Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 april 2010
gepubliceerd op 14 april 2010

Koninklijk besluit tot vaststelling van de inlichtingen en de stukken die gevoegd moeten worden bij een aanvraag om vergund te worden als vennootschap voor het beheer van auteursrechten of naburige rechten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010011167
pub.
14/04/2010
prom.
06/04/2010
ELI
eli/besluit/2010/04/06/2010011167/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 APRIL 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inlichtingen en de stukken die gevoegd moeten worden bij een aanvraag om vergund te worden als vennootschap voor het beheer van auteursrechten of naburige rechten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het verslag dat ik U ter ondertekening voorleg, voorziet in de maatregelen tot uitvoering bedoeld in artikel 67 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, vervangen door de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, (Belgisch Staatsblad 23 december 2009).

Paragraaf 1 van dit artikel bepaalt dat de beheersvennootschappen bedoeld in artikel 65 van dezelfde wet een vergunning moeten bezitten om op het nationale grondgebied werkzaam te kunnen zijn. De verplichting om een vergunning te bezitten, vloeit derhalve voort uit de uitoefening van een activiteit als beheersvennootschap op het nationale grondgebied. Ook beheersvennootschappen die in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd zijn dienen over een vergunning te beschikken indien zij op het Belgische grondgebied auteursrechten of naburige rechten willen innen of verdelen voor rekening van verschillende rechthebbenden.

In dit verband kan verwezen worden naar artikel 65bis van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, hierna Auteurswet genoemd, waarin bepaald wordt dat indien de vennootschap gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie, zij haar activiteiten in België dient te verrichten via een in België gevestigd bijkantoor. Wel wordt ten aanzien van deze beheersvennootschappen in artikel 67, § 2, Auteurswet bepaald dat de vergunningsvoorwaarden voor een beheersvennootschap opgericht in een ander land van de Europese Unie mogen gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare eisen en controles waaraan de beheersmaatschappij al in dat land onderworpen is, niet mogen overlappen.

Tenslotte kan wat betreft de beheersvennootschappen die gevestigd zijn buiten de Europese Unie verwezen worden naar de Memorie van toelichting bij voormelde wet van 10 december 2009, waar aangegeven wordt « dat een beheersvennootschap die gevestigd is buiten de Europese Unie geen activiteit van beheer van rechten op het Belgische grondgebied kan uitoefenen dan door een beheersvennootschap in België op te richten of in een andere lidstaat van de Europese Unie. In dit laatste geval zal de beheersvennootschap die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie haar activiteiten in België moeten uitoefenen via een in België gevestigd bijkantoor » (Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, Gedr.

St., Kamer 2008-2009, Doc 52 2051/001, 29).

De aan de beheersvennootschappen opgelegde verplichting om een vergunning te bezitten strekt ertoe aan de auteurs zowel als aan de gebruikers en aan het publiek de waarborg te bieden, dat dergelijke vennootschappen werkelijk beschikken over de vereiste kwaliteiten voor het verrichten van hun werkzaamheden (Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, Gedr. St., Kamer, 2008-2009, Doc. 52 2051/001, 4-5 en Doc. 52 2051/003, 3).

Artikel 1 van het besluit dat U is voorgelegd bepaalt de inlichtingen en stukken die bij een vergunningsaanvraag moeten gevoegd worden. Zij nemen voor een groot deel de bepalingen van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 6 april 1995 over betreffende de vergunning voor de vennootschappen voor het beheer van de rechten bedoeld in artikel 65 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, dat op zijn beurt geïnspireerd is op de wetgevingen van andere Lid-Staten van de Europese Unie. Tevens werd dit artikel 1 aangepast om rekening te houden met de voorwaarden waaraan de beheersvennootschappen moeten voldoen ingevolge het nieuwe artikel 67, § 2, van de Auteurswet, waarin bepaald wordt dat de vergunning verleend wordt aan vennootschappen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 65bis tot 65quinquies, 66, 66quater, 66quinquies en 66sexies van de Auteurswet.

Artikel 1, bepaalt welke inlichtingen en stukken bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

Deze bepaling is van toepassing op elke beheersvennootschap die voornemens is om op het Belgische grondgebied auteursrechten of naburige rechten te innen of verdelen voor rekening van verschillende rechthebbenden.

De inlichtingen en stukken die bij de vergunningsaanvraag moeten gevoegd worden, moeten het mogelijk maken na te gaan of de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning zijn nageleefd.

De statuten en documenten betreffende het bijkantoor die in artikel 1, § 1, enig lid, 1° worden vermeld, wat basisstukken zijn van de vennootschap, zullen in zekere mate de mogelijkheid bieden om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het auteursrecht en de naburige rechten zijn nageleefd.

De documenten die op grond van artikel 1, § 1, enig lid, 2 ° moeten worden overgemaakt, strekken ertoe na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 65ter, § 2.

Het ondernemingsplan dat op grond van artikel 1, § 1, enig lid, 3°, bij de vergunningsaanvraag moet worden gevoegd, en ten minste de in die bepaling vermelde inlichtingen en stukken moet bevatten, strekt er voornamelijk toe na te gaan of de beheersvennootschappen beschikken over een beleidsstructuur die aangepast is aan de voorgenomen werkzaamheden, om aldus een beheer in het belang van de rechthebbenden mogelijk te maken. De documenten die op grond van artikel 1, § 1, enig lid, 3°, f), moeten overgemaakt worden, strekken er onder meer toe na te gaan of voldaan wordt aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 65ter, § 4 en 66, § 2, van de Auteurswet. Wat betreft de beschrijving van de personele en materiële middelen kan vermeld worden dat het doel hiervan is om na te gaan of het personeel en de materiële middelen worden aangewend op een wijze die in overeenstemming is met het ondernemingsplan, en dus aangepast is aan de activiteiten van de beheersvennootschap. In antwoord op het advies van de Raad van State kan vermeld worden dat beheersvennootschappen overeenkomstig artikel 65ter, § 4, immers dienen te beschikken over een aan hun werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, en dat een beschrijving van de personele en materiële middelen onmiskenbaar deel uitmaakt van de beleidsstructuur en administratieve organisatie. Om dezelfde reden wordt aan de beheersvennootschappen als wezenlijk onderdeel van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, een beschrijving gevraagd van de infrastructuur op het gebied van informatica. De naleving van deze voorwaarden houdt niet in dat de vennootschappen het personeel zelf moeten tewerkstellen of de exploitatiemiddelen zelf moeten gebruiken. Deze kunnen voor hun rekening worden uitgevoerd door derden. Evenwel blijft de beheersvennootschap verantwoordelijk voor het beheren van de rechten, en kan zij niet op een algemene wijze dit beheer, of kerntaken die deel uitmaken van dit beheer, aan een derde toevertrouwen. In dit verband kan verwezen worden naar de memorie van toelichting bij artikel 7 van voormelde wet van 10 december 2009, waar bepaald wordt : « Artikel 65 is niet van toepassing op de inningsagenten en ook niet op de technische prestaties van de beheersvennootschappen. Teneinde niet binnen het toepassingsgebied van artikel 65 te vallen, mag de inningsagent geen statutaire of werkelijke activiteit hebben van het innen of verdelen van auteursrechten voor rekening van verschillende rechthebbenden. De verantwoordelijkheid voor de inning en verdeling moet berusten bij de opdrachtgever, zowel ten aanzien van de inningsagent als ten aanzien van derden. De inningsagent mag slechts activiteiten uitoefenen in naam en voor rekening van de opdrachtgever, beperkt tot technische en dagelijkse taken. In die optiek mag de inningsagent geen tarieven, inningsmodaliteiten of verdelingsregels uitwerken. Deze moeten immers door de beheersvennootschap - opdrachtgever worden uitgewerkt » (Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, Gedr. St., Kamer, 2008-2009, Doc. 52 2051/001, 25). De taken die aan een externe medewerker zouden kunnen uitbesteed worden, kunnen dus geen opportuniteitsopties inhouden, en dienen zich te beperken tot materiële handelingen.

De documenten die op grond van artikel 1, § 1, enig lid, 4°, moeten worden overgemaakt, strekken ertoe na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 66, § 1.

De documenten die op grond van artikel 1, § 1, 5°, moeten overgemaakt worden, strekken er onder meer toe na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 66quater, § 1.

Het uittreksel uit het strafregister dat op grond van artikel 1, § 1, enig lid, 6 °, moeten worden overgemaakt, strekt ertoe na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 65quinquies van de Auteurswet. In antwoord op het advies van de Raad van State kan vermeld worden dat het curriculum vitae dat moet worden overgemaakt er toe strekt na te gaan of voldaan wordt aan de voorwaarde in artikel 65ter, § 4.

Artikel 2 heeft betrekking op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit en enkele regels die daarmee verband houden. Deze bepaling strekt er enerzijds toe een coherent geheel van regels in werking te laten treden op 1 april 2010 in verband met de vergunningsaanvragen en de intrekking van vergunningen (§ 1), en anderzijds op een duidelijke manier de situatie te bepalen van de vergunningsaanvragen die voor de inwerkingtreding van dit besluit werden ingediend, maar waarvoor de Minister nog geen eindbeslissing heeft genomen (§ 2).

In artikel 2, § 1, enig lid, 1°, van het besluit wordt bepaald dat artikel 9 van voormelde wet van 10 december 2009 in werking treedt voor wat betreft artikel 65ter, § 4. In dit nieuwe artikel 65ter, § 4, Auteurswet wordt onder meer bepaald dat de beheersvennootschappen moeten beschikken over een aan hun werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle. Aangezien de verplichting om over een vergunning te beschikken, zoals hierboven aangegeven, voornamelijk als doel heeft om de waarborg te bieden dat beheersvennootschappen werkelijk beschikken over de vereiste kwaliteiten voor het verrichten van hun werkzaamheden, is het met het oog op de coherentie noodzakelijk om dit artikel 65ter, § 4, Auteurswet in werking te laten treden op hetzelfde ogenblik als de inwerkingtreding van de nieuwe regels inzake de vergunning van beheersvennootschappen.

In artikel 65ter, § 3, wordt gepreciseerd dat een onderscheid moet gemaakt worden tussen de eigen middelen van de beheersvennootschap en de gelden die zij beheert voor de rechthebbenden. In antwoord op het advies van de Raad van State kan vermeld worden dat de concrete toepassing van dit principe aanzienlijke wijzigingen zal aanbrengen in de boekhoudkundige praktijken van de beheersvennootschappen, welke nader gepreciseerd zullen worden in het koninklijk besluit bedoeld in artikel 65quater, § 1, tweede lid. Artikel 65ter, § 3, op 1 april 2010 in werking laten treden zou aanleiding geven tot juridische onzekerheid en verwarring in de sector.

In artikel 2, § 1, enig lid, 2°, van het besluit wordt bepaald dat artikel 19 van voormelde wet van 10 december 2009 in werking treedt op 1 april 2010 voor wat betreft artikel 67, § 1 tot § 3. Deze bepaling strekt ertoe om op 1 april 2010 over een coherent juridisch geheel te beschikken inzake de vergunningen en intrekking van de vergunningen.

Op basis van artikel 45 van voormelde wet van 10 december 2009 treden de nieuwe bepalingen inzake de intrekking van de vergunningen, welke voorzien zijn in de artikelen 67, § 4, en volgende, immers in werking op 1 april 2010.

In artikel 2, § 1, enig lid, 3°, van het besluit wordt bepaald dat ook het u voorgelegde besluit op 1 april 2010 in werking treedt. Op basis van artikel 67, § 1 tot § 3, Auteurswet, dat in werking treedt op 1 april 2010, in combinatie met dit artikel 2, § 1, enig lid 3°, zullen vennootschappen die vanaf 1 april 2010 als beheersvennootschap op het Belgische grondgebied actief willen zijn, bij hun vergunningsaanvraag de inlichtingen en stukken moeten voegen die in artikel 1 van dit besluit bepaald worden.

Om elke twijfel te vermijden betreffende de gevolgen van de inwerkingtreding van dit besluit op de vergunningsaanvragen die voor 1 april 2010 werden ingediend, wordt in artikel 2, § 2, bepaald dat artikel 1 van dit besluit van toepassing is op de vergunningsaanvragen waarvoor op de dag van inwerkingtreding van dit besluit door de minister nog geen eindbeslissing inzake de vergunningsaanvraag werd genomen. Met het woord « eindbeslissing » wordt bedoeld : het toekennen of weigeren van de vergunning. De kennisgeving bedoeld in artikel 6, eerste lid, van voormeld koninklijk besluit van 6 april 1995, waarin bepaald wordt dat wanneer de Minister voornemens is de vergunning te weigeren of in te trekken, hij hiervan bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs kennis geeft aan de betrokken beheersvennootschap, of de kennisgeving bedoeld in artikel 5, § 1, waarin bepaald wordt dat wanneer de Minister over de inlichtingen beschikt die bij de aanvraag tot vergunning moeten worden gevoegd hij de beheersvennootschap hiervan op de hoogte brengt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, is bijvoorbeeld geen « eindbeslissing » in de zin van artikel 2, § 2.

