gepubliceerd op 11 april 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging van de verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, met het oog op de invoering van uitzendarbeid in het bouwbedrijf
5 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging van de verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, met het oog op de invoering van uitzendarbeid in het bouwbedrijf (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging van de verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, met het oog op de invoering van uitzendarbeid in het bouwbedrijf.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 maart 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 2001 Wijziging van verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, met het oog op de invoering van uitzendarbeid in het bouwbedrijf (Overeenkomst geregistreerd op 23 januari 2002 onder het nummer 60653/CO/124) HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Art. 2.Met het oog op de invoering van uitzendarbeid in de bouwsector, wijzigt deze collectieve arbeidsovereenkomst de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid", alsook de volgende collectieve arbeidsovereenkomsten : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001 betreffende de arbeidsduurvermindering; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid"; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1998 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen. HOOFDSTUK II. - Statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"
Art. 3.Aan de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", zoals ze gecoördineerd zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996 en laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De huidige bepaling van artikel 14 wordt § 1 van dit artikel;2° Artikel 14 wordt aangevuld met een § 2, die als volgt luidt : « § 2.Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn de erkende uitzendkantoren die uitzendkrachten ter beschikking stellen van bouwbedrijven ertoe gehouden voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen, de bijdragen te betalen die geldig zijn voor die bouwbedrijven, overeenkomstig de regel vastgelegd onder § 1. » HOOFDSTUK III. - Bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"
Art. 4.Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 1. In uitvoering van artikel 14, § 1 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" worden de werkgevers, die overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 maart 1975 onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, met het oog op de vaststelling van het bedrag der algemene bijdrage, verschuldigd aan het voornoemde fonds, in vier categorieën gerangschikt, naargelang de aard van hun activiteit. § 2. In uitvoering van artikel 14, § 2 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en overeenkomstig de bepaling van artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wordt de bijdrage door de uitzendkantoren verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid bepaald door de categorie die vastgelegd is voor de gebruiker van de uitzendkrachten. »
Art. 5.Artikel 8 van de in artikel 3 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, wordt aangevuld met het volgende lid : « De bijkomende bijdrage van 1,5 pct. is eveneens verschuldigd door de erkende uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven die op 30 juni van het vorige jaar minder dan tien werknemers tewerkstelden. » HOOFDSTUK IV. - Getrouwheids- en weerverletzegels
Art. 6.Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels, wordt aangevuld met het volgende lid : « Overeenkomstig de bepaling van artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is deze overeenkomst eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1e lid, en op het uitzendkantoor dat hen ter beschikking stelt. »
Art. 7.Artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « De ondernemingen die bedoeld zijn onder artikel 1, 1e lid, en die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, overeenkomstig artikel 5, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", zijn aan dit fonds bovendien een bijdrage verschuldigd van 2,10 pct. waarvan 2 pct. bestemd is voor de toekenning van de weerverletzegels aan hun werklieden en 0,10 pct. om de beheerskosten te dekken.
Deze bijdrage is ook verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van gebruikers die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, overeenkomstig artikel 5, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf". »
Art. 8.In de artikelen 14 en 15 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 worden de woorden "de werkgever" telkens vervangen door de woorden "de werkgever of het uitzendkantoor". HOOFDSTUK V. - Bijdrage brugpensioen
Art. 9.Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", wordt aangevuld met het volgende lid : « Het hoofdstuk VI - Financiering, is overeenkomstig het artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ook van toepassing op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven. »
Art. 10.In artikel 16, 1e lid, van de in artikel 8 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, wordt het woord "werkgevers" vervangen door de woorden "werkgevers en uitzendkantoren". HOOFDSTUK VI. - Arbeidsduurvermindering
Art. 11.Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001 betreffende de arbeidsduurvermindering, wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze overeenkomst is eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1e lid, en op het uitzendkantoor dat hen ter beschikking stelt. »
Art. 12.In de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001, wordt een artikel 6bis ingevoegd, dat als volgt luidt : « Overeenkomstig het artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" vastgesteld in artikel 6 van het voormeld koninklijk besluit nr. 213, eveneens verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwondernemingen. » HOOFDSTUK VII. - Statuten "Fonds vakopleiding in de bouwnijverheid"
Art. 13.Artikel 3 van de statuten van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid", zoals ze laatst gewijzigd en gecoördineerd zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Titel IV. - Financiering is overeenkomstig het artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ook van toepassing op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven. » HOOFDSTUK VIII. - Bijdrage aan het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid"
Art. 14.Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid", wordt vervangen door de volgende bepaling : « Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in toepassing van artikel 6 van de statuten van het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid", zoals laatst gewijzigd en gecoördineerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993, is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen, alsook op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven. » HOOFDSTUK IX. - Statuut van de syndicale afvaardigingen
Art. 15.Artikel 4, 2e lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1998 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Worden beschouwd als zijnde "tewerkgesteld" in de zin die daaraan in vorig lid wordt gegeven, de personen die met een arbeidsovereenkomst of leerovereenkomst verbonden zijn met de werkgever alsook de uitzendkrachten uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van ................ 2001 tot vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de uitzendarbeid in het bouwbedrijf. »
Art. 16.Artikel 12, 1e lid, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1998, wordt aangevuld met de volgende bepalingen : « - in het kader van de uitzendarbeid wegens tijdelijke vermeerdering van het werkvolume, toestemming te geven; - in het kader van uitzendarbeid bij vervanging van een werkonbekwame werknemer, de melding ervan te ontvangen van de werkgever en de controle uit te oefenen bij het einde van de werkonbekwaamheid van de vaste werknemer; - de uitzendkracht tewerkgesteld in de onderneming desgewenst bij te staan met het oog op de naleving van de arbeidsvoorwaarden en de collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing in de bouwnijverheid. » HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding
Art. 17.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002.
De bepalingen van deze overeenkomst hebben dezelfde geldigheidsduur en (in voorkomend geval) dezelfde opzeggingsmodaliteiten als de collectieve arbeidsovereenkomst die zij wijzigen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN