gepubliceerd op 02 juni 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling van de normen van de financiële tegemoetkoming van de Staat in de door de gemeenten gemaakte investeringskosten voor de aanschaf van de geautomatiseerde stemsystemen bestemd voor de gelijktijdige verkiezingen van 13 juni 1999 met het oog op de vernieuwing van de Federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden, alsmede voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober 2000
6 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de normen van de financiële tegemoetkoming van de Staat in de door de gemeenten gemaakte investeringskosten voor de aanschaf van de geautomatiseerde stemsystemen bestemd voor de gelijktijdige verkiezingen van 13 juni 1999 met het oog op de vernieuwing van de Federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden, alsmede voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober 2000
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, inzonderheid op artikel 3, § 1, vierde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1998 houdende aanwijzing van de kieskantons voor het gebruik van een geautomatiseerd stemsysteem;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 april 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de gemeenten die tot de door het voormelde koninklijk besluit van 30 maart 1998 aangewezen kantons behoren, nu reeds de geautomatiseerde stemsystemen hebben aangeschaft die bij de verkiezingen van 13 juni 1999 en 8 oktober 2000 gebruikt zullen worden; dat derhalve de normen volgens welke de Staat financieel tussenbeide komt ten belope van 20 % in de door deze gemeenten gedane investeringskosten voor de aanschaf van die systemen onverwijld moeten worden vastgesteld zodanig dat deze financiële tussenkomst hen effectief kan worden uitbetaald;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De normen volgens welke de Staat financieel tussenbeide komt ten belope van 20 % in de door de gemeenten gemaakte investeringskosten voor de aanschaf van de geautomatiseerde stemsystemen bestemd voor de organisatie van de gelijktijdige verkiezingen van 13 juni 1999 voor de vernieuwing van de Federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden, alsmede van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober 2000, zijn de volgende : 1° het in aanmerking te nemen aantal stemmachines wordt verkregen door het aantal inwoners die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente en die de kiesbevoegdheid voor het Europees Parlement hebben op 1 januari 1999, te delen door honderd tachtig;2° het in aanmerking te nemen aantal elektronische stembussen wordt verkregen door het aantal dat resulteert uit de onder 1° bedoelde bewerking te delen door vijf;3° het in aanmerking te nemen aantal totalisatiesystemen op het niveau van de gemeente, hoofdplaats van een kieskanton, wordt verkregen door het aantal stembureaus in het kanton te delen door dertig;indien het aantal stembureaus dat het kanton telt, geen veelvoud van dertig is, kan een bijkomend systeem voor de totalisatie van de stemmen in aanmerking worden genomen, wanneer het overschot meer dan 20 % bedraagt van het totaal aantal stembureaus als dat minder dan of gelijk aan negentig is en meer dan 10 % van dat totaal als dat meer dan negentig is; indien het kanton minder dan dertig stembureaus omvat, wordt één systeem voor de totalisatie van de stemmen in aanmerking genomen, ongeacht het aantal bureaus het omvat; 4° voor de gemeenteraadsverkiezingen kan daarenboven een systeem voor de totalisatie van de stemmen op het niveau van het gemeentehoofdbureau in aanmerking worden genomen per schijf van dertig stembureaus;indien het aantal stembureaus dat de gemeente telt, geen veelvoud van dertig is of als de gemeente minder dan dertig stembureaus omvat, zijn de in 3° hierboven vermelde twee regels eveneens van toepassing.
Voor het aantal dat volgens de punten 1° en 2° van het eerste lid in aanmerking moet worden genomen, wordt een bijkomende stemmachine of elektronische stembus toegevoegd, wanneer het decimale deel van de deling gelijk is aan of groter is dan 0,5.
Het aantal stembureaus in het kanton of in de gemeente op grond waarvan de in 3° of 4° bedoelde berekening uitgevoerd wordt, wordt verkregen door hetzij het resultaat van de optelling van het aantal inwoners van alle gemeenten van het kieskanton die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters en die de kiesbevoegdheid hebben voor het Europees parlement op 1 januari 1999, hetzij, voor de gemeenteraadsverkiezingen, het aantal inwoners die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters en die de kiesbevoegdheid hebben voor het Europees Parlement op 1 januari 1999, te delen door negenhonderd. Het resultaat van deze deling wordt op de eenheid daarboven afgerond wanneer het decimaal gedeelte gelijk is aan of groter is dan 0,5.
Als het door de gemeente aangeschafte aantal stemmachines, elektronische stembussen of systemen voor de totalisatie van de stemmen kleiner is dan de in het eerste lid bedoelde maxima, wordt de financiële tegemoetkoming van de Staat berekend op basis van dat aantal.
Als het door de gemeente aangeschafte aantal stemmachines, elektronische stembussen of systemen voor de totalisatie van de stemmen groter is dan de in het eerste lid bedoelde maxima, wordt de financiële tegemoetkoming van de Staat berekend op basis van deze maxima.
Art. 2.In afwijking van artikel 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, is de deler in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad respectievelijk honderdtweeënzestig in plaats van honderd tachtig en achthonderd in plaats van negenhonderd.
Art. 3.De in aanmerking te nemen prijs van de geautomatiseerde stemapparatuur is de prijs die de gemeente werkelijk heeft betaald, inclusief B.T.W., met een maximum van : 1° 50 000 BEF, inclusief B.T.W., voor de stemmachines; 2° 70 000 BEF, inclusief B.T.W., voor de elektronische stembussen; 3° 70 000 BEF, inclusief B.T.W., voor de systemen voor de totalisatie van de stemmen.
Art. 4.De gemeente die van het voordeel van de in de vorige artikelen bedoelde bepalingen gebruik kan maken, is gehouden een dossier in te dienen met : 1° het voor eensluidend verklaard afschrift van het contract inzake de aanschaf van de geautomatiseerde stemapparatuur;2° de bijhorende factuur;3° het voor eensluidend verklaard afschrift van het proces-verbaal van de oplevering van het in 1° bedoeld materieel.
Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE