gepubliceerd op 02 april 2020
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02
6 MAART 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 maart 2020.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, N. MUYLLE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2019 Wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02 (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 2019 onder het nummer 153156/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Voorwerp van de overeenkomst
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten, artikel 8, betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en de beslissing van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als voorwerp de wijziging van het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 februari 2011 tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel (registratienummer 104291/CO/318.02), laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2016 tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02 (registratienummer 134549/CO/318.02), afgesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en alle werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van : - de categorieën voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - de in het buitenland gevestigde werkgevers en hun in België gedetacheerde werknemers in de zin van de toepasselijke EEG-verordening inzake de sociale zekerheid.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Onder "sociaal fonds" wordt in deze collectieve arbeidsovereenkomst en in zijn bijlage verstaan : het "Sociaal Fonds 318.02 tot financiering tweede pensioenpijler", opgericht als fonds voor bestaanszekerheid bij collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 2008 (registratienummer 88375/CO/318.02, en gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 februari 2011 tot wijziging van de statuten en de benaming van het fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds 318.02 tot aanvullende financiering tweede pensioenpijler" (registratienummer 104453/CO/318.02).
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op : - werknemers met een contract van interimarbeid; - werknemers met een vakantie-, studenten- of IBO-contract (individuele beroepsopleiding); - leerlingen waarvoor geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald (erkende leerling van de middenstand, leerling met industrieel leercontract, leerling in opleiding tot ondernemingshoofd, leerling met een overeenkomst voor socio- professionele inpassing, erkend door de gemeenschappen en gewesten, stagiair met een beroepsinlevingsovereenkomst); - arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten op de inrichting van de OCMW's en tewerkgesteld in het kader van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991, tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst; - werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten; - erkende beroepsjournalisten gedurende de periode die in aanmerking komt voor het wettelijk aanvullend pensioen voor erkende beroepsjournalisten, geregeld door het koninklijk besluit van 27 juli 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971); - coöperanten van Belgische niet-gouvernementele organisaties, die werken in het buitenland en voor wie een aansluiting bestaat bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid; - niet aan RSZ onderworpen werknemers die occasioneel sociaal-cultureel werk verrichten. HOOFDSTUK III. - Pensioenreglement
Art. 4.Het pensioenreglement dat volgens de bepalingen van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 februari 2011 tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel (registratienummer 104291/CO/318.02), als bijlage werd opgenomen, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2016 tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02 (registratienummer 134549/CO/318.02), wordt vervangen door het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding, geldigheidsduur en opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 5.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 december 2018 en is gesloten voor onbepaalde tijd. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de partijen worden opgezegd vóór 30 juni van ieder kalenderjaar, met uitwerking op 1 januari van het daaropvolgend kalenderjaar. De opzegging moet betekend worden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, die een kopie van de opzegging stuurt aan elke ondertekenende partij.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 maart 2020.
De Minister van Werk, N. MUYLLE
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 318.02 Pensioenreglement
Artikel 1.Voorwerp 1.1. Dit sectoraal pensioenreglement wordt opgesteld in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel, gesloten in de paritaire (sub)comités 318.02, 319.01, 327.01, 329.01 en 331. 1.2. De pensioentoezegging heeft tot doel om een pensioenkapitaal of een ermee overeenstemmende rente samen te stellen, die aan de aangeslotene of in geval de aangeslotene overlijdt vóór de pensionering, aan zijn rechthebbenden uitgekeerd wordt, volgens het stelsel van de vaste bijdragen zonder rendementsgarantie. 1.3. Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de inrichter, de pensioeninstelling, de werkgevers, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden. 1.4. Dit reglement treedt in werking vanaf 1 december 2018 en vervangt het vorige reglement ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst, dat van kracht was vanaf 1 januari 2017.
De verworven rechten van de aangeslotenen die uitgetreden zijn uit het pensioenstelsel van de inrichter vóór de inwerkingtreding van dit reglement en/of van hun rechthebbenden blijven bepaald door het reglement dat van kracht was bij hun uittreding, tenzij wettelijke bepalingen een andere uitvoering opleggen.
Art. 2.Begripsomschrijvingen In dit reglement worden een aantal begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben : 2.1. Inrichters Het sectoraal aanvullend pensioenstelsel is een multi-inrichterspensioenstelsel.
De fondsen voor bestaanszekerheid, opgericht in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en de vaststelling van zijn statuten, gesloten in de betrokken paritaire (sub)comités : - "Sociaal Fonds 318.02 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 319.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 327.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 329.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 331 tot financiering tweede pensioenpijler", treden op als inrichter. 2.2. Organisatie Elke organisatie - al dan niet gesubsidieerd door de federale overheid - die personeelsleden tewerkstelt binnen het toepassingsgebied van de paritaire (sub)comités 318.02, 319.01, 327.01, 329.01 en 331, op wie één van de eerdergenoemde sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is. 2.3. Jaarloon Het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, ten laste van de organisatie. 2.4. Pensioenfonds Het "Pensioenfonds van de Vlaamse non-profit/social-profitsector" OFP, met zetel te 1000 Brussel, Sainctelettesquare 13-15, toegelaten op 8 mei 2012 onder nummer 50601. 2.5. Wet betreffende de aanvullende pensioenen Wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.
Art. 3.Aansluiting 3.1. Elke werknemer ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst : - die op of na 1 januari 2010 door een arbeidsovereenkomst verbonden is met een organisatie; - en op wie de collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel binnen het paritair comité, van toepassing is, wordt verplicht aangesloten aan het pensioenstelsel.
De datum van in dienst treden bij een werkgever op wie het reglement van toepassing is, is tegelijk de datum van aansluiting aan dit reglement. Wie in dienst was op 1 januari 2010 wordt vanaf die datum aangesloten. 3.2. Worden evenwel uitgesloten : - werknemers met een contract van interimarbeid; - werknemers met vakantie-, studenten- of IBO-contracten (individuele beroepsopleiding); - leerlingen waarvoor geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald (erkende leerling van de middenstand, leerling met industrieel leercontract, leerling in opleiding tot ondernemingshoofd, leerling met een overeenkomst voor socioprofessionele inpassing, erkend door de gemeenschappen en gewesten, stagiair met een beroepsinlevingsovereenkomst); - arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten op de inrichting van OCMW's en een tewerkstelling in het kader van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991, tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst; - werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten; - erkende beroepsjournalisten gedurende de periode die in aanmerking komt voor het wettelijk aanvullend pensioen voor erkende beroepsjournalisten, geregeld door het koninklijk besluit van 27 juli 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971); - coöperanten van Belgische niet-gouvernementele organisaties, die werken in het buitenland en voor wie een aansluiting bestaat bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid; - niet aan RSZ onderworpen werknemers die occasioneel sociaal-cultureel werk verrichten. 3.3. De aangeslotene zal op eenvoudige vraag alle ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn opdat het pensioenfonds zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbenden kan uitvoeren, overmaken. Zolang de aangeslotene deze inlichtingen of bewijsstukken niet overmaakt, zullen de inrichter en het pensioenfonds hun verplichtingen tegenover de aangeslotene met betrekking tot het aanvullend pensioen dat in dit reglement beschreven wordt niet kunnen uitvoeren. Er kan in dat geval geen sprake zijn van enige vorm van vergoeding of verwijlintrest voor een gebeurlijke late uitbetaling van rechten.
Art. 4.Het bedrag van de pensioentoelage 4.1. De uitkeringen bij pensionering en in geval van overlijden worden gefinancierd door jaarlijkse toelagen waarvan het niveau vastgesteld wordt bij collectieve arbeidsovereenkomst. 4.2. In geval van toekenning van een opzeggingsvergoeding aan een rechthebbende, wordt de pensioentoelage toegekend voor de volledige periode waarmee deze opzeggingsvergoeding overeenkomt op basis van de laatste pensioentoelage die op dat moment van kracht was.
Art. 5.De aanwending van de pensioentoelage 5.1. De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort. De valutadatum, dit is de datum vanaf wanneer de pensioentoelage opgerent wordt, wordt vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst. 5.2. De oprenting gebeurt : - tot op de dag voorafgaand aan de pensionering; - of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt.
Art. 6.Het rendement 6.1. Het pensioenfonds beheert : - de verworven reserves van de aangeslotene; - een egalisatiereserve; - een rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten. 6.2. Het pensioenfonds viseert een streefrendement en een egalisatiereserve : - Het streefrendement bedraagt 3,25 pct.; - Het kritisch streefrendement is gelijk aan het rendement dat de inrichter op basis van de wet betreffende de aanvullende pensioenen moet waarborgen bij pensionering of overdracht van verworven reserve.
Hierbij wordt de verticale methode toegepast; - Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds het toelaat, worden er geen negatieve rendementen aan de individuele rekeningen van de aangeslotene toegekend; - Indien de egalisatiereserve voldoende groot is, wordt het volledige netto financieel rendement van de beleggingsportefeuille toegekend. 6.3. De financieringswijze, de toewijzing van de activa, en de verdeling van het behaalde rendement over de onderdelen wordt bepaald in het addendum 2 aan dit reglement : Toekenning van het rendement.
Art. 7.Uitbetaling 7.1. Het pensioenfonds zal de voorziene bedragen zo snel mogelijk uitbetalen. 7.2. Indien het pensioenfonds nog niet beschikt over de tewerkstellingsgegevens die nodig zijn om het juiste bedrag uit te betalen, zal de laatst gekende pensioentoelage proportioneel toegepast worden in verhouding met het aantal volledige maanden tewerkstelling bij een organisatie, en met de laatst gekende tewerkstellingsgraad.
Art. 8.De pensioenleeftijd 8.1. De pensioenleeftijd waarop het kapitaal dat op de pensioenrekening opgebouwd werd opeisbaar is, wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de normale wettelijke pensioenleeftijd die van kracht is op de berekeningsdatum. Op 1 januari 2018 bedraagt die pensioenleeftijd 65 jaar. Vanaf 1 januari 2025 wordt hij 66 jaar, en vanaf 1 januari 2030 67 jaar. 8.2. Het kapitaal is echter opeisbaar bij de effectieve ingang van het wettelijk rustpensioen met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van het aanvullend pensioen. 8.3. Indien de aangeslotene in dienst blijft van een organisatie na de pensioenleeftijd en nog niet geniet van een wettelijk pensioen, wordt de pensioenleeftijd verdaagd voor opeenvolgende periodes van één jaar.
In dat geval blijft de pensioentoelage verschuldigd. De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening bekomen bij de effectieve ingang van het wettelijk rustpensioen met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van het aanvullend pensioen.
Art. 9.Overlijden Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening.
Art. 10.Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves 10.1. De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn eigendom van de aangeslotene. 10.2. Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling en die opnieuw in dienst komt van een organisatie die behoort tot een sector waarop het reglement van toepassing is, wordt niet als een nieuwe aangeslotene beschouwd. 10.3. De pensioenrekening kan niet in pand gegeven worden, en de begunstiging ervan kan niet overgedragen worden. Er kan geen voorschot op toegekend worden.
Art. 11.Uitkeringen 11.1. De aangeslotene of de begunstigde(n) worden verondersteld te kiezen voor de uitkering in de vorm van een kapitaal. 11.2. De begunstigde(n) kan (kunnen) evenwel vragen om het kapitaal dat aan he(m)(n) toekomt, om te vormen in een lijfrente. Een keuze voor een vereffening als lijfrente moet uiterlijk één maand vóór de datum waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan het pensioenfonds meegedeeld worden. 11.3. Het kan volgens de keuze van de begunstigde gaan om een lijfrente die enkel aan hem betaald wordt, of om een lijfrente die in geval van overlijden van de begunstigde overdraagbaar is op de overlevende echtgeno(o)t(e) of op de partner waarmee hij wettelijk samenwoont. De rente kan geïndexeerd worden.
De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde(n).
Wanneer het jaarbedrag van de rente de 499,99 EUR niet overschrijdt, kan de voorziene uitkering niet onder vorm van rente gebeuren, maar enkel onder vorm van een éénmalig kapitaal.
Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 499,99 en 800,01 EUR, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke trimes-triële delen op het einde van ieder trimester.
De hiervoor vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet betreffende de aanvullende pensioenen.
Art. 12.De begunstigde van de uitkering bij pensionering 12.1. Indien de aangeslotene het wettelijk rustpensioen verkrijgt, wordt de waarde van de pensioenrekening op de dag voorafgaand aan de pensionering, uitgekeerd aan de aangeslotene zelf. 12.2. Indien de begunstigde van het kapitaal bij leven : - naar aanleiding van de pensionering een pensioneringsformulier en een herinneringsbrief ontving op het officiële adres; - of geen officieel adres heeft, en geen aanvraag tot uitbetaling deed, wordt het voorziene pensioenkapitaal vereffend ten voordele van het pensioenfonds na 10 jaar volgend op de voorziene uitkeringsdatum.
Art. 13.De begunstigde van de uitkering bij overlijden 13.1. Indien de aangeslotene overlijdt vóór de pensioenleeftijd, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde : - De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene, voor zover die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben; - Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene; - Bij ontstentenis, de kinderen van de aangeslotene; - Bij ontstentenis, de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aan het pensioenfonds aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is; - Bij ontstentenis, de ouders van de aangeslotenen. Bij overlijden van één van hen, komt het kapitaal toe aan de langstlevende; - Bij ontstentenis, het pensioenfonds. 13.2. Indien er meerdere begunstigden zijn, wordt de voorziene uitkering bij overlijden in gelijke delen onder hen verdeeld, tenzij het document van aanduiding van begunstigde de grootte van de delen bepaalt. 13.3. In geval de aangeslotene en de begunstigde overlijden zonder dat de volgorde van overlijden kan bepaald worden, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de volgende in de voorrangsorde van begunstigden. 13.4. Indien er zich geen begunstigde voor het kapitaal bij overlijden aanmeldde of gevonden werd binnen een periode van 10 jaar na het overlijden, wordt na deze periode de voorziene uitkering bij overlijden vereffend ten voordele van het pensioenfonds.
Art. 14.Gevolgen van het niet-betalen van de pensioentoelagen 14.1. De inrichter laat de inning van de werkgeversbijdragen aan het sectorale pensioenstelsel gebeuren door de RSZ. De inrichter zal de werkgeversbijdragen aan het sectorale pensioenstelsel, verminderd met beheerskosten, aan het pensioenfonds overmaken. 14.2. Wanneer de pensioentoelage niet langer betaald wordt, worden de pensioenrekeningen premievrij gemaakt. Het pensioenfonds zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 2 maanden volgend op de datum waarop het kennis kreeg van het stopzetten van de betaling, door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief op de hoogte brengen.
Art. 15.Het pensioenreglement De tekst van het pensioenreglement is beschikbaar op de website van het pensioenfonds.
Art. 16.De pensioenfiche Ieder jaar brengt het pensioenfonds elke actieve aangeslotene door middel van een pensioenfiche op de hoogte van onder meer : - het bedrag van de pensioentoelagen; - de verworven reserve; - de verworven prestatie en de datum van opeisbaarheid; - het bedrag van de verworven reserve van het afgelopen jaar; - de rente die overeenstemt met het pensioenkapitaal; - de methode van de berekeningswijze van de rendementsgarantie.
De pensioenfiche wordt beschikbaar gesteld in de e-box van de aangeslotene op de website www.mybenefit.be en op de website www.mypension.be.
Art. 17.Beheersverslag Het pensioenfonds stelt jaarlijks een verslag op over het beheer van de pensioentoezegging en stelt dit ter beschikking van de aangeslotenen (het zogenaamde "transparantieverslag"). Daarin is onder meer de volgende informatie opgenomen : - de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen en de kostenstructuur.
Dit verslag wordt op schriftelijk verzoek van de aangeslotene aan hem overgemaakt.
Art. 18.De aangeslotene verlaat de organisatie vóór de pensioenleeftijd 18.1. Wanneer het arbeidscontract van de aangeslotene beëindigd wordt en hij binnen de twee trimesters volgend op de beëindiging van het arbeidscontract het werk hervat bij een organisatie waarop dit pensioenreglement van toepassing is, blijft de aangeslotene deelnemer aan het sectorale pensioenstelsel voor zover hij aan de aansluitingsvoorwaarden voldoet. 18.2. Wanneer het arbeidscontract van de aangeslotene beëindigd wordt om een andere reden dan het overlijden of de pensionering, en hij het werk niet hervat bij een organisatie waarop dit pensioenreglement van toepassing is, is er sprake van uittreding, en heeft de aangeslotene de keuze tussen de volgende mogelijkheden, voor zover hij rechten kan opeisen op de reserves : - hetzij de verworven reserve zonder wijziging van de pensioentoezegging laten bij het pensioenfonds en op de pensioenleeftijd of bij overlijden een kapitaal of een rente ontvangen; - hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidscontract sloot, indien hij aan de pensioentoezegging van die nieuwe werkgever aangesloten wordt; - hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioeninstelling die de totaliteit van haar winsten proportioneel met de reserves verdeelt onder de aangeslotenen, en die de kosten beperkt als gevolg van de regels overeenkomstig artikel 22 van de wet van 12 juli 1957Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/07/1957 pub. 20/10/2009 numac 2009000692 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden. 18.3. Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij het pensioenfonds zonder wijziging van de pensioentoezegging.
Art. 19.Fiscale bepalingen 19.1. Wanneer de aangeslotene en de begunstigde hun woon- en/of werkplaats in België hebben, en de organisatie gevestigd is in België, is de Belgische fiscale wetgeving van toepassing zowel op de pensioenbijdragen als op de uitkeringen. Is dit niet het geval, dan zouden fiscale en/of sociale lasten kunnen verschuldigd zijn op basis van een buitenlandse wetgeving, in uitvoering van de internationale verdragen die in dat verband gelden. 19.2. Op basis van de Belgische fiscale wetgeving van kracht op de ingangsdatum van dit pensioenreglement, vormen de werkgeverstoelagen in principe aftrekbare beroepskosten in de vennootschapsbelasting, en geven geen aanleiding tot bijkomende heffing in de rechtspersonenbelasting, noch tot een dadelijk belastbaar voordeel voor de aangeslotene.
Het bedrag, uitgedrukt in jaarlijkse rente : - van de voorziene uitkeringen naar aanleiding van pensionering in uitvoering van dit pensioenreglement; - van het wettelijk pensioen; - van andere tweede pijler aanvullende pensioenuitkeringen waarop de aangeslotene recht heeft, mag evenwel 80 pct. van de laatste normale bruto bezoldiging niet overschrijden, rekening houdend met de normale duur van een beroepswerkzaamheid, en met een overdraagbaarheid van de rente ten gunste van de overlevende echtgeno(o)t(e) van 80 pct., en met een indexatie van de rente. 19.3. Indien een organisatie voor een aangeslotene nog andere aanvullende pensioenvoordelen zou voorzien dan diegene die voortkomen uit dit pensioenreglement, zal een gebeurlijke overschrijding van de fiscaal toegelaten grens aangerekend worden op de financiering van die andere pensioenvoordelen.
Art. 20.Verplichtingen van de inrichter 20.1. De inrichter zal tijdig alle vereiste gegevens voor de uitvoering van dit pensioenreglement aan het pensioenfonds overmaken.
De verplichtingen van het pensioenfonds worden gevestigd op basis van de tijdig overgedragen gegevens. 20.2. De inrichter zal alle vragen van de aangeslotenen over het pensioenreglement in het algemeen, of over de individuele rekeningen, meedelen aan het pensioenfonds.
Art. 21.Bescherming van gegevens 21.1. De inrichter verstrekt een aantal persoonsgegevens aan het pensioenfonds om het sectorale pensioenstelsel te beheren. De inrichter en het pensioenfonds behandelen deze gegevens vertrouwelijk.
Ze mogen uitsluitend gebruikt worden voor het beheer van het sectorale pensioenstelsel, met uitsluiting van elk ander al dan niet commercieel oogmerk. 21.2. Iedere persoon van wie persoonlijke gegevens bewaard worden, heeft het recht om inzage ervan te verkrijgen. Hij moet zich in dat geval schriftelijk tot de Data Protection Officer (of "DPO") van het pensioenfonds richten, en daarbij een kopie van zijn identiteitskaart voegen.
Art. 22.Wijziging van dit reglement Dit pensioenreglement kan gewijzigd of stopgezet worden door een collectieve arbeidsovereenkomst die in het bevoegde paritaire (sub)comité gesloten wordt.
Art. 23.Geschillen en toepasselijk recht Het Belgische recht is van toepassing op dit pensioenreglement.
Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.
Addendum 1 aan het pensioenreglement : Uittredingsovereenkomst 1. De fondsen voor bestaanszekerheid, opgericht in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en de vaststelling van zijn statuten, gesloten in de betrokken paritaire (sub)comités : - "Sociaal Fonds 318.02 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 319.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 327.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 329.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 331 tot financiering tweede pensioenpijler", die optreden als inrichters van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel dat beheerd wordt door het organisme voor de financiering van pensioenen "Pensioenfonds van de Vlaamse non-profit/social-profitsector", sluiten een uittredingsovereenkomst in de zin van de wet betreffende de aanvullende pensioenen. 2. Deze uittredingsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017.3. Door het sluiten van deze uittredingsovereenkomst vormt de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een aangeslotene bij een organisatie die ressorteert onder een paritair (sub)comité waarop dit sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is, die gevolgd wordt door het sluiten van een nieuwe arbeidsovereenkomst bij een organisatie die ressorteert onder een ander paritair (sub)comité waarop dit sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is, geen uittreding uit dit sectoraal aanvullend pensioenstelsel.4. Alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het sectoraal pensioenreglement, die op de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de aangeslotene met een organisatie die ressorteert onder een paritair (sub)comité waarop dit sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is, kunnen uitgeoefend worden ten overstaan van de inrichter die optreedt voor het betrokken paritaire (sub)comité, worden overgenomen door de inrichter die optreedt voor het betrokken paritaire (sub)comité waaronder de nieuwe werkgever ressorteert.De overname van de rechten en verplichtingen van de inrichter van de betrokken organisatie vindt plaats op de datum dat de aangeslotene in dienst treedt bij de nieuwe werkgever. 5. Tegenover de inrichter die hij vervoegt, kan de aangeslotene alle aanspraken laten gelden die hij kon laten gelden tegenover de inrichter die hij verlaat.De inrichter die door de aangeslotene verlaten wordt, blijft evenwel hoofdelijk aansprakelijk ten opzichte van de aangeslotene in geval van niet-nakoming door de inrichter die door de aangeslotene vervoegd wordt. 6. Indien de inrichter die verlaten werd, wordt aangesproken door de aangeslotene omwille van het niet-naleven van de verplichtingen door de overnemende inrichter, kan de inrichter die verlaten werd zich vervolgens verhalen op de overnemende inrichter en de terugbetaling eisen van de betalingen die de inrichter die verlaten werd, moest uitvoeren om aan de rechten van de aangeslotene te voldoen.7. Telkens een aangeslotene in dienst treedt van een organisatie die ressorteert onder een ander paritair (sub)comité waarop dit sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is, wordt deze uittredingsovereenkomst toegepast.Elke voorgaande inrichter blijft aansprakelijk voor zijn deel van de rechten en verplichtingen. 8. De aangeslotene zal door het pensioenfonds verwittigd worden van de overname van de verplichtingen en de gevolgen.9. Deze uittredingsovereenkomst kan gewijzigd of stopgezet worden door een collectieve arbeidsovereenkomst die in het bevoegde paritaire (sub)comité gesloten wordt. Addendum 2 aan het pensioenreglement : Toekenning van het rendement 1. Het pensioenfonds beheert : - de verworven reserves van de aangeslotene; - een egalisatiereserve; - een rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten. 2. De pensioentoelagen die de inrichter overmaakt aan het pensioenfonds, worden gestort op een rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten. Deze rekening bevat de bedragen die ontvangen werden door het pensioenfonds met het oog op pensioentoelagen en het dekken van kosten, maar die nog niet toegekend werden op de individuele rekening van de aangeslotene, rekening houdend met een toewijzing aan de egalisatiereserve.
De pensioentoelage die in uitvoering van het pensioenreglement op de individuele rekening van de aangeslotene moet gestort worden, wordt geput uit deze rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten.
Deze rekening wordt daarnaast ook gebruikt : - voor het betalen van kosten voor het beheer van het pensioenfonds; - indien de egalisatiereserve niet volstaat, om in uitvoering van een beslissing van de daartoe bevoegde organen, een gebeurlijk tekort aan rendement op de individuele pensioenrekening, ten overstaan van het rendement dat de inrichter op basis van de wet betreffende de aanvullende pensioenen moet waarborgen bij pensionering of overdracht van verworven reserve, aan te zuiveren. 3. De beleggingskosten en belastingen op de beleggingen worden ingehouden op het bij de vermogensbeheerders belegd vermogen. De werkingskosten van het pensioenfonds worden gedragen door het pensioenfonds. 4. De egalisatiereserve is gelijk aan de totale activa van het pensioenfonds, verminderd met de som van de technische voorzieningen en de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten.Ze wordt gefinancierd door overrendementen die in het kader van de hierna beschreven rendementstoekenning niet onmiddellijk toegekend worden op de individuele pensioenrekeningen.
De egalisatiereserve kan eveneens gefinancierd worden door een bijdrage van de inrichter.
De egalisatiereserve kan aangewend worden om het rendement aan te vullen op basis van de hierna beschreven rendementstoekenning, en om een gebeurlijke onderfinanciering van de rendementsgarantie die volgens de wet betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) door de inrichter moet gewaarborgd worden, aan te zuiveren. 5. De technische voorzieningen zijn gelijk aan de verworven reserve, met als absoluut minimum de verworven reserves zoals bepaald door de sociale of arbeidswetgeving die op de pensioenregeling van toepassing is.6. Het netto financieel rendement voor het afgelopen boekjaar wordt op 31 december berekend volgens de regels die vastgelegd zijn in het financieringsplan van het pensioenfonds, waarbij rekening gehouden wordt met inkomsten en uitgaven, en de marktwaarde van het vermogen van het pensioenfonds bij het begin en einde van het boekjaar.7. De bepaling van het toegekende rendement is gebaseerd op het financieringsniveau voorafgaand aan de rendementstoekenning : - Het streefrendement wordt bereikt wanneer het geometrisch gemiddeld rendement dat vanaf 1 januari 2017 tot 31 december van het berekeningsjaar toegekend wordt aan de individuele pensioenrekeningen 3,25 pct.bedraagt; - Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds het toelaat, worden er geen negatieve rendementen aan de individuele rekeningen van de aangeslotene toegekend; - Indien het financieringsniveau voorafgaand aan de rendementstoekenning voldoende groot is, wordt het volledige netto financieel rendement van de beleggingsportefeuille toegekend; - Eventueel wordt een gedeelte van het behaalde rendement aangewend om de egalisatiereserve aan te vullen.
Het financieringsniveau vóór rendementstoekenning wordt jaarlijks op het einde van het jaar berekend en aangeduid door x pct.. 8. Het financieringsniveau voorafgaand aan de rendementstoekenning is gelijk aan het verschil, uitgedrukt in een percentage, tussen de marktwaarde van de activa en de som van de reserve op de individuele pensioenrekeningen, gebeurlijk aangevuld tot het rendement dat de inrichter op basis van de wet betreffende de aanvullende pensioenen moet waarborgen bij pensionering of overdracht van verworven reserve, en de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten. 9. Het toegekende rendement :
Het netto financieel rendement van het boekjaar is :/ Le rendement financier net de l'exercice comptable est de :
< 0 pct./p.c.
0 - 1,75 pct./p.c.
1,75 pct./p.c. - 3,25 pct./p.c.
> 3,25 pct./p.c.
Financieringsniveau voorafgaan aan de rendements-toekenning/ Niveau de financement avant octroi des rendements
Toegekend rendement/Rendement octroyé
< 10 pct./p.c.
Het netto financieel rendement/ Le rendement financier net
0 pct./p.c.
1,75 pct./p.c.
1,75 pct./p.c.
= of > dan 10 pct. en à 10 p.c. et < 30 p.c.
0 pct./p.c.
Het netto financieel rendement/ Le rendement financier net
1,75 pct./p.c.
3,25 pct./p.c.
= of > dan 30 pct. en à 30 p.c. et < 60 p.c.
0 pct./p.c.
1,75 pct./p.c.
Het netto financieel rendement/ Le rendement financier net
Het rendement dat toelaat het streefrendement te bereiken, maar minimum 3,25 pct./ Le rendement qui permet d'atteindre l'objectif de rendement, mais au minimum 3,25 p.c.
= of > 60 pct./ = ou > 60 p.c.
1,75 pct./p.c.
Het rendement dat toelaat het streefrendement te bereiken, maar minimum 1,75 pct./ Le rendement qui permet d'atteindre l'objectif de rendement, mais au minimum 1,75 p.c.
Het rendement dat toelaat het streefrendement te bereiken, maar minimum het netto financieel rendement/ Le rendement qui permet d'atteindre l'objectif de rendement, mais au minimum le rendement financier net
Het rendement dat toelaat het streefrendement te bereiken, maar minimum het netto financieel rendement/ Le rendement qui permet d'atteindre l'objectif de rendement, mais au minimum le rendement financier net
10. Wanneer een aangeslotene uittreedt en er nog geen toe te kennen rendement kon vastgesteld worden, wordt voor de periode gelegen tussen de laatste effectieve toekenning van een rendement en de uittreding, een rendement van 0 pct.toegekend. 11. Het toegekende rendement wordt proportioneel toegewezen aan de verworven reserves van de aangeslotene, de egalisatiereserve en de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 maart 2020.
De Minister van Werk, N. MUYLLE