragraaf 1, eerste lid, dient bijgevolg te worden geredigeerd als volgt : « Alle berichten voorgeschreven inde artikelen 1390 tot 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek worden langs elektronische weg verzonden naar het bestand van berichten. » Indien zulks overeenstemt met de bedoeling van de steller van het ontwerp zou paragraaf 1, tweede lid, geredigeerd kunnen worden als volgt : « De Nationale Kamer organiseert de verzending van de berichten door middel van aangepaste beveiligingstechnieken zodat de herkomst, de vertrouwelijkheid en de integriteit van de inhoud worden gewaarborgd. » 1.3. In verband met paragraaf 1, tweede lid, tweede zin, wordt verwezen naar de opmerking onder de artikelen 4 en 5. 2. De Raad van State heeft bedenkingen bij het feit dat de datum van verzending van de berichten overeenkomt met de datum van het bericht van ontvangst dat het bestand van berichten meedeelt gaan de verzender.Aangezien het ontvangstbericht vermoedelijk automatisch zal worden verzonden, zullen de verzendingsdatum en de datum van ontvangst van het bericht van ontvangst meestal overeenkomen. Zulks zou evenwel niet het geval kunnen zijn, bijvoorbeeld als het automatische antwoordsysteem enige tijd defect is of als de verzending enkele seconden vóór middernacht geschiedt. 3. Paragraaf 2, eerste lid, bepaalt dat het papieren model van het bericht wordt verzonden "via alle middelen die door het beheers- en toezichtscomité worden aanvaard".Overeenkomstig artikel 1389bis/8 van het Gerechtelijk Wetboek dient in de Franse tekst te worden verwezen naar het "Comité de gestion et de surveillance" en niet naar het "Comité de gestion et de contrôle". Dezelfde opmerking geldt voor artikel 7, § 1.

Artikel 5 1. De machtiging behoort te worden verleend aan de Nationale Kamer en niet aan het "informaticasysteem".Mochten de gegeven nadere regels meer dan alleen technische aspecten vertonen, dan moet de machtiging aan de minister worden verleend. 2. Op het einde van de tekst dient te worden verwezen naar artikel 8 en niet naar artikel 10.3. Zou in artikel 5 niet moeten worden bepaald op welke wij ze de berichten van opschorting en van hernieuwing waarvan sprake is in artikel 1390septies van het Gerechtelijk Wetboek, worden verzonden ? In bevestigend geval moet in de aanhef naar deze bepaling, alsmede naar artikel 108 van de Grondwet worden verwezen. Artikel 6 1. Het teken "§ 1" dient te vervallen.2. Om artikel 1390septies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek niet te parafraseren schrijve men, indien zulks in de bedoeling van de steller van het ontwerp ligt : « Het afschrift van het bericht, vermeld in artikel 1390septies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt langs elektronische weg toegezonden aan de greffie van de bevoegde rechtbank van koophandel.» Artikel 7 1. Er is geen reden om artikel 7 in te delen in paragrafen aangezien elke paragraaf slechts één lid bevat.2. Om artikel 1389bis/5 van het Gerechtelijk Wetboek niet te parafraseren, wordt voorgesteld te schrijven « De informatiegegevens van het rijksregister worden aan de Nationale Kamer toegezonden via een elektronische verbinding tassen het bestand van berichten en de gegevensbank van het rijksregister;deze verbinding wordt door de Nationale kamer gecreëerd in overeenstemming met het Beheers- en Toezichtscomité. » 3. Paragraaf 2, tweede lid, zou gesteld moeten worden zoals hieronder is aangegeven.De gemachtigde ambtenaar is het daarmee eens : "In dat verband kan het rijksregisternummer, dat mogelijk in de berichten staat, gebruikt worden als identificatiecriterium".

Slotopmerking Het koninklijk besluit van 10 oktober 1996 tot vaststelling van het model van het bericht van beslag, het bericht van delegatie en het bericht van overdracht van loon en het koninklijk besluit van 9 december 1998 tot vaststelling van het model van bericht van collectieve schuldenregeling dienen te worden opgeheven.

