gepubliceerd op 18 april 2008
Ministerieel besluit houdende aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen
7 APRIL 2008. - Ministerieel besluit houdende aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen
De Minister van Justitie, Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;
Gelet op de koninklijk besluit van 18 juli 1966 houdende coördinatie van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken;
Gelet op het advies van het Directiecomité, gegeven op 5 september 2007;
Gelet op het protocol nr. 323 van 17 maart 2008 van het Sectorcomité III-Justitie, Besluit :
Artikel 1.Bij de centrale diensten en de buitendiensten van de FOD Justitie, met uitzondering van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, worden de ambtenaren vermeld in tabel I, kolom 2, gevoegd bij dit besluit, aangewezen als bevoegde hiërarchische meerdere die bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen.
Een stagiair of een contractueel personeelslid is niet bevoegd om de rol van hiërarchische meerdere inzake tuchtdossiers op zich te nemen.
De bevoegde hiërarchische meerdere behoort minstens tot niveau A.
Art. 2.Bij ontstentenis van een bevoegde hiërarchische meerdere bedoeld in artikel 1 wijst de voorzitter van het Directiecomité een ambtenaar in die hoedanigheid aan.
Deze ambtenaar moet tot het niveau A behoren en in de hiërarchische orde hoger staan dan de ambtenaar aan wie een tuchtstraf kan worden voorgesteld.
Art. 3.§ 1. Bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie is het de directeur-generaal van het Instituut die voor ieder tuchtdossier een hiërarchische meerdere aanwijst die bevoegd is om een voorlopige voorstel van tuchtstraf op te stellen.
Deze ambtenaar moet tot het niveau A behoren en in de hiërarchische orde hoger staan dan de ambtenaar aan wie een tuchtstraf kan worden voorgesteld.
Een stagiair of een contractueel personeelslid is niet bevoegd om de rol van hiërarchische meerdere inzake tuchtdossiers op zich te nemen. § 2 De directeur-generaal is echter niet bevoegd om een dergelijke aanwijzing te doen in het geval van een tuchtprocedure ingesteld ten aanzien van een personeelslid belast met een leidinggevende functie.
Art. 4.De bevoegde hiërarchische meerderen moeten tot de taalrol van de ambtenaar behoren of de wettig vastgestelde kennis van de taal van de ambtenaar bezitten overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken.
Indien dit niet het geval is wijst het hoofd van het Directoraat-generaal, de Stafdienst of de Commissie, een ambtenaar van niveau A in die hoedanigheid aan.
Art. 5.Het ministerieel besluit van 24 september 2003 houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2008.
Art. 7.De voorzitter van het Directiecomité is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 april 2008.
J. VANDEURZEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 7 april 2008 houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen uit te brengen.
De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN