gepubliceerd op 19 december 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie
5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de eindejaarspremie.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 2000 onder het nummer 55562/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "werklieden" verstaan de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten
Art. 2.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeligere toestanden wordt, samen met de loonafrekening van de maand december van de referteperiode, door de werkgevers een eindejaarspremie betaald aan alle werklieden die minstens drie maanden anciënniteit tellen in de onderneming.
Art. 3.Het bedrag van de eindejaarspremie wordt vastgesteld op 8,33 pct. van het effectieve brutoloon, uitbetaald aan 100 pct. tijdens de referteperiode en aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 4.Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dient onder referteperiode te worden verstaan, het beschouwde kalenderjaar.
Art. 5.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarspremie worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschaps- en bevallingsrust gelijkgesteld met effectieve prestaties. § 2. Voor de berekening van de eindejaarspremie worden de schorsingen wegens ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval en tijdelijke werkloosheid gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Per referteperiode wordt deze gelijkstelling, voor alle bovengenoemde gevallen, begrensd tot 60 arbeidsdagen afwezigheid.
In de berekening van deze 60 dagen wordt geen rekening gehouden met de schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever gehouden is tot betaling van het loon aan 100 pct., noch met de tweede week gewaarborgd weekloon bij ziekte, noch met de jaarlijkse vakantiedagen.
Het fictief loon dat in aanmerking genomen wordt voor de gelijkgestelde dagen, wordt berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Art. 6.In geval van pensioen of brugpensioen vóór 30 juni van de referteperiode, is de premie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van het brutoloon uitbetaald tijdens de laatste zes maanden voor het vertrek.
In geval van pensioen of brugpensioen na 30 juni van de referteperiode, is de premie gelijk aan het percentage voorzien bij artikel 4, van de brutolonen uitbetaald tijdens de laatste twaalf maanden voor het vertrek.
Art. 7.In geval van overlijden van de werkman, wordt de premie uitbetaald aan de rechthebbenden, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6.
Art. 8.De werklieden waarvan de arbeidsovereenkomst in de loop van de referteperiode beëindigd werd, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 9, § 1, genieten de premie op basis van het in de onderneming gedurende voornoemde periode verdiende loon, zoals is bepaald in de artikelen 3 en 4 voorzover deze werklieden drie maanden anciënniteit tellen.
Art. 9.§ 1. De werklieden ontslagen om dringende redenen alsmede degenen die gedurende de referteperiode de onderneming vrijwillig verlaten, verliezen het recht op de premie. § 2. De werklieden die evenwel de onderneming vrijwillig verlaten terwijl zij zich in een periode van tijdelijke werkloosheid bevinden, in toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of wanneer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, genieten de premie op basis van het in de onderneming gedurende voornoemde periode verdiende loon, zoals is bepaald in de artikelen 3 en 4 voorzover deze werklieden drie maanden anciënniteit tellen. § 3. De werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht, genieten op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende het betreffende jaar. § 4. De werklieden met een contract van bepaalde duur, of voor een bepaald werk, of een vervangingsovereenkomst van minstens 3 maanden hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van de geleverde jaarsprestaties.
Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van bepaalde duur van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.
Art. 10.Wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd met onderlinge toestemming, dan wordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk vastgelegd of de eindejaarspremie al dan niet verschuldigd is. Bij gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is de eindejaarspremie niet verschuldigd.
Art. 11.Deze eindejaarspremie mag niet worden gecumuleerd met de eindejaarsvoordelen die eventueel op het vlak van de onderneming bestaan en die voordeliger zijn. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 april 2000.
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en geldt voor een onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX