gepubliceerd op 12 december 2000
Koninklijk besluit tot herinrichting van de Interdepartementale Commissie voor humanitair recht
6 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot herinrichting van de Interdepartementale Commissie voor humanitair recht
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit hetwelk wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen heeft ten doel, door de Interdepartementale Commissie voor humanitair recht te reorganiseren, de rol van deze Commissie officieel en openlijk te bevestigen, haar meer bekendheid te geven en haar werking te verbeteren.
De Aanvullende Protocollen bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, gedaan te Genève op 8 juni 1977, zijn door de Belgische wet van 16 april 1986 goedgekeurd.
Van bij de inwerkingtreding van deze verdragen in België op 20 november 1987 was de Nationale Vereniging van het Belgische Rode Kruis er, door haar diepgaande studie van de teksten, van overtuigd dat de wezenlijke uitvoering van deze nieuwe internationale akten, die voor de bescherming van het menselijke leven bij gewapende conflicten zo belangrijk zijn, niet mogelijk zou zijn zonder dat de verschillende Rijksinstellingen, die de nieuwe door België aangegane verplichtingen dienen uit te voeren, daartoe worden aangezet en hen de middelen tot coördinatie worden aangereikt. (1) Het bewijs ervan werd op 27 en 28 november 1986 geleverd naar aanleiding van een nationaal Symposium, georganiseerd door het Belgische Rode Kruis, waaraan de meeste rechtstreeks betrokken autoriteiten hebben deelgenomen. De nationale Voorzitter van het Belgische Rode Kruis (toendertijd Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Albert) heeft in zijn toespraak tot de deelnemers, in aanwezigheid van de Eerste Minister, dan ook voorgesteld een dergelijke interdepartementale Commissie op te richten.
Daaraan werd gevolg gegeven en de Interdepartementale Commisie voor humanitair recht werd bij een besluit van de Ministerraad van 20 februari 1987 opgericht.
Zij was belast met het onderzoek naar de nationale maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en van de Aanvullende Protocollen bij deze Verdragen van 8 juni 1977 en was oorspronkelijk samengesteld uit de vertegenwoordigers van de Eerste Minister en van de Ministers die bevoegd waren voor Buitenlandse Zaken, Justitie, Landsverdediging, Binnenlandse Zaken, Volksgezondheid en Begroting. Daaraan werden eveneens de vertegenwoordigers van de twee (toenmalige nationale) Ministers van Onderwijs toegevoegd. Vertegenwoordigers van het Belgische Rode Kruis nemen als deskundigen eveneens aan de werkzaamheden van de Commissie deel.
Tot slot worden tevens een paar vaste deskundigen bij de werkzaamheden van de Commissie betrokken (2).
Bij een beslissing van de Ministerraad van 23 december 1994 werd de opdracht van de Interdepartementale Commissie voor humanitair recht opnieuw gedefinieerd en uitgebreid.
Het mandaat van de Commissie, zoals het in 1987 bij haar oprichting is vastgesteld en in 1994 is herzien, behelst derhalve het volgende: - bestudering en inventarisering van de nationale maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het internationaal humanitair recht; - opvolging en coördinatie van de voorgestelde nationale uitvoeringsmaatregelen en hun toepassing; - functie als vast adviesorgaan van de Regering op het gebied van de toepassing en de ontwikkeling van het internationaal humanitair recht; - samenwerking met de Gemeenschappen en de Gewesten inzake aangelegenheden waarvoor deze gefedereerde entiteiten bevoegd zijn.
De Commissie heeft enorm gewerkt; zij heeft ten behoeve van de betrokken Ministers een actieprogramma uitgewerkt bestaande uit drieënveertig maatregelen, die nodig zijn voor de nationale tenuitvoerlegging van het internationaal humanitair recht.
Onder de verwezenlijkingen van de Commissie kan men vermelden de uitvoering van een aantal prioritair geachte maatregelen, zoals de aanwijzing en de opleiding van het deskundig personeel, de wet op de bestraffing van de ernstige overtredingen van het internationaal humanitair recht, de aanstelling en opleiding van de raadgevers in het recht van de gewapende conflicten bij de Krijgsmacht. De Commissie heeft in haar midden tevens werkgroepen opgericht, belast met het onderzoek naar andere tenuitvoerleggingsmaatregelen, zoals de verspreiding van het humanitair recht in het Onderwijs, de bescherming van de culturele goederen in geval van een gewapend conflict, de oprichting van een Nationaal Inlichtingenbureau, de nationale maatregelen die vereist zijn door de oprichting van de internationale strafgerechten, .
Op 4 november 1997 werd ter gelgenheid van de tiende verjaardag van de Commissie, in aanwezigheid van de nationale Voorzitster van het Belgische Rode Kruis, Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid, een Academische Zitting gehouden.
Tijdens deze vergadering kwamen drie studiethema's aan bod : de raadgevers in het recht van de gewapende conflicten; de bestraffing van de zware inbreuken op het internationaal humanitair recht; de verspreiding van het internationaal humanitair recht, in het bijzonder in het Onderwijs.
De sprekers op deze Academische Zitting konden zich zeker gelukkig prijzen dat de uitwerkingsfase van de actieprogramma's tot een goed einde was gebracht, maar zij uitten ook hun bezorgdheid ten aanzien van de moeilijkheden die bij de uitvoering van deze maatregelen worden ondervonden.
Bij die gelegenheid werd de « Verzameling van de werkdocumenten » van de Commissie gepubliceerd en verspreid. Dit werk, dat in een Franse en een Nederlandse versie is verschenen, bevat de drieënveertig werkdocumenten (« fiches ») die de nationale maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het internationaal humanitair recht betreffen (3).
Ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 23 december 1994 is de Commissie ermee belast de Executieven van de Gemeenschappen en de Gewesten te verzoeken met haar samen te werken en zich bij de Commissie te laten vertegenwoordigen. Sinds 1996 nemen de vertegenwoordigers van de Departementen van Onderwijs van ieder van de drie Gemeenschappen aan de Commissiewerkzaamheden deel.
In het kader van het onderzoek naar andere maatregelen voor de tenuitvoerlegging van het internationaal humanitair recht (bijvoorbeeld de bescherming van de culturele goederen ingeval van een gewapend conflict) is met de Gemeenschappen en de Gewesten contact gelegd, teneinde ze bij de bestudering van de maatregelen die tot hun bevoegdheid behoren, te betrekken.
Ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 23 december 1994 doet de Commissie dienst als vast adviesorgaan van de Regering.
Sedert 1995 heeft de Commisie meermaals van dit nieuwe mandaat gebruik gemaakt.
Meer in het bijzonder heeft zij in april 1999, op voorstel van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK), in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het ICRK en het Belgische Rode Kruis, een eerste Europese Samenkomst van de nationale Commissies voor de tenuitvoerlegging van het internationaal humanitair recht belegd.
Ook al heeft de Commissie van 1987 tot op heden op grond van de beslissing van de Ministerraad van 1987, die in 1994 is herzien, kunnen werken, wordt het nuttig geacht thans op een meer officiële manier, het wettelijke bestaan van de Commissie vast te stellen.
Er dient te worden op gewezen dat zij bij de eerste Commissies voor de tenuitvoerlegging van het internationaal humanitair recht was. Meer nog, de Belgische Commissie wordt door het ICRK geregeld als voorbeeld aangehaald in haar campagnes ter bevordering van de uitvoering van de verplichtingen die voor de Staten uit het humanitair recht voortvloeien. De Belgische Commissie heeft eveneens model gestaan voor de aanstelling van gelijkaardige commissies in andere landen.
Het jaar 1999 werd geacht een bijzonder goede keuze te zijn om bij middel van een koninklijk besluit voor te stellen het bestaan, de opdracht en de werkzaamheden van de Commissie voor humanitair recht te erkennen. In 1999 werd immers de vijftigste verjaardag van de Verdragen van Genève van 1949 gevierd. 1999 was bovendien ook het jaar om in herinnering te brengen dat honderd jaar geleden, in 1899, de eerste Verdragen van s' Gravenhage werden aangenomen.
De oprichting bij koninklijk besluit van een Commissie die belast is met het bestuderen van de problemen in verband met de tenuitvoerlegging van instrumenten van het internationaal humanitair recht is geen nieuwigheid in België.
Kort na de goedkeuring van de vier Verdragen van Genève van 1949 door de Belgische wet van 3 september 1952, stelde de Regering immers een Vaste Commissie aan voor het onderzoek naar de problemen inzake strafrecht in de internationale betrekkingen. Deze Commisie werd opgericht bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij koninklijk besluit van 31 oktober 1952.
In 1956 heeft deze Commissie bij de Regering een advies uitgebracht met betrekking tot de wetgeving die moest worden uitgewerkt met het oog op de bestraffing van de schendingen van de Verdragen van Genève, hetwelk vergezeld ging van een voorontwerp van type-wet in dat verband.
Onderzoek van de artikelen De verschillende bepalingen die in het ontwerpbesluit zijn opgenomen bevatten grosso modo de bewoordingen van de beslissingen van de Ministerraad waarbij, in 1987 en in 1994, respectievelijk de Commissie is opgericht en haar opdracht is herzien. Sommige bepalingen die thans deel uitmaken van het Huishoudelijk Reglement van de Commissie, dat op 14 november 1995 is goedgekeurd, zijn in het ontwerpbesluit opgenomen.
Artikel 1 Om het continuïteitsverband met de in 1987 opgerichte Interdepartementale Commissie voor humanitair recht te beklemtonen wordt bepaald dat deze Commissie door het ontwerpbesluit onder de naam « Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht » wordt gereorganiseerd.
Het gebruik van de bepaling « interministerieel », in plaats van « interdepartementaal », toont ondubbelzinnig aan dat deze Commissie is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de verschillende Ministers, die bij de tenuitvoerlegging op nationaal vlak van de instrumenten van internationaal humanitair recht betrokken zijn.
Artikel 2 Artikel 2 bepaalt de opdracht van de Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht. Het zijn de taken die in de beslissingen van de Ministerraad van 1987 en 1994 zijn vastgelegd.
Bovendien werd er ook op toegezien dat de aldus gereorganiseerde Commissie voor de continuïteit zorgt van het werk waarmee de in 1987 opgerichte Interdepartementale Commissie bezig was.
Artikel 3 Thans is het opmaken van een jaarlijks activiteitenverslag in het Huishoudelijk Reglement van de Interdepartementale Commissie ingeschreven. Zij is deze verplichting stipt nagekomen en heeft ieder jaar aan de verschillende in de Commissie vertegenwoordigde Ministers een verslag van haar werkzaamheden overgezonden.
Het activiteitenverslag wordt ter goedkeuring aan de leden van de Commissie voorgelegd en, zodra het is goedgekeurd, wordt het verslag aan de in de Commissie vertegenwoordigde Ministers overgezonden.
Teneinde de federale wetgevende vergaderingen en die van de Gemeenschappen en de Gemeenten goed te informeren kan de Minister tot wiens bevoegdheid Buitenlandse Zaken behoort het jaarverslag aan deze Vergaderingen sturen.
Dit zal er wellicht toe leiden dat de Commissie meer in de kijker komt en bekender wordt en, vooral, dat er meer ruchtbaarheid wordt gegeven aan de deskundige hulp die zij kan bieden.
De Commissie voor humanitair recht heeft sedert haar oprichting in 1987 contact gelegd met het ICRK, meer bepaald met zijn Consultatieve Diensten in internationaal humanitair recht, en met sommige tenuitvoerleggingscommissies die in andere landen werkzaam zijn.
Het ICRK en buitenlandse Commissies hebben herhaaldelijk verzocht om de medeling van documenten die de activiteiten betreffen of naar aanleiding van de werkzaamheden van de Belgische Commissie werden opgesteld. Deze mogelijkheid, die thans in het Huishoudelijk Reglement van de Commissie staat ingeschreven, wordt voortaan in § 2 van artikel 3 vastgelegd.
Artikel 4 Artikel 4 bepaalt de samenstelling van de Commissie en neemt grosso modo de bepalingen over die dienaangaande in de beslissingen van de Ministerraad van 1987 en 1994 zijn opgenomen.
Hetzelfde geldt met betrekking tot de deelneming van vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten en van vertegenwoordigers van het Belgische Rode Kruis.
Artikel 5 De autoriteiten die ermee belast zijn een vertegenwoordiger aan te wijzen, wijzen tevens een plaatsvervanger aan. Deze vervangt het lid dat verhinderd is aan een vergadering van de Commissie deel te nemen.
Het spreekt immers vanzelf dat de afwezigheid van een lid op een vergadering de goede werking van de Commissie ernstig kan belemmeren, ja zelfs blokkeren.
Artikel 6 Vanaf de oprichting van de Commissie in 1987 hebben enkele Ministers, behalve een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger, ook een of meer vaste deskundigen aangewezen. Dat was het geval met de Minister van Justitie en met de Minister van Landsverdediging.
