gepubliceerd op 17 december 1998
Koninklijk besluit tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
5 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988, en de bijzondere wet van 16 juli 1993, inzonderheid op artikel 6 § 1, II, tweede lid, 1°;
Gelet op de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, gewijzigd bij de wetten van 11 maart 1958, 14 april 1965, 22 juli 1974, 9 juli 1975 en 1 juli 1976;
Gelet op de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materiaal, de werktuigen, de toestellen en de recipiënten moeten bieden, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 3 december 1969 en bij de programmawet van 22 december 1989;
Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, gewijzigd bij de wetten van 22 maart 1989 en 9 februari 1994;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
Gelet op de Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten;
Gelet op de Richtlijn 94/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 tot veertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten;
Gelet op de Richtlijn 96/55/EG van de commissie van 4 september 1996 houdende tweede aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten;
Gelet op de Richtlijn 97/10/EG van de commissie van 26 februari 1997 houdende derde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (CMR's).
Gelet op het overleg met de betrokken Gewestregeringen;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkeid;
Overwegende dat de termijn voor de omzetting van voormelde richtlijn 94/60/EEG op 20 december 1995 verstreken is;
Overwegende dat de Europese Commissie op 2 mei 1997 tegen het Koninkrijk België een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht wegens niet-omzetting van voormelde richtlijn 94/60/EEG in het intern recht;
Overwegende dat de termijn voor de omzetting van voormelde richtlijn 96/55/EEG op 31 december 1997 verstreken is;
Overwegende dat de termijn voor de omzetting van voormelde richtlijn 97/10/EEG op 31 december 1997 verstreken is;
Overwegende dat het, om de hiervoor uiteengezette redenen noodzakelijk is dat de federale overheid, binnen het kader van haar bevoegdheid, onverwijld de nodige omzettingsmaatregelen neemt;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is niet van toepassing op : a) het vervoer van gevaarlijke stoffen en preparaten per spoor, over de weg, per schip of door de lucht;b) gevaarlijke stoffen en preparaten die naar landen buiten de Europese Unie worden uitgevoerd;c) stoffen en preparaten in transito onder douanecontrole, voor zover zij niet worden verwerkt.
Art. 2.De stoffen die ten minste als "giftig (T)" zijn gekenmerkt met waarschuwingszin R45 "kan kanker veroorzaken", of met waarschuwingszin R49 "kan kanker veroorzaken bij inademing" en die zijn ingedeeld als "kankerverwekkende stof van categorie 1 of kankerverwekkende stof van categorie 2" (respectievelijk opgenomen in lijst 1 en lijst 2) mogen niet worden toegestaan in stoffen en preparaten die met het oog op verkoop aan het grote publiek op de markt worden gebracht, in afzonderlijke concentraties gelijk aan of groter dan 0,1 % in massa, behalve voor 2-naftylamine (CAS nr. 91-59-8) die niet mag worden toegestaan in stoffen en preparaten die met het oog op verkoop aan het grote publiek op de markt worden gebracht, in afzonderlijke concentraties gelijk aan of groter dan 0,01 % in massa.
Art. 3.De stoffen die zijn gekenmerkt met waarschuwingszin R46 "kan erfelijke genetische schade veroorzaken" en die zijn ingedeeld als "mutagene stof van categorie 1 of mutagene stof van categorie 2" (respectievelijk opgenomen in lijst 3 en in lijst 4) mogen niet worden toegestaan in stoffen en preparaten die met het oog op verkoop aan het grote publiek op de markt worden gebracht, in afzonderlijke concentraties gelijk aan of groter dan 0,1 % in massa.
Art. 4.De stoffen die zijn gekenmerkt met waarschuwingszin R60 "kan de vruchtbaarheid schaden" en/of R61 "kan het ongeboren kind schaden" en die zijn ingedeeld als "voor de voortplanting giftige stoffen van categorie 1 of voor de voortplanting giftige stoffen van categorie 2" (respectievelijk opgenomen in lijst 5 en in lijst 6) mogen niet worden toegestaan in stoffen en preparaten die met het oog op verkoop aan het grote publiek op de markt worden gebracht, in afzonderlijke concentraties gelijk aan of groter dan 0,5 % in massa.
Art. 5.Onverminderd de toepassing van andere communautaire voorschriften inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten, dient op de verpakking van de stoffen en preparaten onderworpen aan artikels 2, 3 en 4, op leesbare en onuitwisbare wijze de volgende vermelding te worden aangebracht : "Uitsluitend bestemd voor gebruik door professionele gebruikers.
Opgelet - Blootstelling vermijden - Vóór gebruik speciale aanwijzingen raadplegen".
Art. 6.In afwijking hiervan gelden de bepalingen onderworpen aan artikels 2, 3, 4 en 5 niet voor : a) geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik in de zin van artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;b) kosmetische producten in de zin van het koninklijk besluit van 10 mei 1978 betreffende kosmetische producten;c) brandstoffen als bedoeld in het koninklijk besluit van 8 juli 1985 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 1977 tot beperking van het loodgehalte van benzine voor motorvoertuigen : - derivaten van minerale oliën, bestemd voor gebruik als brandstof in mobiele of vaste verbrandingsinstallaties; - brandstoffen die in een gesloten systeem worden verkocht (bij voorbeeld flessen vloeibaar gas); d) kleurstoffen voor kunstenaars die vallen onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan.
Art. 7.De stoffen en preparaten die een of meer van de volgende stoffen bevatten : a) creosoot EINECS nr.232-287-5 CAS nr. 8001-58-9 b) creosootolie EINECS nr.263-047-8 CAS nr. 61789-28-4 c) destillaten (koolteer), naftaleenoliën EINECS nr.283-484-8 CAS nr. 84650-04-4 d) creosootolie, acenafteenfractie EINECS nr.292-605-3 CAS nr. 90640-84-9 e) destillaten (koolteer), bovenste EINECS nr.266-026-1 CAS nr. 65996-91-0 f) antraceenolie EINECS nr.292-602-7 CAS nr. 90640-80-5 g) teerzuren, kool, ruw EINECS nr.266-019-3 CAS nr. 65996-85-2 h) creosoot, hout EINECS nr.232-419-1 CAS nr. 8021-39-4 j) extractieresiduen (kool), lage-temperatuurkoolteerolie alkalische EINECS nr.310-191-5 CAS nr. 122384-78-5 Mogen niet worden gebruikt voor de behandeling van hout, indien zij : a) benz-a-pyreen in een concentratie van meer dan 0,005 % in massa of b) met water extraheerbare fenolen in een concentratie van meer dan 3 % in massa of a) en b) bevatten. Evenmin mag met deze stoffen of preparaten behandeld hout op de markt worden gebracht.
In afwijking hiervan : i) mogen de genoemde stoffen en preparaten worden gebruikt voor de behandeling van hout in industriële installaties, indien zij : a) benz-a-pyreen in een concentratie van minder dan 0,05 % in massa en b) met water extraheerbare fenolen in een concentratie van minder dan 3 % in massa bevatten. Dergelijke stoffen en preparaten : - mogen uitsluitend in verpakkingen van 200 liter of meer op de markt worden gebracht, - mogen niet aan het grote publiek worden verkocht.
Onverminderd de toepassing van andere communautaire voorschriften inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten, dient op de verpakking van dergelijke stoffen en preparaten op leesbare en onuitwisbare wijze de volgende vermelding te worden aangebracht : "Uitsluitend bestemd voor gebruik in industriële installaties". ii) mag hout dat overeenkomstig punt i) is behandeld en dat voor de eerste keer op de markt wordt gebracht, uitsluitend door professionele gebruikers en in industriële toepassingen worden gebruikt, bij voorbeeld voor spoorwegen, bij de transmissie van elektriciteit en telecommunicatie voor omheiningen en in haveninstallaties in waterwegen.
Dergelijk hout mag echter niet worden gebruikt : - binnen gebouwen, al dan niet voor decoratieve doeleinden, ongeacht de bestemming ervan (wonen, werken, ontspanning); - voor de vervaardiging en hernieuwde behandeling van kweekbakken of voor de vervaardiging en hernieuwde behandeling van verpakkingen die in aanraking kunnen komen met, of andere materialen die verontreiniging kunnen veroorzaken van voor menselijke en/of dierlijke voeding bestemde onbewerkte producten, tussenproducten en/of eindproducten; - op speelplaatsen en op andere openbare plaatsen voor vrijetijdsbesteding buitenshuis of in andere situaties waarin het risico bestaat dat dit hout met de huid in aanraking komt; iii) mag eerder behandeld hout als tweedehandsproduct op de markt worden gebracht. Dergelijk hout mag echter niet worden gebruikt : - binnen gebouwen, al dan niet voor decoratieve doeleinden, ongeacht de bestemming ervan (wonen, werken, ontspanning); - voor de vervaardiging en hernieuwde behandeling van kweekbakken of voor de vervaardiging en hernieuwde behandeling van verpakkingen die in aanraking kunnen komen met, of andere materialen die verontreiniging kunnen veroorzaken van voor menselijke en/of dierlijke voeding bestemde onbewerkte producten, tussenproducten en/of eindproducten; - op speelplaatsen en op andere openbare plaatsen voor vrijetijdsbesteding buitenshuis. iiii) Deze stoffen en preparaten mogen worden gebruikt voor de behandeling van hout in industriële installaties indien zij de uitstoot en/of lozing van dergelijke stoffen in grotere hoeveelheid dan is voorgeschreven bij de bestaande wetgeving niet toelaten.
Art. 8.De volgende stoffen : - chloroform CAS nr. 67-66-3 - tetrachloorkoolstof CAS nr. 56-23-5 - 1,1,2-trichloorethaan CAS nr. 79-00-5 - 1,1,2,2-tetrachloorethaan CAS nr. 79-34-5 - 1,1,1,2-tetrachloorethaan CAS nr. 630-20-6 - pentachloorethaan CAS nr. 76-01-7 - 1,1-dichlooretheen CAS nr. 75-35-4 - 1,1,1-trichloorethaan CAS nr. 71-55-6 mogen niet worden gebruikt in concentraties van 0,1 % in massa of meer in stoffen en preparaten die voor verkoop aan het grote publiek op de markt worden gebracht en/of voor toepassingen waarbij de betrokken stoffen vervluchtigen zoals bij de reiniging van oppervlakten en bij de reiniging van textiel.
Onverminderd de toepassing van andere communautaire voorschriften inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en preparaten, dient op de verpakking van dergelijke stoffen en preparaten die deze in concentraties van 0,1 % in massa of meer bevatten, op leesbare en onuitwisbare wijze de volgende vermelding te worden aangebracht : "Uitsluitend bestemd voor gebruik in industriële installaties".
Art. 9.In afwijking hiervan gelden de voorschriften onderworpen aan artikel 8 niet voor : a) geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik in de zin van artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;b) kosmetische producten, in de zin van het koninklijk besluit van 10 mei 1978 betreffende kosmetische producten;
Art. 10.De verbodsbepalingen zijn niet van toepassing bij het op de markt brengen of het gebruik voor onderzoek, ontwikkelings- of analysedoeleinden.
Art. 11.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie houden de ambtenaren en beambten van de Diensten voor het Leefmilieu van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, van het Bestuur Energie, van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid en van het Bestuur Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken, van de Administratie van de Arbeidsveiligheid en van de Administratie van de Arbeidshygiëne en geneeskunde van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, ieder wat hem betreft, toezicht op de uitvoering van dit besluit.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 13.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 oktober 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Staatssecretaris voor Leefmilieu, J. PEETERS
BIJLAGE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 5 oktober 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Staatssecretaris voor Leefmilieu, J. PEETERS