Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 november 2007
gepubliceerd op 19 december 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma (1)

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012696
pub.
19/12/2007
prom.
06/11/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma (Vlaamse Gemeenschap) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma (Vlaamse Gemeenschap).

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 november 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma (Vlaamse Gemeenschap) (Overeenkomst geregistreerd op 6 december 2006 onder het nummer 81274/CO/318.02) Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers die prestaties leveren in het kader van tewerkstellings- of doorstromingsprogramma's en de werkgevers van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Onder tewerkstellings- of doorstromingsprogramma's wordt limitatief verstaan : - WEP en WEP+; - maaltijdbedelers, zolang ze niet begrepen zijn in de regelgeving logistieke hulp; - oppassers van zieke kinderen, voor zover ze gesubsidieerd zijn door het "Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten".

Deze oppassers van zieke kinderen, voor zover ze gesubsidieerd zijn door het "Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten", vallen slechts onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst indien door het bijkomstig karakter van deze activiteit de werkgever ressorteert onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, en niet onder het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector.

Minimumlonen

Art. 2.De minimumuurlonen voor de werknemers bedoeld in artikel 1 worden het barema D1. Dit is vastgesteld als volgt : - De eerste 3 jaar, dit is van indienttreding tot en met 36 maanden later : het gewaarborgd minimumuurloon op 21 jaar. - Vanaf het begin van het vierde jaar dienst komt daarbovenop 25 pct. van het verschil tussen het gewaarborgd minimumuurloon op 21 jaar en het barema B4 logistieke hulpen bij 0 jaren dienst. - Vanaf het begin van het vijfde jaar dienst komt daarbij nog 50 pct. van het verschil tussen het gewaarborgd minimumuurloon op 21 jaar en het barema B4 logistieke hulpen bij 0 jaren dienst. - Vanaf het zesde jaar dienst stappen de werknemers bedoeld in artikel 1 in het barema B4 logistieke hulpen, beginnend aan anciënniteit 0 (barema D1 zie bijlage).

De bepalingen voorzien in artikelen 5 en 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn niet begrepen in de berekening van het gewaarborgd minimumloon.

Art. 3.De toepassing van artikel 2 mag niet tot gevolg hebben dat - in de ondernemingen - afbreuk wordt gedaan aan bestaande gunstiger loonvoorwaarden.

Koppeling van de lonen aan het indexcijfer

Art. 4.De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen worden gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende de loonvoorwaarden (Vlaamse Gemeenschap), in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector" van 29 maart 2000.

Haard- en standplaatstoelage

Art. 5.De in artikel 1 bedoelde werknemers wordt met uitzondering van hun eerste twee jaren dienst, een haard- en standplaatstoelage toegekend volgens de zelfde voorwaarden en de zelfde modaliteiten zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2002 betreffende de loonvoorwaarden (Vlaamse Gemeenschap), in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector" van 29 maart 2000".

Eindejaarstoelage

Art. 6.De werknemers bedoeld in artikel 1 hebben, met uitzondering van hun eerste jaar dienst, recht op de betaling door de werkgever van een eindejaarstoelage volgens de modaliteiten zoals beschreven in de artikelen 7 tot en met 16 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 7.Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit (1) een vast geïndexeerd gedeelte, (2) een vast niet-geïndexeerd gedeelte en (3) een variabel gedeelte.

Art. 8.Het vast geïndexeerd gedeelte bedraagt in 2005 - 280,81 EUR (index 1 oktober 2005).

Art. 9.§ 1. Het variabel gedeelte bedraagt in 2005 2,5 pct. van de bruto-jaarwedde. § 2. Voor de berekening van de bruto-jaarwedde wordt het geïndexeerd baremiek brutomaandloon van oktober van het in aanmerking genomen jaar, desgevallend met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van andere premies, toeslagen, weddesupplementen of vergoedingen, vermenigvuldigd met 12.

Art. 10.Het vast niet-geïndexeerd gedeelte bedraagt 55,08 EUR.

Art. 11.§ 1. Het totale bedrag van de toelage, zoals vastgesteld overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt uitgekeerd aan de werknemer met voltijdse prestaties die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referentieperiode. Dit is de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 november van het jaar waarvoor de toelage is verschuldigd. § 2. Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten wegens deeltijdse arbeidsprestaties in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag berekend pro rata tewerkstelling. § 3. Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten omdat hij in dienst of uit dienst is getreden in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag verminderd pro rata temporis de verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.

Art. 12.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan de om dringende reden ontslagen werknemers, noch voor arbeidsprestaties verricht tijdens de proefperiode wanneer de arbeidsovereenkomst tijdens de proefperiode werd beëindigd.

Art. 13.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd ten belope van het bedrag waarvoor de werknemers op ondernemingsvlak een gelijkwaardig voordeel genieten in de vorm van een 13e maand.

Art. 14.§ 1. Iedere gewerkte of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/11e van het bedrag van de toelage, berekend overeenkomstig deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Enkel volledig gewerkte of daarmee gelijkgestelde maanden komen in aanmerking voor de opbouw van een eindejaarstoelage. Er wordt niet gerekend met halve maanden. § 3. Elke arbeidsovereenkomst ingegaan vóór de dertiende dag van de maand wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst voor een volledige maand. § 4. Worden gelijkgesteld met gewerkte of daarmee gelijkgestelde prestaties, de inactiviteitsuren bepaald bij het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. § 5. Onbetaald verlof, alle wettelijke vormen van tijdskrediet en thematische verloven, worden niet gelijkgesteld met effectieve prestaties voor de toekenning van een eindejaarspremie. Palliatief verlof en verlof voor medische bijstand worden gelijkgesteld met effectieve prestaties voor een maximum periode van drie kalendermaanden.

Art. 15.Wanneer het personeelslid het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het variabel gedeelte van de toelage (artikel 9) de geïndexeerde brutojaarwedde in aanmerking die voor de berekening van zijn loon voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend indien dat laatst vernoemde loon verschuldigd was geweest.

Art. 16.De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tegen uiterlijk 22 december van het jaar waarvoor ze wordt toegekend.

Carenzdag

Art. 17.De werknemers bedoeld in artikel 1 hebben, met uitzondering van hun eerste jaar dienst, recht op de betaling van de carenzdagen, volgens de zelfde voorwaarden en de zelfde modaliteiten, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 betreffende de betaling van de carenzdag (Vlaamse Gemeenschap) in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector" van 29 maart 2000.

Aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar

Art. 18.Na positieve globale evaluatie van de "Vlaams Intersectoraal Akkoord" middelen, hebben de werknemers bedoeld in artikel 1, met uitzondering van hun eerste jaar dienst, eveneens recht op de aanvullende verlofdagen volgens de zelfde voorwaarden en de zelfde modaliteiten zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2001 betreffende de toekenning van vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector" van 29 maart 2000.

Vrijstelling van arbeidsprestaties vanaf 45 jaar

Art. 19.§ 1. Na positieve globale evaluatie van de "Vlaams Intersectoraal Akkoord" middelen, hebben de werknemers bedoeld in artikel 1, met uitzondering van hun eerste jaar dienst, eveneens recht op de vrijstelling van arbeidsprestaties volgens de zelfde voorwaarden en de zelfde modaliteiten zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan, in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector" van 29 maart 2000. § 2. Zolang er geen positieve evaluatie van de "Vlaams Intersectoraal Akkoord" middelen 2000-2005 aanleiding geeft tot toepassing van § 1 van dit artikel, hebben de betrokken werknemers van 45 tot 49 jaar recht op 8,5 van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen en de werknemers van 50 jaar en ouder recht op 10,5 van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen, met uitzondering van de werknemers die zich in hun eerste jaar van tewerkstelling bevinden.

Anciënniteitsverlof

Art. 20.De werknemers bedoeld in artikel 1 hebben recht op de dagen anciënniteitsverlof, volgens dezelfde voorwaarden en modaliteiten voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 betreffende het anciënniteitsverlof.

Tewerkstellingsclausule

Art. 21.De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst mag niet leiden tot negatieve neveneffecten op de reguliere tewerkstelling.

Slotbepalingen

Art. 22.Werknemers in dienst vóór 1 januari 2001 worden voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst beschouwd als zijnde werknemers met 2 jaar anciënniteit bij de inwerkingtreding (op 1 januari 2003) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma die door deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen.

Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt vanaf 1 januari 2006 de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma (Vlaamse Gemeenschap).

Art. 24.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 november 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2003 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel tewerkgesteld in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma (Vlaamse Gemeenschap) BAREMA D1 IN EUR Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Dit is het gemiddelde minimummaandloon, uitgedrukt in uurloon; vanaf 21,5 jaar en 6 maanden anciënniteit wordt dit 7,7017 EUR en vanaf 22 jaar en 12 maanden anciënniteit wordt dit 7,7936 EUR. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 november 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^