Wetgevingstechnische slotopmerking 1. Het ontwerp moet worden ingedeeld in hoofdstukken en niet in afdelingen.2. Een verplichting wordt aangegeven met de onvoltooid tegenwoordige tij d en niet met het werkwoord moeten (7) of met de toekomende tijd (8).3. De uitvoeringsbepaling dient de vorm van een artikel aan te nemen. De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. KREINS, kamervoorzitter, P. VANDERNOOT, staatsraden ;

De dames : M. BAGUET, A.-C. VAN GEERSDAELE, griffer.

Het verslag werd uitgebracht door de heer A. LEFEBVRE, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. VANDERNOOT. De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE. De voorzitter, Y. KREINS. (1) En niet de "Minister van Begroting", zoals vermeld staat in de aanhef van het ontwerp.(2) Het betreft de berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook de berichten van verzet (artikel 1390, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek).(3) Er bestaat hoe dan ook geen grond om een artikel in paragrafen onder te verdelen wanneer elke paragraaf slechts één lid bevat.(4) Krachtens artikel 1390quinquies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek moet de definitieve verdeling worden vermeld, en niet - zoals in het ontwerp te lezen staat - de definitieve verdeling of het definitief procesverbaal van de verdeling of van de rangregeling.(5) Er hoeft niet te worden gepreciseerd dat het "werkdagen" betreft. Krachtens artikel 52 van het Gerechtelijk Wetboek omvat die termijn ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen. (6) Zonder de nog geldende wijzigingen te vermelden welke die artikelen hebben ondergaan.(7) cf.artikel 4, § 1, tweede lid en § 2, tweede lid. (8) cf.artikel 5.

ADVIES 48.317/2 VAN 15 JUNl 2010 VAN DE AFDELINGWETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 21 mei 2010 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van demi dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "voor de raadpleging van berichten uit het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling", heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen aïs zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, l', van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de reet van 2 april 2043, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoordineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Vooraf aarde vormvereisten Het advies van de Inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting (1) ontbreken in het dossier.

De steller van het ontwerp moet erop toezien dat deze voorafgaande vormvereisten vervuld zijn. Mochten deze laatste een wijziging van het ontwerp meebrengen, dan moet de aldus gewijzigde tekst opnieuw voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. En niet de "Minister van Begroting", zoals vermeld staat in de aanhef van het ontwerp.

Algemene opmerking Er wordt verwezen naar algemene opmerking 1 in advies 48.315/2, dat heden is verstrekt omtrent een ontwerp van koninklijk besluit "tot inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldeuregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 27 maart 2003 tot wijziging van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek", en naar algemene opmerking 3 in advies 48.316/2, dat heden is verstrekt omtrent een ontwerp van koninklijk besluit "tot organisatie van het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldeuregeling ingevolge de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek".

Er wordt eveneens verwezen naar de opmerking gemaakt onder de artikelen 4 en 5 van advies 43.316/2, dat heden verstrekt is.

Bijzondere opmerkingen Opschrift Er wordt verwezen naar algemene opmerking 1.2. in advies 48.315/2, dat heden verstrekt is.

Subsidiair behoort geschreven te worden "koninklijk liesluit betreffende..." en niet "koninklijk besluit voor...".

Dipositief Artikel 1 1. overeenkomstig artikel 1389bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek behoort "centraal bestand var berichten van beslag" te worden geschreven en niet "centraal bestand".2. In paragraaf 1, tweede lid, wordt melding gemaakt van de raadsheren bij het hof van beroep en de raadsheren bij het arbeidshof.Deze magistraten behoren evenwel niet tot bij de personen die krachtens artikel 1391 van het Gerechtelijk Wetboek kennis mogen nemen van de berichten bedoeld in de artikelen 1390 tot 1390quater.