De mogelijkheid om deskundigen bij de werkzaamheden van de Commissie te betrekken werd vervolgens in het Huishoudelijk Reglement van de Commissie ingeschreven. Zij is voortaan in artikel 6 van het ontwerpbesluit vastgelegd.
Artikel 7 Teneinde de Commissie in staat te stellen over alle voor haar werkzaamheden noodzakelijke informatie te beschikken, wordt haar het recht verleend afgevaardigden uit te nodigen van andere autoriteiten dan die welke in de Commissie vertegenwoordigd zijn en bij haar werkzaamheden iedere persoon te betrekken wier medewerking nuttig wordt geacht.
Artikel 8 Artikel 8 betreft het Huishoudelijk Reglement van de Commissie.
Sedert haar oprichting in 1987 heeft de Commissie een Huishoudelijk Reglement uitgewerkt; het eerste werd op 16 juni 1987 goedgekeurd, nadien gewijzigd en op 29 mei 1990 vervangen; op 14 november 1995 werd een nieuw Huishoudelijk Reglement aangenomen.
Voortaan moet het Huishoudelijk Reglement worden voorgelegd aan de Minister die voor Buitenlandse Zaken bevoegd is.
Artikel 9 Ook al kon de Commissie op het ogenblik van haar oprichting in 1987 gebruik maken van de middelen inzake personeel en materieel, verstrekt door de Commissie voor de Nationale Vraagstukken inzake Verdediging (CNVV) (4), is dat niet langer het geval sinds 1993, toen de Regering besloot de CNVV « in haar huidige vorm » te ontbinden.
Ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 1994, waarbij het mandaat van de Commissie voor humanitair recht opnieuw werd gedefinieerd, werkt deze voortaan onder de voogdij van de Minister van Buitenlandse Zaken. Het is dan ook aan die Minister de middelen die voor de werkzaamheden van de Commissie nodig zijn, te harer beschikking te stellen.
Artikelen 10 en 11 Deze bepalingen behoeven geen bijzondere commentaar.
De gebeurtenissen van deze laatste jaren hebben, herhaaldelijk en soms op tragische wijze, duidelijk de aandacht gevestigd op het feit dat het humanitair recht actueel is en de naleving ervan belangrijk is.
Dit houdt in dat dit recht absoluut moet worden toegepast en verspreid. België speelt in dit opzicht een vooraanstaande rol, zowel door de wetgevende initiatieven terzake (bestraffing van de ernstige inbreuken, verbod op antipersoonsmijnen, . ), als door het voorzien in de nodige werkmiddelen voor een doeltreffende en gecoördineerde tenuitvoerlegging (de oprichting van de Interdepartementale Commissie sinds 1987 en de structuur van de raadgevers in het recht van de gewapende conflicten).
De Commissie voor humanitair recht levert een bijdrage tot de rol die België in de ontwikkeling van het internationaal humanitair recht speelt. Zij blijkt het passende adviesorgaan te zijn bij de federale Uitvoerende Macht om bij te dragen tot het scheppen van de omstandigheden die voor de naleving van de internationale verplichtingen op dat gebied nodig zijn. Het blijkt absoluut noodzakelijk te zijn dat de rol van deze Commissie thans wordt uitgebreid, aangezien zij onmiskenbaar een orgaan is dat met zijn kennis en deskundigheid ter beschikking van de Regering staat.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.
De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Van de 43 uitvoeringsmaatregelen, waarvan de Commissie voor humanitair recht een lijst heeft opgemaakt, zijn er 23 die tegelijk verscheidene ministeriële Departementen betreffen en 5 die ze allemaal betreffen.(2) In 1991 is in de « Revue internationale de la Croix-Rouge » (RICR) een artikel verschenen dat aan deze Commissie is gewijd.Daarin worden de oorsprong, de omstandigheden van oprichting, de samenstelling, de opdracht, de manier van werken, de werkwijze en een korte balans van de werkzaamheden van de Commissie beschreven (M. OFFERMANS, « La Commission interdépartementale de droit humanitaire de Belgique », RICR, 1991, pp. 164-177). Dit artikel is voor de periode 1991-1999 aangevuld met een tekst, die is opgenomen in het verslag over de « Rencontre européenne des Commissions et autres instances nationales sur le droit international humanitaire » welke op 19 en 20 april 1999 in Brussel heeft plaatsgehad. (3) De Franse versie van deze documenten kan op de Internetsite van het ICRK worden geraadpleegd.Deze documenten zijn zelfs in het Russisch vertaald. (4) In 1987 werd het voorzitterschap van de Interdepartementale Commissie voor humanitair recht toevertrouwd aan de voorzitter van de CNVV. 6 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot herinrichting van de Interdepartementale Commissie voor Humanitair Recht ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 37 van de Grondwet;
Overwegende dat het past, in het verlengde van de vijftigste verjaardag van de Conventies van Genève van 12 augustus 1949, de rol van de Interdepartementale Commissie voor Humanitair Recht officieel te bevestigen, haar faam te versterken en ze herin te richten om haar werking te verbeteren;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 6 september 2000;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Mini- ster van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De Interdepartementale Commissie voor Humanitair Recht, opgericht bij beslissing van de Ministerraad van 20 februari 1987 en waarvan de opdracht werd geherdefnieerd bij beslissing van de Ministerraad van 23 december 1994, wordt onder de benaming « Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht » heringericht.
Art. 2.De opdracht van de Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht, hierna genoemd « de Commissie », bestaat erin : 1° vast te stellen en te onderzoeken welke nationale uitvoeringsmaatregelen nodig zijn voor de uitvoering van de regels van het internationaal humanitair recht, de betrokken federale Ministers erover in te lichten en hun terzake voorstellen te doen;2° de in 1° bedoelde nationale uitvoeringsmaatregelen op te volgen en te coördineren;3° als permanent adviesorgaan, de federale Regering, op eigen initiatief of op haar verzoek, bij te staan via studies, verslagen, adviezen of voorstellen in verband met de toepassing en de ontwikkeling van het internationaal humanitair recht;4° de voortzetting van de werkzaamheden te verzekeren en in te staan voor de bewaring van het archief van de Interdepartementale Commissie voor Humanitair Recht, bedoeld in artikel 1.
Art. 3.§ 1. De Commissie stelt jaarlijks een ontwerp van verslag van de werkzaamheden op waarin, indien daarvoor redenen bestaan, besluiten en voorstellen van algemene aard zijn vervat. Dit ontwerp wordt aan de leden van de Commissie voorgelegd een maand voor de vergadering tijdens welke de aanneming ervan wordt gepland.
Zodra het verslag is aangenomen, zendt de Commissie het toe aan alle in de Commissie vertegenwoordigde Ministers. Vervolgens kan de Minister die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken dit verslag toezenden aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, aan de Senaat, en aan de Gemeenschaps- en Gewestraden. § 2. De Commissie kan, wanneer zij dit nuttig acht, alle andere documenten die het resultaat zijn van haar werkzaamheden, meedelen aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis en aan de buitenlandse instellingen die een gelijkaardige opdracht vervullen.
Art. 4.§ 1. De Commissie is samengesteld uit : - een voorzitter, aangewezen door de Minister die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken; - een vertegenwoordiger van de Eerste Minister; - een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken; - een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Justitie; - een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Landsverdediging; - een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken; - een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Volksgezondheid; - een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Ontwikkelingssamenwerking.
De Commissie bestaat eveneens uit een ondervoorzitter en een secretaris door haar aangewezen, onder haar leden of de in artikel 6 bedoelde vaste deskundigen. § 2. In de uitoefening van haar opdracht, verzoekt de Commissie de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en het Belgische Rode Kruis, vertegenwoordigers aan te wijzen om deel te nemen aan haar werkzaamheden. § 3. Voor elke vertegenwoordiger wordt tevens een plaatsvervanger aangewezen. § 4. De vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers worden aangewezen door hun respectieve overheden.
Art. 5.Het lid dat verhinderd is, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger.
Art. 6.De Commissie mag zich laten bijstaan door vaste deskundigen.
De vaste deskundige wordt aangewezen door de Commissie, op de voordracht van een in de Commissie vertegenwoordigde Minister.
De vaste deskundige wordt over de werkzaamheden van de Commissie ingelicht op dezelfde wijze als de leden van de Commissie.
Art. 7.De Commissie kan afgevaardigden uitnodigen van andere overheden dan degene die vertegenwoordigd zijn in de Commissie.
De Commissie kan tevens elke persoon van wie de medewerking nuttig wordt geacht, horen en betrekken bij haar werkzaamheden.
Art. 8.Tijdens de eerste vergadering na de inwerkingtreding van dit besluit stelt de Commissie een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken.
Art. 9.De Minister die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken stelt de Commissie administratief personeel, lokalen en materiële middelen ter beschikking.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 11.Onze Eerste Minister en Onze Ministers en Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 december 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN