gepubliceerd op 18 september 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 23 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde
5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 23 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 53octies ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, artikel 54 gewijzigd bij wet van 28 december 1992 en artikel 49;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 18, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 13 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1986 en 29 december 1992;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 5, op artikel 6, § 2, en op artikel 7;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 18 juni 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 2 juli 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door het feit : - dat het informatica-landschap gekenmerkt wordt door een constante wijziging en evolutie; - dat de privé-sector reeds geruime tijd vragende partij is voor het gebruik van elektronische communicatie in haar relatie met de overheid; - dat het uitwerken van een efficiënt E-government tot één van de prioriteiten van de Regering behoort; - dat een aantal projecten binnen de administratie een dermate snelle ontwikkeling hebben gekend dat zij een spoedige aanpassing van de administratieve organisatie vereisen teneinde de inlichtingen die voorhanden zijn in de op elektronische wijze doorgezonden documenten te kunnen verifiëren; - dat deze verificatiemogelijkheden onmiddellijk beschikbaar moeten zijn voor de administratie; - dat dit besluit dus dringend moet genomen worden;
Gelet op het advies van de Raad van State 32.037/2/V, gegeven op 25 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 18, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde worden de woorden « bij het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert » vervangen door de woorden « bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst ».
Art. 2.Artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1986 en 29 december 1992, wordt vervangen als volgt : «
Art. 13.Belastingplichtigen die worden belast volgens de forfaitaire regeling zijn gehouden : 1° met het oog op het opstellen van hun periodieke aangiften een stuk op te maken met de berekening van hun omzet volgens de forfaitaire grondslagen van aanslag;2° de herziening van de belasting die voortvloeit uit de wijzigingen die in de forfaitaire grondslagen van aanslag van het vorige jaar zijn aangebracht ter uitvoering van artikel 7, derde lid, van dit besluit, in voorkomend geval te begrijpen onder de aangifte in te dienen uiterlijk op 20 oktober van ieder jaar en een stuk op te maken ter verantwoording van het bedrag van die herziening. Die stukken dienen ter inzage te worden gelegd op het controlekantoor waaronder de belastingplichtige ressorteert, op ieder verzoek van het hoofd van dat kantoor. »
Art. 3.Artikel 15, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt vervangen als volgt : « Ieder verhoudingsgetal moet worden verantwoord in een berekeningsblad waarin alle elementen bedoeld in de artikelen 12 en 13, in aanmerking genomen voor het bepalen van dat getal, worden opgenomen. De belastingplichtige dient dat berekeningsblad in bij het daartoe aangewezen BTW-kantoor, uiterlijk op de datum van het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 18, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, waarin dat verhoudingsgetal voor het eerst wordt aangewend. Het berekeningsblad dient te verwijzen naar die aangifte. »
Art. 4.In artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, worden de woorden « bij het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de belastingplichtige ressorteert » vervangen door de woorden « bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst ».
Art. 5.In artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, worden de woorden « bij het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de belastingplichtige ressorteert » vervangen door de woorden « bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst ».
Art. 6.Artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « § 2. De in § 1 bedoelde intracommunautaire opgave wordt opgemaakt in twee exemplaren overeenkomstig het model dat voorkomt in bijlage B bij dit besluit. Een exemplaar wordt ingediend bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst. Het andere exemplaar wordt bewaard door de in § 1 bedoelde landbouwonderneming. »
Art. 7.Artikel 7, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « Wanneer na het indienen van de intracommunautaire opgave overeenkomstig de artikelen 5 en 6, § 2, de belastingplichtige vaststelt dat de opgave een materiële vergissing bevat, dient hij in de eerstvolgende intracommunautaire opgave na het tijdstip waarop hij die vergissing vaststelt, een correctie op te nemen volgens een procedure die door of vanwege de Minister van Financiën wordt bepaald. »
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 5 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS