gepubliceerd op 11 mei 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 2003 tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu ressorteren en tegelijk onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten met het oog op de omschakeling naar de euro
7 APRIL 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 2003 tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu ressorteren en tegelijk onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten met het oog op de omschakeling naar de euro
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 4ter ingevoegd bij de wet van 30 maart 1994 en gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, en op artikel 22;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 2003 houdende vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu ressorteren en tegelijk onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijk overheidsdiensten, met het oog op de omschakeling naar de euro;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 januari 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 1 maart 2004;
Gelet op het protocol van 17 december 2004 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd binnen het Sectorcomité XX worden vermeld;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 16 januari 2003 tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu ressorteren en tegelijk onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten met het oog op de omschakeling naar de euro wordt vervangen door het volgende opschrift : « Koninklijk besluit tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van openbaar nut die onder de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid ressorteren, en tegelijk onder de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken voor wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ».
Art. 2.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 januari 2003, wordt de vermelding betreffende het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers afgeschaft.
Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit waarvan de huidige tekst de § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidende : « § 2. Aan de leden van het Beheerscomité van de Sociale zekerheid wordt een presentiegeld van BEF 750 per vergadering verleend. »
Art. 4.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de woorden « bedoeld in artikelen 1, 2 en 3. » vervangen door de woorden « bedoeld in artikelen 1, 2 en 4 ».
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1996.
Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Werk en Onze Minister van Pensioen zijn ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 april 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Pensioenen, B. TOBBAK