gepubliceerd op 14 oktober 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen
5 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleg, heeft als doel de wijziging van artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare bronnen.
De juridische grondslag voor dit koninklijk besluit is gelegen in artikel 7, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
Dit besluit is het voorwerp geweest van overleg met gewestregeringen dewelke hebben plaatsgevonden op 20 april 2005, 2 mei 2005, 4 mei 2005, 10 mei 2005, 25 mei 2005, 4 juli 2005 en 6 juli 2005. Daarnaast heeft ook de CREG haar advies verleend op 1 september 2005.
De wijzigingen ten opzichte van het bestaande artikel 14, § 1 kunnen samengevat worden als volgt. Ten eerste, wordt de minimumprijs voor de productie van off-shore windenergie opgewekt met installaties die het voorwerp uitmaken van een domeinconcessie ten belope van de eerste 216 MW verhoogd van 90 euro/MWh naar 107 euro/MWh. Ten tweede, bedraagt de aankoopverplichting van groenestroomcertificaten voor de netbeheerder, voor wat betreft off-shore windenergie, twintig jaar daar waar voor de andere hernieuwbare energiebronnen de aankoopverplichting op tien jaar is vastgelegd. Tenslotte, maakt het voorwerp uit van een contract tussen de domeinconcessiehouder en de netbeheerder en op voorstel van deze laatste, de aankoopverplichtingen gedurende twintig jaar van de groenestroomcertificaten tegen de voormelde prijzen voor elektriciteit geproduceerd via off-shore windenergie opgewekt met installaties die het voorwerp uitmaken van een domeinconcessie. Het voorstel van contract wordt aan de CREG ter goedkeuring voorgelegd.
De verhoging van de minimumprijs per groenestroomcertificaat en de uitbreiding van de duurtijd van de aankoopverplichtingen hebben tot doel de ontwikkeling van off-shore windmolenprojecten te stimuleren.
Zij zijn eveneens noodzakelijk ingevolge de beslissing van de federale regering van eind 2003, om slechts domeinconcessies toe te staan omwille van milieuredenen vanaf een twintigtal km verwijderd van de kust, wat de installatie- en onderhoudskosten verhoogt.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaar, De Minister van Energie, M. VERWILGHEN
ADVIES 38.856/1/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 25 juli 2005 door de Minister van Energie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen", heeft op 18 augustus 2005 het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.
Dat onderzoek noopt tot het maken van de volgende opmerkingen. 1. Krachtens artikel 7, eerste lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, dat rechtsgrond biedt aan het ontworpen besluit, is over het ontworpen besluit het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas vereist.Dit advies werd weliswaar reeds gevraagd, maar lijkt nog niet te zijn gegeven. Wanneer dit advies nog aanleiding zou geven tot wijzigingen aan het ontwerp, zullen die wijzigingen dienen te worden voorgelegd aan de Raad van State, afdeling wetgeving (1) 2. Het eveneens bij artikel 7, eerste lid, van de wet van 29 april 1999 vereiste overleg met de gewesten is nog niet afgerond (2).De sub 1 gemaakte opmerking geldt mutatis mutandis ook met betrekking tot dit vormvereiste. Tevens zal het derde lid van de aanhef dienen te worden aangevuld met de datum of de data waarop verder overleg met de gewesten is gepleegd. 3. Door de auditeur-verslaggever werden aan de gemachtigde vragen gesteld omtrent de draagwijdte van het contrakt waarvan gewag wordt gemaakt in het ontworpen artikel 14, § 1, laatste lid (artikel 1 van het ontwerp).Op die vragen, gesteld op 11 augustus 2005, is tot op de dag van de zitting van de afdeling wetgeving (18 augustus 2005) geen antwoord verschaft. In die omstandigheden is het dan ook niet mogelijk om over de genoemde bepaling het in artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bedoelde beredeneerde advies te verschaffen (3).
De kamer was samengesteld uit : de heren : J. De Brabandere, kamervoorzitter;
L. Hellin, J. Smets, staatsraden;
M. Rigaux, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. G. Scheppers, auditeur.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Smets.
De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, J. De Brabandere. _______ Nota (1) Principieel kan de Raad van State overigens pas om advies worden gevraagd dan nadat het betrokken ontwerp alle achtereenvolgende stadia van de administratieve voorbereiding heeft doorgemaakt en het tot het vaststellen van het ontwerp bevoegde orgaan de mogelijkheid heeft gehad het ontwerp eventueel aan te passen in het licht van de vervulde vormvereisten (R.v.St., nr. 71.514, 3 februari 1998, Roos). De adviesaanvrager wordt verzocht zich in de toekomst aan deze regel te conformeren. (2) Zie de notificatie van de vergadering van het Overlegcomité Federale Regering - Gemeenchaps- en Gewestregeringen van 6 juli 2005.(3) Enkel kan worden opgemerkt dat in die bepaling het woord « domeinconcessiehouder » moet worden vervangen, door het woord « groenestroomproducent ». 5 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 7, § 1, gewijzigd bij de wetten van 20 maart 2003 en 20 juli 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, inzonderheid op artikel 14;
Gelet op het overleg van de gewestregeringen van 20 april 2005, 2 mei 2005, 4 mei 2005, 10 mei 2005, 25 mei 2005, 4 juli 2005 en 6 juli 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 juli 2005;
Gelet op het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, gegeven op 1 september 2005;
Gelet op het advies 38.856/1/V van de Raad van State, gegeven op 29 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Energie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen wordt vervangen als volgt : « § 1. Om de afzet van een minimaal volume groene stroom tegen een minimale prijs, op de markt te verzekeren, wordt een systeem van minimumaankoopprijzen voorzien volgens onderstaande voorwaarden.
In het kader van zijn taak van openbare dienstverlening is de netbeheerder verplicht, van de groenstroomproducent die daarom verzoekt, de groenestroomcertificaten aan te kopen die zijn afgeleverd krachtens dit besluit en krachtens de elektriciteitsdecreten en -ordonnantie, tegen een minimumprijs die bepaald is in functie van de gebruikte productie-technologie, namelijk : 1° off-shore windenergie : a) 107 euro/MWh voor elektriciteit opgewekt met installaties die het voorwerp uitmaken van een domeinconcessie en voor de productie die volgt uit de eerste 216 MW geïnstalleerde capaciteit;b) 90 euro/MWh voor elektriciteit opgewekt met installaties die deel uitmaken van dezelfde domeinconcessie voor de productie die volgt uit een geïnstalleerde capaciteit boven de eerste 216 MW;2° on-shore windenergie : 50 euro/MWh;3° waterkracht : 50 euro/MWh;4° zonne-energie : 150 euro/MWh;5° andere hernieuwbare energiebronnen (waaronder biomassa) : 20 euro/MWh. Deze aankoopverplichting van groenestroomcertificaten begint bij de inwerkingstelling van de productie-installatie voor een periode van tien jaar. In afwijking van het voorgaande geldt bij de inwerkingstelling per productie-eenheid van off-shore windenergie een periode van twintig jaar.
De aankoopverplichting van groenestroomcertificaten voor elektriciteit geproduceerd via windenergie, zoals omschreven onder 1°, maakt, op voorstel van de netbeheerder, het voorwerp uit van een contract tussen de domeinconcessiehouder en de netbeheerder, voorstel dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de commissie. »
Art. 2.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 oktober 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN