gepubliceerd op 19 januari 2015
Koninklijk besluit betreffende de verplichte bijdragen aan het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden
6 JANUARI 2015. - Koninklijk besluit betreffende de verplichte bijdragen aan het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998016042 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, de artikelen 5, 1° en 6, § 1;
Gelet op de programmawet (I) van 29 maart 2012, artikel 24, 6° ;
Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op 13 oktober 2014;
Gelet op de het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 5 november 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d 11 december 2014;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 16 december 2014;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat: - de economische crisis in de varkenssector, versterkt door het handelsembargo van de Russische Federatie, noodzaakt tot het verminderen van de financiële verplichtingen;
Gelet op de adviesaanvraag binnen 5 dagen, die op 12 december 2014 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen de termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 5, 1°, van de wet van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998016042 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, worden opgelegd aan de verantwoordelijken van bedrijven waar varkens worden gehouden, en in afwijking van artikel 24, 6°, van de programmawet (I) van 29 maart 2012: 1° voor de periode vanaf 1 januari 2014 tot 31 december 2014 : 0 euro.2° vanaf 1 januari 2015: - een verplichte bijdrage van respectievelijk 0,40 euro of van 0,20 euro per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 6,20 euro per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd. Indien de afvoer van biggen steeds naar één en hetzelfde bedrijf van bestemming geschiedt, waar ze gehouden worden tot de slachting, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 0,20 euro per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 6,20 euro per bedrijf; - een verplichte bijdrage van respectievelijk 1,28 euro of 0,30 euro per vleesvarken dat kan gehouden worden met een minimum van 6,20 euro per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd.
Indien de biggen steeds van één en hetzelfde bedrijf van oorsprong, waar ze geboren worden, afkomstig zijn, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 0,30 euro per vleesvarken dat kan worden gehouden, met een minimum van 6,20 euro per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met 0,20 euro voor bedrijven waar meer dan 1 500 vleesvarkens kunnen gehouden worden.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.
Art. 3.De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 januari 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, W. BORSUS