Een koninklijk besluit kan een mogelijke onachtzaamheid van de wetgever niet ondervangen. De vermelding van de raadsheren bij het hof van beroep en de raadsheren bij het arbeidshof dient derhalve te vervallen. 3. Duidelijkheidshalve behoort in paragraf 1, derde lid, geschreven te worden : « De certificatie vindt plaats : 1° voor advocaten, bij...; 2° voor notarissen, bij...; 3° voor schuldbemiddelaars, bij...; 4° voor banken, bij... ». 4. In het ontwerp krijgen bankiers toegang tot het bestand van berichten van beslag.Bankiers worden evenwel niet vermeld in artikel 1391, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 10 van de wet van 10 augustus 2401 "betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren" luidt echter als volgt : « Ter aanvulling van de informatie verkregen bij de raadpleging bedoeld in artikel 9, wordt de Bank gemachtigd om voor rekenmg van de kredietgevers ondervragingen te verrichten van het bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, bedoeld in artikel 1389bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning bepaalt de gegevens die kunnen worden geraadpleegd. » Bij gevolg dienen in de aanhef van het besluit dat artikel, alsook artikel 108 van de Grondwet vermeld te worden.

Overeenkomstig de machtiging dient het ontwerp de gegevens te vermelden die door de banken geraadpleegd kunnen worden. 5. In paragraaf 2 dient verduidelijkt te worden wat verstaan moet worden onder de term "eindgebruiker".6. Paragraaf 3 houdt in dat advocaten enkel toegang hebben tot het bestand van berichten van beslag via hun respectieve orde, hetgeen niet volledig klopt aangezien zij krachtens artikel 1391, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bestand ook kunnen raadplegen via de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Het ontwerp behoort dienovereenkomstig te worden aangepast.

Artikel 2 Dit artikel is zinloos en moet vervallen. De machtiging wordt immers verleend in artikel 1391, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, en het spreekt vanzelf dat de perken van de wettelijke machtiging niet overschreden mogen worden.

Slotopmerking van wetgevingstechnische aard Een verplichting wordt aangegeven met de onvoltooid tegenwoordige tijd en niet met het werpwoord moeten of met de toekomende tijd.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. KREINS, kamervoorzitter, P. VANDERNOOT, staatsraden;

De dames : M. BAGUET, A.-C. VAN GEERSDAELE, griffer.

Het verslag werd uitgebracht door de heer A. LEFEBVRE, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer H.P. LIEHARDY, kamervoorzitter.

De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE. De voorzitter, Y. KREINS. (1) En niet de "Minister van Begroting", zoals vermeld staat in de aanhef van het ontwerp. 7 DECEMBER 2010. - Koninklijk Besluit houdende uitvoering van hoofdstuk Ibis van de eerste titel van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek;

Gelet de artikelen 1389bis/5, tweede lid, 1390quinquies, tweede lid, 1390sexies, 1390septies, tweede en zesde lid, en 1391, § 3 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij wet van 29 mei 2000;

Gelet op de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 29;

Gelet het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 mei 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 10 juni 2010;

Gelet op de adviezen 48.315/2, 48.316/2 en 48.317/2 van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Besluit : HOOFDSTUK I. - Modellen van berichten

Artikel 1.De berichten zoals bepaald in de artikelen 1390, 1390bis, 1390ter en 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek worden opgesteld overeenkomstig de modellen opgenomen in de bijlagen 1 tot 4 van dit besluit.

De berichten bedoeld in het vorige lid worden bepaald in een gedematerialiseerde vorm die hun onveranderlijkheid waarborgt.

Art. 2.Niettegenstaande het gebruik van een elektronische drager blijft het gebruik van een model op papier voor elk bericht, zoals bepaald in de artikelen 1390, 1390bis, 1390ter en 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek, behouden in het geval dat in art 3. § 2, wordt beschreven. De vorm van die berichten stemt overeen met de bij dit besluit gevoegde modellen en beantwoordt aan de volgende materiële voorschriften : het bericht, in A4-formaat, wordt opgemaakt in twee exemplaren op papier en wordt ondertekend. HOOFDSTUK II. - Modaliteiten van de verzending van de berichten

Art. 3.§ 1. Alle berichten voorgeschreven in de artikelen 1390 tot 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek worden verzonden naar het bestand van berichten door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt.

De Nationale Kamer organiseert de verzending van de berichten door middel van aangepaste informatiebeveiligingstechnieken zodat de herkomst, de vertrouwelijkheid alsook de integriteit van de inhoud worden gewaarborgd.

De datum van verzending van de berichten komt overeen met de datum van ontvangst die het bestand van berichten overzendt aan de gebruiker door middel van een bericht van ontvangst. Zijn opgenomen in dit bericht van ontvangst : - de datum en uur van ontvangst - een transactienummer voor identificatie van de uitgevoerde operatie; - in geval van een geslaagde verzending, de inhoud van het bericht; - en in geval van een mislukte verzending, de reden voor de mislukking. § 2. Wanneer de verzending van de berichten omwille van overmacht of technische storing niet overeenkomstig § 1 kan worden uitgevoerd, gaan de gebruikers uitsluitend over tot verzending van het papieren model bedoeld in artikel 2. Deze verzending gebeurt : hetzij per aangetekende brief naar het bevoegde gerecht; hetzij door neerlegging bij de griffie van het bevoegde gerecht.

De griffier legt de datum en het uur van ontvangst van de verzending of van de neerlegging wettig vast. De griffier brengt de gebruiker hiervan op de hoogte door middel van een gewone brief of onmiddellijk bij de neerlegging.

De Nationale Kamer bepaalt de nadere regels voor het opnemen van deze berichten in het bestand van berichten, alsook de nadere regels voor de verwerking van deze berichten. § 3. Wanneer de in de voorafgaande paragraaf bedoelde verzendingswijze wordt toegepast, krijgt het via deze weg verzonden bericht, ingeval de verzendingsdatum van het bericht verzonden overeenkomstig § 1 en het bericht verzonden overeenkomstig § 2 verschillen, in ieder geval de voorkeur ten opzichte van de gebeurlijke verzending van hetzelfde bericht via de in § 1 beschreven procedure.

Art. 4.Een bericht dat overeenkomstig artikel 3 is verzonden, kan het voorwerp uitmaken van een verbetering, een wijziging of een toevoeging door de auteur ervan volgens de door de Nationale Kamer voorgeschreven nadere regels. Voor elk bericht is een overzicht van de aangebrachte verbeteringen, wijzigingen en toevoegingen, met de datum alsook de identiteit van de auteur ervan, beschikbaar voor de gebruikers die het betreffende bericht kunnen raadplegen. Dit overzicht blijft bereikbaar tot aan de schrapping van het bericht en wordt daarna overeenkomstig artikel 7 van dit besluit bewaard.

De vermelding van de definitieve verdeling genoemd in artikel 1390quinquies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek geschiedt door de titularis van het betreffende bericht binnen een termijn van drie dagen volgend op deze verdeling. In voorkomend geval, wordt er tot deze vermelding overgegaan op verzoek van de notaris die het proces-verbaal van verdeling of rangregeling heeft opgesteld of op verzoek van de gerechtsdeurwaarder die het proces-verbaal van evenredige verdeling heeft opgesteld. Dit verzoek wordt gericht aan de titularis van het betreffende bericht door middel van elk bewijskrachtig communicatiemiddel.

Art. 5.Het afschrift van het bericht, vermeld in artikel 1390septies, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt langs elektronische weg toegezonden aan de griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel. HOOFDSTUK III. - Overdracht van gegevens van het rijksregister naar de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders

Art. 6.§ 1. De informatiegegevens van het rijksregister worden aan de Nationale Kamer toegezonden via een elektronische verbinding tussen het bestand van berichten en de gegevensbank van het rijksregister. § 2. Deze verbinding moet een automatische en beveiligde verificatie mogelijk maken van de gegevens ingevoerd in het bestand van berichten door vergelijking met de gegevens van het rijksregister zoals opgesomd in artikel 1389bis/5 van het Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK IV. - Bewaartermijn van de berichten

Art. 7.De berichten, alsook de gegevens die het overzicht omvatten van de betrokken transacties, worden na hun schrapping uit het bestand van berichten gedurende ten minste 10 jaar bewaard. HOOFDSTUK V. - Raadpleging van berichten

Art. 8.§ 1. De berichten in het bestand worden geraadpleegd door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt.

Elke gebruiker die de berichten uit het bestand van berichten wenst te raadplegen, moet daartoe worden geauthenticeerd.

Deze authenticatie gebeurt : 1° voor de gerechtsdeurwaarders, bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders van België;2° voor de beslagrechters, de rechters van de arbeidsrechtbank en de griffiers bij de FOD Justitie;3° voor de ontvangers van de administratie van de Directe Belastingen en van de administratie van de btw, Registratie en Domeinen, bij de FOD Financiën;4° voor de advocaten respectievelijk bij de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des Barreaux francophones et germanophone" of bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg;5° voor de notarissen, bij de Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen;6° voor de schuldbemiddelaars, die niet op een andere wijze zijn geauthentificeerd, bij de griffie van de bevoegde rechtbank. Deze authenticatie gebeurt conform het technisch procedé dat elk van deze organen hebben ingevoerd. Deze organen zien toe op de compatibiliteit van het aangewende technisch procedé met het bestand van berichten. § 2. De in 1°, 2° en 3° van § 1 bedoelde gebruikers kunnen rechtstreeks de berichten raadplegen die in het bestand van berichten zijn opgenomen.

De gebruikers bedoeld in 4°, 5° en 6° van § 1 doen hun verzoek gelden bij de instanties die voor hun authenticatie verantwoordelijk zijn.

Deze instanties zijn ermee belast het resultaat van dit verzoek aan de betreffende gebruiker over te zenden.

Art. 9.Het raadplegen van de berichten heeft uitsluitend betrekking op de geregistreerde, niet-geschrapte en niet-vervallen berichten. HOOFDSTUK VI. - Opheffings-, inwerkingtredings- en slotbepalingen

Art. 10.Het koninklijk besluit van 10 oktober 1996 tot vaststelling van het model van het bericht van beslag, het bericht van delegatie en het bericht van overdracht van loon en het koninklijk besluit van 9 december 1998 tot vaststelling van het model van bericht van collectieve schuldenregeling worden opgeheven.

Art. 11.Op 29 januari 2011 treden in werking : 1° de navolgende bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek : artikel 2; artikel 3; artikel 4; artikel 9; artikel 10; artikel 11, 3°; artikel 12; artikel 15; artikel 24; artikel 26; artikel 27; artikel 28. 2° dit besluit.

Art. 12.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 december 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 7 december 2010 houdende uitvoering van hoofdstuk Ibis van de eerste titel van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 29 mei 2000 houdende oprichting van centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.

De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gesehen, um Unserem Erlass vom 7. Dezember 2010 zur Ausführung von Teil V Titel I Kapitel Ibis des Gerichtsgesetzbuches über die zentrale Datei der Pfändungs-, Einzugsermächtigungs- und Abtretungsmeldungen und der Meldungen einer kollektiven Schuldenregelung und zur Festlegung des Datums des Inkrafttrentens einiger Bestimmungen des Gesetzes vom 29. Mai 2000 zur Errichtung einer zentralen Datei der Pfändungs-, Einzugsermächtigungs- und Abtretungsmeldungen und der Meldungen einer kollektiven Schuldenregelung und zur Abänderung einiger Bestimmungen des Gerichtsgesetzbuches beigefügt zu werden.

Der Minister der Justiz S. DE CLERCK

^