Wat betreft de vergunningsaanvragen die ingediend werden voor 1 april 2010, kan de situatie concreet als volgt geschetst worden : - vennootschappen die hun vergunningsaanvraag ingediend hebben en reeds een vergunning verkregen hebben voor 1 april 2010, behouden hun vergunning, tenzij op basis van artikel 67, § 4, wordt beslist ze in te trekken (zie artikel 44 van voormelde wet van 10 december 2009).

Wel zullen de beheersvennootschappen uiteraard de wettelijke bepalingen moeten respecteren die op 1 april 2010 in werking treden; - vennootschappen die hun vergunningsaanvraag ingediend hebben voor 1 april 2010, en op 1 april 2010 nog geen eindbeslissing over hun vergunningsaanvraag ontvangen hebben : deze vennootschappen moeten artikel 1 van het u voorgelegde besluit naleven, en er voor zorgen dat alle in artikel 1 vermelde inlichtingen en stukken worden overgemaakt aan de Minister die bevoegd is voor het auteursrecht. Dit geldt ook indien de Minister reeds de kennisgeving bedoeld in artikel 5, § 1, van voormeld besluit van 6 april 1995 zou verricht hebben, waarin bepaald wordt dat wanneer de Minister over de inlichtingen beschikt die bij de aanvraag tot vergunning moeten worden gevoegd hij de beheersvennootschap hiervan op de hoogte brengt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs. Enerzijds is deze kennisgeving immers geen eindbeslissing over de vergunningsaanvraag, en anderzijds kan door het inwerkingtreden op 1 april 2010 van artikel 67, § 1 tot § 3, Auteurswet, in combinatie met het u voorgelegde besluit, de vergunningsaanvraag niet langer automatisch beschouwd worden als volledig gelet op het nieuwe regelgevend kader.

In antwoord op het advies van de Raad van State kan vermeld worden dat het merendeel van de artikelen 65bis tot 65quinquies, 66, 66quater, 66quinquies en 66sexies van de Auteurswet, en meer in het bijzonder alle wetsartikelen in verband waarmee inlichtingen of stukken moeten worden overgemaakt door het voorgelegde koninklijk besluit, op 1 april 2010 in werking treden, en dus moeten nageleefd worden door alle beheersvennootschappen die op dat ogenblik rechten innen of verdelen op het Belgische grondgebied. Artikel 67, § 4, bepaalt daarbij onder meer dat beheervennootschappen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergunning het voorwerp kunnen uitmaken van een gehele of gedeeltelijke intrekking van hun vergunning. In dat opzicht is het noodzakelijk dat de beheervennootschappen die op 1 april 2010 nog geen vergunning verkregen, de stukken overmaken die noodzakelijk zijn om te beoordelen of aan deze voorwaarden voldaan wordt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE

Advies 47.988/2 van 23 maart 2010 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 16 maart 2010 door de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de inlichtingen en de stukken die gevoegd moeten worden bij een aanvraag om vergund te worden als vennootschap voor het beheer van auteursrechten of naburige rechten", heeft het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief als volgt : « Het verzoek om spoedbehandeling is gemotiveerd door de omstandigheid dat overeenkomstig de artikelen 19 en 45 van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, op 1 april 2010 een nieuwe tekst van artikel 67, § 4 tot § 6 van voormelde wet van 30 juni 1994 in werking treedt; dat het met het oog op de juridische zekerheid en de coherentie noodzakelijk is om op 1 april 2010 over een coherent regelgevend kader te beschikken inzake de vergunningsaanvragen en de intrekking van vergunningen van vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten; dat het derhalve noodzakelijk is dat de nieuwe tekst van artikel 67, § 1 tot § 3 van voormelde wet van 30 juni 1994, ingevoegd door artikel 19 van voormelde wet van 10 december 2009, op 1 april 2010 in werking treedt.

Bij gebreke van het in werking treden van de nieuwe tekst van artikel 67, § 1 tot § 3 van voormelde wet van 30 juni 1994 op 1 april 2010 ontstaan immers juridische onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de wet. Bij wijze van voorbeeld kan in dit verband vermeld worden dat het huidige artikel 67 Auteurswet geen paragraafsgewijze indeling bevat, en het derhalve op wetgevingstechnisch vlak onduidelijk is hoe de nieuwe tekst van artikel 67, § 4 tot § 6 moet ingevoegd worden.

Indien de nieuwe tekst van artikel 67, § 4 tot § 6 zou ingevoegd worden na de huidige tekst van artikel 67 Auteurswet, dan ontstaan er tegenstrijdigheden in de wet. Bijvoorbeeld voor de intrekking bepaalt het huidige artikel 67, vijfde lid Auteurswet : « De intrekking heeft gevolg na verloop van twee jaar te rekenen van de kennisgeving van de intrekking », en bepaalt het nieuwe artikel 67, § 4, derde lid AW : « De minister bepaalt vanaf welke datum de intrekking in werking treedt ».

Om deze onduidelijkheden en tegenstrijdigheden te vermijden, wordt voorgesteld om ook de §§ 1 tot 3 van het nieuwe artikel 67 in werking te laten treden op 1 april 2010.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerking Blijkens het opschrift strekt het ontwerp tot vaststelling van de inlichtingen en stukken die een vennootschap voor het beheer van auteursrechten of naburige rechten bij haar vergunningsaanvraag moet voegen.

Artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 6 april 1995 « betreffende de vergunning voor de vennootschappen voor het beheer van de rechten bedoeld in artikel 65 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten » heeft evenwel hetzelfde doel.

Doordat de overige bepalingen van het voormelde koninklijk besluit van 6 april 1995 voortaan deel uitmaken van artikel 67, §§ 3 en 4, van de wet van 30 juni 1994 « betreffende het auteursrecht en de naburige rechten », dient dat besluit opgeheven te worden. Het ontwerp behoort dienovereenkomstig te worden aangevuld.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. In het eerste lid behoort niet te worden verwezen naar het huidige artikel 67 van de voornoemde wet van 30 juni 1994, maar naar artikel 67, § 3, tweede lid, van dezelfde wet, zoals die bepaling op 1 april 2010 in werking zal zijn. Er behoort dan ook te worden geschreven : « Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, artikel 67, § 3, tweede lid, vervangen bij de wet van 10 december 2009 ». 2. Er bestaat geen grond om in het tweede lid melding te maken van artikel 19 van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.Bij dat artikel 19 wordt immers artikel 67 van de voormelde wet van 30 juni 1994 vervangen, welk artikel reeds vermeld is in het eerste lid van de aanhef.

Gelet op artikel 2, § 1, 2°, van het ontwerp dient voorts melding te worden gemaakt van artikel 45, onderdelen 3° en 6°, van de voornoemde wet van 10 december 2009 en niet van artikel 45, onderdeel 4°, zoals in het ontwerp het geval is.

In het tweede lid van de aanhef, in fine, dient dan ook te worden geschreven : « artikel 45, 3° en 6° ». 3. Artikel 84, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State luidt als volgt : « Wanneer met toepassing van het eerste lid, 2°, om spoedbehandeling van een adviesaanvraag over een ontwerp van reglementair besluit wordt verzocht, wordt de motivering van het spoedeisend karakter, die in de aanvraag wordt opgegeven, in de aanhef van het besluit overgenomen ». In de aanhef van het ontworpen besluit wordt de motivering van het verzoek om spoedbehandeling die in de brief met de adviesaanvraag voorkomt evenwel slechts ten dele overgenomen. De aanhef dient bijgevolg aldus te worden aangevuld dat daarin ook de derde en de vierde alinea van die brief worden weergegeven.

Dispositief Artikel 1 1. Artikel 67, § 2, tweede lid, van de voormelde wet van 30 juni 1994 luidt als volgt : « De vergunningsvoorwaarden voor een beheersvennootschap opgericht in een ander land van de Europese Unie mogen gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare eisen en controles waaraan de beheersmaatschappij al in dat land onderworpen is, niet overlappen ». Daaruit volgt dat een beheersvennootschap die in een ander land van de Europese Unie opgericht is en in het kader van de wetgeving van dat land al bewezen heeft dat ze voldoet aan gelijkwaardige of in wezen vergelijkbare voorwaarden als die waarin de Belgische wetgeving voorziet, vrijgesteld dient te worden van de verplichting om dat bewijs ook in België te leveren en, bijgevolg, van de verplichting om bij haar vergunningsaanvraag een gedeelte van de inlichtingen en stukken te voegen die in artikel 1 van het ontwerp worden vermeld.

In de ontworpen tekst moet dat geval geregeld worden. 2. De voorwaarden waaraan de beheersvennootschappen moeten voldoen zijn vastgesteld in de artikelen 65bis tot 65quinquies, 66, 66quater, 66quinquies en 66sexies van de voornoemde wet van 30 juni 1994.Het ontworpen besluit mag alleen de bezorging van inlichtingen en stukken betreffende deze voorwaarden voorschrijven. Met andere woorden, het mag geen bezorging van inlichtingen en stukken opleggen die betrekking hebben op wat extra voorwaarden zouden zijn die impliciet bovenop de wettelijke voorwaarden komen.

In artikel 1, § 1, 3°, f), van het ontwerp is sprake van « een beschrijving van de infrastructuur op het gebied van informatica » en « een beschrijving van de personele en materiële middelen ». Wat dit laatste punt betreft, wordt in het verslag aan de Koning gepreciseerd dat het « doel hiervan is om na te gaan of het personeel en de materiële middelen worden aangewend op een wijze die in overeenstemming is met het ondernemingsplan, en dus aangepast is aan de activiteiten van de beheersvennootschap.

De naleving van deze voorwaarde (...) ».

Aangezien geen van de voormelde artikelen van de wet van 30 juni 1994 uitdrukkelijk de informaticamiddelen en de « personele » en materiële middelen vermeldt, staat het aan de steller van het ontwerp om in het verslag aan de Koning uit te leggen aan welke precieze wettelijke voorwaarde de aanvraag om inlichtingen betreffende de informaticamiddelen en de "personele" en materiële middelen voldoet.

Als die uitleg niet kan worden verschaft, moeten die gegevens uit het ontwerp vervallen.

Een soortgelijke opmerking kan worden gemaakt voor artikel 1, § 1, 3°, g), betreffende het « bedrag van het geplaatste en van het gestorte kapitaal », en voor artikel 1, § 1, 5°, betreffende de « standaardcontracten gesloten met de personen die het beheer van hun rechten aan de beheersvennootschap hebben toevertrouwd ». 3. In artikel 1, § 1, 6°, is het voor de Raad van State niet duidelijk wat het verband is tussen de verplichting om een « curriculum vitae » te bezorgen, waarvan de inhoud niet nader wordt gepreciseerd, en de voorwaarde die moet worden nagegaan, namelijk de ontstentenis van bepaalde veroordelingen. Bovendien schrijve men niet « getuigschrift van goed zedelijk gedrag bestemd voor een openbaar bestuur », maar moet melding worden gemaakt van een uittreksel uit het strafregister, als bedoeld in artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 2 1. Zoals blijkt uit de rechtvaardiging van de spoedbehandeling in de adviesaanvraag, is het niet zonder gevaar te voorzien in verschillende data van inwerkingtreding voor de verschillende onderdelen van een wetgevende handeling.Het is raadzaam dit slechts te doen indien er ernstige redenen bestaan om de inwerkingtreding van deze of gene bepaling uit te stellen.

In het licht van deze beschouwingen staat het aan de steller van het ontwerp om te wettigen waarom artikel 2, § 1, 1°, van het ontwerp alleen paragraaf 4 van het nieuwe artikel 65ter van de voormelde wet van 30 juni 1994 in werking doet treden, en niet paragraaf 3 van hetzelfde artikel. 2. In het verslag aan de Koning zou, ter wille van de voorzienbaarheid van de regelgeving en van de rechtszekerheid, moeten worden gewettigd waarom de beheersvennootschappen die een aanvraag hebben ingediend volgens de rechtsregels die op dat tijdstip van kracht waren, onderworpen worden aan een nieuwe regeling van vergunningsvoorwaarden wegens de tijd die het bestuur heeft genomen om hun dossiers voor vergunningsaanvraag te behandelen.3. Onder voorbehoud van de bovenstaande opmerking, moet het volgende worden opgemerkt : Artikel 2, § 2, van het ontwerp bepaalt : « Artikel 1 van dit besluit is van toepassing op de vergunningsaanvragen waarvoor op de dag van inwerkingtreding van dit besluit door de minister nog geen eindbeslissing inzake de vergunningsaanvraag werd genomen ». Men schrijve « Dit besluit » en niet « Artikel 1 van dit besluit ».

Het is immers de bedoeling van de steller van het ontwerp dat de vergunningsaanvragen waarvoor op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit de minister nog geen eindbeslissing genomen heeft, wat de te bezorgen inlichtingen en stukken betreft, onder de regeling vallen van artikel 1 van het ontwerp van besluit, maar eveneens, wat de vergunningsvoorwaarden en -procedures betreft, onder de regeling vallen van de artikelen 65ter, § 4, en 67, §§ 1 tot 3, van de voornoemde wet van 30 juni 1994, die artikel 2 van het ontwerp op 1 april 2010 in werking doet treden (1).

Diezelfde aanvragen zullen dus niet meer onder de regeling vallen van het voormelde koninklijk besluit van 6 april 1995.

Het feit dat bepaald wordt dat alleen artikel 1 van het ontwerp van besluit van toepassing is op de lopende aanvragen, zou echter twijfel kunnen doen rijzen omtrent de vraag of artikel 2, § 1, van het ontwerp op diezelfde aanvragen van toepassing is. (1) De inlichtingen en stukken die op grond van artikel 1 van het ontwerpbesluit moeten worden bezorgd zijn trouwens afhankelijk van de vergunningsvoorwaarden, zoals ze voortvloeien uit de nieuwe bepalingen van de voornoemde wet van 30 juni 1994, inzonderheid uit het nieuwe artikel 65ter, § 4. De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

P. Vandernoot, Mevr. M. Baguet staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd opgesteld door de heer A. Lefebvre, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

6 APRIL 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inlichtingen en de stukken die gevoegd moeten worden bij een aanvraag om vergund te worden als vennootschap voor het beheer van auteursrechten of naburige rechten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, artikel 67, § 3, tweede lid, vervangen bij de wet van 10 december 2009;

Gelet op de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, artikel 45, 3° en 6°;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 april 1995 betreffende de vergunning voor de vennootschappen voor het beheer van de rechten bedoeld in artikel 65 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat overeenkomstig de artikelen 19 en 45 van voormelde wet van 10 december 2009, op 1 april 2010 een nieuwe tekst van artikel 67, §§ 4 tot 6, van voormelde wet van 30 juni 1994 in werking treedt;

Dat het met het oog op de juridische zekerheid en de coherentie noodzakelijk is om op 1 april 2010 over een coherent regelgevend kader te beschikken inzake de vergunningsaanvragen en de intrekking van vergunningen van vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten; dat het derhalve noodzakelijk is dat de nieuwe tekst van artikel 67, § 1 tot § 3, van voormelde wet van 30 juni 1994, ingevoegd door artikel 19 van voormelde wet van 10 december 2009, op 1 april 2010 in werking treedt;

Bij gebreke van het in werking treden van de nieuwe tekst van artikel 67, § 1 tot § 3, van voormelde wet van 30 juni 1994 op 1 april 2010 ontstaan immers juridische onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de wet. Bij wijze van voorbeeld kan in dit verband vermeld worden dat het huidige artikel 67 Auteurswet geen paragraafsgewijze indeling bevat, en het derhalve op wetgevingstechnisch vlak onduidelijk is hoe de nieuwe tekst van artikel 67, § 4 tot § 6, moet ingevoegd worden.

Indien de nieuwe tekst van artikel 67, § 4 tot § 6, zou ingevoegd worden na de huidige tekst van artikel 67 Auteurswet, dan ontstaan er tegenstrijdigheden in de wet. Bijvoorbeeld voor de intrekking bepaalt het huidige artikel 67, vijfde lid Auteurswet : « De intrekking heeft gevolg na verloop van twee jaar te rekenen van de kennisgeving van de intrekking », en bepaalt het nieuwe artikel 67, § 4, derde lid Auteurswet : « De minister bepaalt vanaf welke datum de intrekking in werking treedt ».

Om deze onduidelijkheden en tegenstrijdigheden te vermijden, wordt voorgesteld om ook de §§ 1 tot 3, van het nieuwe artikel 67 in werking te laten treden op 1 april 2010.

Gelet op advies nr. 47.988/2 van de Raad van State, gegeven op 23 maart 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De vennootschappen voor het beheer van de rechten bedoeld in artikel 65 en 65bis van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, hierna beheersvennootschappen genoemd, voegen bij hun aanvraag om vergunning de volgende inlichtingen en stukken : 1° hun ondernemingsnummer en een afschrift van hun statuten, alsmede de vermelding van de datum van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad of in het officiële mededelingenblad van de staat waar de vennootschap haar zetel heeft;vennootschappen die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie voegen bij hun vergunningsaanvraag tevens een afschrift van de in de artikelen 81 en 83, 1°, van het Wetboek van vennootschappen opgesomde gegevens en stukken, volgens de nadere regels bepaald in artikel 85 van hetzelfde Wetboek, en delen tevens het nummer van de vestigingseenheid van hun bijkantoor mee; 2° a) een beschrijving van de organisatorische en structurele maatregelen die er voor zorgen dat een minimaal risico wordt gelopen dat belangenconflicten tussen de vennootschap en de rechthebbenden van wie zij de rechten beheren, of tussen die laatsten onderling, afbreuk doen aan de belangen van de rechthebbenden waarvan zij de rechten beheren;b) een afschrift van de regels met betrekking tot de verrichtingen die uitgevoerd worden in het kader van hun functie door de personeelsleden, het uitvoerend personeel en de vertegenwoordigers van de beheersvennootschap en waarbij deze een manifest persoonlijk belang hebben;3° een ondernemingsplan waarin ten minste de volgende inlichtingen zijn opgenomen : a) de exploitatiewijzen van de werken en/of prestaties waarvoor een inning of een verdeling van de rechten wordt beoogd;b) het aantal personen dat aan deze vennootschap rechtstreeks het beheer van hun rechten heeft toevertrouwd, alsmede een realistische schatting hiervan gedurende de eerste drie activiteitsjaren van de vennootschap;c) het aantal, de aard en de belangrijkheid van de vertegenwoordigingscontracten gesloten met beheersvennootschappen die in het buitenland zijn gevestigd, alsmede een realistische schatting hiervan gedurende de eerste drie activiteitsjaren van de vennootschap;d) een evaluatie van het economisch belang van de rechten toevertrouwd aan de beheersvennootschap, alsmede een realistische schatting hiervan gedurende de eerste drie activiteitsjaren van de vennootschap;e) een omschrijving van de activiteiten van de vennootschap die geen betrekking hebben op de inning of de verdeling van de rechten;f) een beschrijving van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, waaronder een beschrijving van de infrastructuur op het gebied van informatica, een beschrijving van de maatregelen om er voor te zorgen dat de rechten die zij innen binnen uiterlijk vierentwintig maanden na inning verdeeld worden, en een beschrijving van de personele en materiële middelen, alsmede een beschrijving van de maatregelen inzake interne controle;de beheersvennootschappen voegen bij hun vergunningsaanvraag tevens een vergelijking van deze middelen met de voorgenomen werkzaamheden; 4° een afschrift van de tariferingsregels en innings- en verdelingsregels voor alle exploitatiewijzen waarvoor zij rechten van de rechthebbenden beheren;5° een afschrift van de standaardcontracten gesloten met de personen die het beheer van hun rechten aan de beheersvennootschap hebben toevertrouwd;6° een document waarin de identiteit is vermeld van de personen die feitelijk en/of juridisch een functie van zaakvoerder, bestuurder, persoon die in België met het bestuur van een bijkantoor van een buitenlandse vennootschap is belast of directeur uitoefenen, of vennootschappen vertegenwoordigen die dergelijke functies uitoefenen alsook, wat ieder van hen betreft, een curriculum vitae en een uittreksel uit het strafregister bepaald in artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bestemd voor een openbaar bestuur of een gelijkwaardig document afgegeven door de bevoegde overheid van het land waar zij verblijven; § 2. De beheersvennootschappen opgericht in een ander land van de Europese Unie voegen bij hun aanvraag om vergunning de in § 1 vermelde inlichtingen en stukken in de mate dat zij nodig zijn om na te gaan of voldaan wordt aan de voorwaarden waaraan die vennootschappen onderworpen zijn krachtens voormelde wet van 30 juni 1994. § 3. De beheersvennootschappen bedoeld in de § 1 en § 2, verstrekken alle aanvullende inlichtingen die nodig zijn voor de beoordeling van hun aanvraag.

Art. 2.§ 1. Op 1 april 2010, of op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad indien deze bekendmaking later is dan 1 april 2010, treden in werking : 1° artikel 9 van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft, voor wat betreft artikel 65ter, § 4;2° artikel 19 van dezelfde wet van 10 december 2009, voor wat betreft artikel 67, §§1 tot 3;3° dit besluit. § 2 Dit besluit is van toepassing op de vergunningsaanvragen waarvoor op de dag van inwerkingtreding van dit besluit door de minister nog geen eindbeslissing inzake de vergunningsaanvraag werd genomen.

Art. 3.Het koninklijk besluit van 6 april 1995 betreffende de vergunning voor de vennootschappen voor het beheer van de rechten bedoeld in artikel 65 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, wordt opgeheven.

Art. 4.De minister bevoegd voor het auteursrecht is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 6 april 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE

^