gepubliceerd op 06 januari 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de eindejaarstoelage
5 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de eindejaarstoelage (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de eindejaarstoelage.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 5 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 Eindejaarstoelage (Overeenkomst geregistreerd op 6 juli 2001 onder het nummer 57821/CO/305.02) Gelet op het "akkoord met de non-profit" van 29 juni 2000, tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van de Franse Gemeenschapscommissie, het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de vertegenwoordigers van de werknemers en van de inrichtende machten.
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en/of door de Franse Gemeenschapscommissie en/of door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 2.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst leggen de regels vast die van toepassing zijn op de in artikel 1 beoogde werknemers betreffende de eindejaarstoelage en dat voor het jaar 2001 en de volgende jaren.
Art. 3.Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte, verhoogd met een veranderlijk gedeelte. 1) Forfaitair gedeelte : § 1.Enerzijds wordt een bruto jaarlijkse premie van 161,40 EUR of 6 511 BEF toegekend aan alle werknemers. § 2. Anderzijds wordt het forfaitair gedeelte vanaf 2001 vermeerdert met een bedrag berekend bij toepassing van artikel 5, § 2, punt 1, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 december 1987.
Derhalve wordt het bedrag van het forfaitair gedeelte van het in aanmerking genomen jaar bekomen door het forfaitair gedeelte, toegekend tijdens het vorig jaar, te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer dat van kracht was in oktober van het vorig jaar. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen. 2) Het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct.van het geïndexeerd brutojaarloon van de werknemer. Onder "geïndexeerd brutojaarloon" wordt verstaan : de uitkomst van de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerd baremiek brutoloon, aan de betrokkene verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, desgevallend met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van alle andere premies, toeslagen of vergoedingen.
Art. 4.§ 1. Het volledig bedrag van de eindejaarstoelage wordt toegekend aan de werknemer die een functie uitoefent die het uitvoeren van werkelijke of daarmee gelijkgestelde volledige arbeidsprestaties omvat en die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referteperiode.
De gelijkgestelde arbeidsprestaties zijn deze, bedoeld in de artikelen 16 en 41 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967).
De referteperiode is de periode gaande van 1 januari tot en met 30 september van het betrokken jaar. Iedere gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand tijdens de referteperiode geeft recht op een negende van de overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 toegekende toelage.
Op ondernemingsniveau kunnen afwijkende regelingen, die bestaan bij de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst en die betrekking hebben op de referteperiode, in voege blijven.
Onder "maand" wordt verstaan : iedere verbintenis welke is aangegaan voor de zestiende dag van de lopende maand. § 2. Als de werknemer de gehele toelage niet kan genieten in het raam van volledige arbeidsprestaties omdat hij in dienst werd genomen tijdens of de instelling heeft verlaten in de loop van de referteperiode, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rato van de tijdens de referteperiode verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. § 3. Het bedrag van de toelage voor de deeltijds tewerkgestelde werknemer wordt berekend naar rato van de duur van de arbeidsprestaties die hij in de loop van de referteperiode heeft of zou hebben gepresteerd.
Art. 5.De eindejaarstoelage wordt in eenmaal uitbetaald in de loop van de maand december van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 6.§ 1. De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan om dringende reden ontslagen werknemers, noch voor arbeidsprestaties die zijn verricht tijdens een proefperiode waaraan een einde werd gemaakt, noch voor arbeidsprestaties verricht in het raam van een studentencontract of een vervangingscontract voor het gedeelte waarvoor de vervangen werknemer de eindejaarstoelage ontvangt. § 2. De werknemers die zich in een proefperiode bevinden op het ogenblik van de betaling van de toelage van het in aanmerking genomen jaar, hebben geen recht op de toelage.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers die reeds een eindejaarstoelage genieten die tenminste gelijkwaardig is aan deze, bedongen in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 8.De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen vervat in deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts effectief zullen worden toegekend aan de werknemers voorzover de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie, ieder voor wat hen betreft, punt 5, alinea 1, van het akkoord van 29 juni 2000 integraal uitvoeren.
De niet- of de laattijdige tenlasteneming van de kosten door een betoelagende overheid die het akkoord van 29 juni 2000 getekend heeft mag geen aanleiding geven tot de niet- of laattijdige uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst in de instellingen gesubsidieerd door een andere betoelagende overheid die dit akkoord getekend heeft.
De partijen komen eveneens overeen deze overheden te informeren over de goede uitvoering van deze overeenkomst.
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001. Zij is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd door elk der partijen, met een opzegtermijn van zes maanden, gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 december 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX