gepubliceerd op 16 mei 2003
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels voor de verdeling en de toewijzing van de financiële middelen en voor de controle daarop voor het jaar 2003 in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie
6 MEI 2003. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels voor de verdeling en de toewijzing van de financiële middelen en voor de controle daarop voor het jaar 2003 in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, ondertekend te Brussel op 4 juli 2000;
Gelet op de avenant aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, ondertekend te Brussel op 15 augustus 2002;
Gelet op de wet van 26 juni 2001 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, ondertekend te Brussel op 4 juli 2000;
Gelet op de wet van 6 mei 2003 houdende goedkeuring van de avenant aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, ondertekend te Brussel, op 15 augustus 2002;
Gelet op de wet van 27 december 2002 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 februari 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 28 april 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende de omstandigheid dat de voortzetting van de tewerkstellingsinspanningen voor risicogroepen en in het bijzonder voor bestaansminimumgerechtigden en financiële steungerechtigden in het kader van de wet van 26 juni 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige gemeenschap betreffende de sociale economie, onverwijld moeten worden bevorderd; dat de sociale economie initiatieven voor deze doelgroep een geschikte plaats van tewerkstelling en begeleiding vormt; dat de inspanningen van de Gewesten en de Duitstalige gemeenschap voor de verdere ontwikkeling van de sociale economie onverwijld in het gezamenlijk kader van het samenwerkingsakkoord verder ondersteund moeten worden; dat het essentieel is dat de realisatie van de objectieven van het akkoord door de gezamenlijke initiatieven van de federale staat, de gewesten en de Duitstalige gemeenschap zonder onderbreking in voege kunnen blijven; dat het essentieel is dat de middelen die daartoe ingezet worden door de federale overheid in de loop van 2003 kunnen worden vrijgemaakt;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° het samenwerkingsakkoord : het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie, ondertekend te Brussel op 4 juli 2000, gewijzigd door de avenant van 15 augustus 2002;2° de Minister : de federale Minister bevoegd voor Sociale Economie;3° het overlegcomité : het interministerieel overlegcomité sociale economie zoals opgericht bij artikel 5 van het voormeld samenwerkingsakkoord;4° de administratie : de cel sociale economie toegevoegd aan de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie;5° de betrokken overheid : elk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Toewijzing en verdeling van de financiële middelen
Art. 2.§ 1. De Minister wordt gemachtigd een bedrag van euro 12.744.144,00 aan te rekenen op begrotingsartikel 55 4 2 4502 25 van de algemene uitgavenbegroting 2002, voor de cofinanciering van gezamenlijke inspanningen die moeten geleverd worden met de betrokken overheden. § 2. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld : euro 7.098.488,00 of 55,7 % van deze federale middelen worden ter beschikking gesteld voor gezamenlijke initiatieven met het Vlaams Gewest en moeten gestort worden op de financiële rekeningnummer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, euro 4.205.568,00 of 33 % van deze federale middelen worden ter beschikking gesteld voor gezamenlijke initiatieven met het Waals Gewest en moeten gestort worden op de financiële rekening van het Ministerie van het Waalse Gewest, euro 1.274.414,00 of 10 % van deze federale middelen worden ter beschikking gesteld voor gezamenlijke initiatieven met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en moeten gestort worden op de financiële rekening Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, euro 165.674,00 of 1,3 % van deze federale middelen worden ter beschikking gesteld voor gezamenlijke initiatieven met de Duitstalige Gemeenschap en moeten gestort worden op de financiële rekening van de Duitstalige Gemeenschap, § 3. De tegemoetkoming zal bestaan in een éénmalige storting aan de betrokken overheden, op basis van een aparte overeenkomst gesloten tussen de Minister en de betrokken overheid waarbij de modaliteiten en de toewijzing van de bedragen worden geregeld. In die overeenkomst worden de gezamenlijke inspanningen van de federale en regionale overheden of de Duitstalige gemeenschap omschreven.
Art. 3.De betrokken overheid verbindt zich ertoe uiterlijk 1 juli van ieder jaar een raming voor te leggen van de financiële middelen, naargelang van de initiatieven, die zij wenst te besteden aan de uitvoering van het samenwerkingsakkoord tijdens het volgend begrotingsjaar. HOOFDSTUK III. - Toezicht op het gebruik van de financiële middelen
Art. 4.§ 1. De betrokken overheid verbindt zich ertoe een jaarverslag in te dienen bij het overlegcomité. Bij deze eerste controle gaat men na of de middelen door de betrokken overheid in overeenstemming met de overeenkomst die tussen de partijen werd gesloten, werden vastgelegd.
Het verslag moet op een omstandige manier voor elk initiatief de tot stand gebrachte realisaties toelichten alsook de graad waarin de vastgelegde doelstellingen werden bereikt en de resultaten die dankzij de uitwerking van het initiatief werden behaald.
Het verslag moet uitdrukkelijk aantonen dat de financiële middelen werden vastgelegd in overeenstemming met de overeenkomst die tussen de partijen werd gesloten. Het verslag moet als bijlage alle bewijsstukken en alle andere nuttige stukken bevatten. Enkel die vastleggingen die betrekking hebben op de periode tussen 1 januari 2003 en 31 december 2003 zullen in rekening worden gebracht. Het staat de betrokken overheid vrij hierbij reeds bewijsstukken van ordonnanceringen van deze bedragen in te leveren. De bewijsstukken van ordonnanceringen die nog niet ingeleverd werden, zullen bij de eindafrekening worden gevoegd. § 2. De betrokken overheid verbindt zich ertoe uiterlijk op 1 oktober 2005 een eindafrekening in te dienen. Bij deze 2e controle wordt nagaan of de in § 1 genoemde, vastgelegde middelen door de betrokken overheid werden vereffend volgens de in § 1 genoemde vastleggingen en in overeenstemming met de overeenkomst tussen beide partijen.
De eindafrekening moet, per initiatief, de lijst bevatten van de uitgaven betaald door de betrokken overheid. De eindafrekening moet uitdrukkelijk aantonen dat ordonnanceringen door de betrokken overheid zijn gebeurd in overeenstemming met de vastleggingen en de overeenkomst tussen beide partijen. De eindafrekening moet als bijlage alle bewijsstukken van de ordonnanceringen en alle andere nuttige stukken bevatten. Enkel die ordonnanceringen die betrekking hebben op de periode tussen 1 januari 2003 en 30 september 2005 zullen in rekening worden gebracht. § 3. De niet-toegewezen bedragen zullen door de federale overheid worden teruggevorderd. § 4. Deze niet-toegewezen bedragen kunnen aanleiding geven tot een vermindering van de tegemoetkoming van de federale overheid voor de begrotingsjaren die volgen op het betreffende jaar, behoudens in geval van gegronde redenen waarover een akkoord bestaat tussen de betrokken partijen. Het overlegcomité zal bepalen wat moet worden verstaan onder gegronde redenen. Het overlegcomité moet worden ingelicht over een eventuele beslissing tot vermindering. HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister van Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE