Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2004
gepubliceerd op 13 juli 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en loonvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201711
pub.
13/07/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/05/2004201711/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en loonvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en loonvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2002 Classificatie en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 14 mei 2003 onder het nummer 66180/CO/225) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de internaten van het vrij onderwijs, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.

Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk bediendenpersoneel : de opvoeders internaat. HOOFDSTUK II. - Algemeenheden

Art. 2.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast die van toepassing zijn op de voornoemde werkgevers en werknemers. Zij beogen de minimumlonen te bepalen voor de functie van opvoeder internaat.

Aan de partijen wordt echter de vrijheid gelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen, onder meer rekening houdend met de bijzondere bekwaamheid en de persoonlijke verdiensten van de betrokken werknemers.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst doen geen afbreuk aan de bepalingen die voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat. HOOFDSTUK III. - Classificatie, barema's en weddeschalen

Art. 3.De classificatie van de opvoeders werkza in het internaat is de volgende : - opvoeder internaat houder van het diploma van hoger secundair onderwijs. Daaraan beantwoordt het door de Vlaamse Gemeenschap vastgestelde barema code 122, met als minimumleeftijd 20 jaar; - opvoeder internaat houder van het diploma van hoger onderwijs.

Daaraan beantwoordt het door de Vlaamse Gemeenschap vastgestelde barema code 158, met als minimumleeftijd 22 jaar.

Art. 4.De weddeschalen van de opvoeder internaat volgen de evolutie van de weddeschalen opvoeder externaat in het voltijds secundair onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. De huidig gangbare weddebarema's zijn gevoegd in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5.Betalingswijze Deze weddeschalen worden omgerekend naar een betalingsregime van bedienden, dit wil zeggen met als eindejaarspremie een volledige 13e maand en als dubbelvakantiegeld : 92 pct. van een volledige maandwedde.

Art. 6.Omrekening De omrekening van de barema's code 122 en code 158 geschiedt, rekening houdend met de verworven weddeanciënniteit, volgens de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin Me = de geïndexeerde brutomaandwedde van de opvoeder externaat (met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding); 1,036 = 1,1 pct. van de geïndexeerde brutojaarwedde (met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding) van de opvoeder externaat berekend op de maand maart, als variabel gedeelte van het vakantiegeld; + 2,5 pct van de geïndexeerde brutojaarwedde (met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding) van de opvoeder externaat berekend op de maand december, als variabel gedeelte van de sociale programmatie (eindejaarspremie); x = vast gedeelte van het vakantiegeld voor onderwijspersoneel; y = vast gedeelte van de sociale programmatie voor onderwijspersoneel; 13,92 = 12 maanden effectief + 13de maand + 92 pct. van bruto maandwedde (vakantiegeld);

Mi = geïndexeerde brutomaandwedde van de opvoeder internaat.

Art. 7.§ 1. De opvoeders verwerven anciënniteit in de bij artikel 4 en 5 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde weddeschalen, verder geldelijke anciënniteit genoemd, vanaf de in artikel 3 bepaalde minimumleeftijd ingevolge : a) overname van de geldelijke anciënniteit verworven bij de vorige werkgevers en tot een beloop van maximum 10 jaar;b) effectieve prestaties en/of gelijkgestelde inactiviteitperiodes bij de actuele werkgever. § 2. Voor de overname van de geldelijke anciënniteit verworven bij de vorige werkgevers wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse tewerkstelling. § 3. De inactiviteitperiodes bedoeld bij § 1 van onderhavig artikel zijn : a) de gelijkgestelde arbeidsprestaties zoals voorzien in de artikelen 16 en 41 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967);b) de rustdagen, het kort verzuim, alsook de compensatierustdagen ingevolge de arbeidsduurregeling, voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1994 voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;c) de periodes van loopbaanonderbreking, verlof om dwingende familiale redenen en conventionele schorsing van de arbeidsovereenkomst. § 4. Er is telkens één jaar bijkomende geldelijke anciënniteit verworven de 1e van de maand die volgt op elke nieuwe periode van twaalf maanden opgetelde geldelijke anciënniteit. HOOFDSTUK IV. - Eindejaarspremie

Art. 8.§ 1. De in artikel 1 bedoelde werknemers ontvangen jaarlijks een eindejaarspremie volgens de modaliteiten welke in deze collectieve arbeidsovereenkomst worden bepaald. § 2. Deze eindejaarspremie is gelijk aan de maandwedde van december voorzover : a) er werkelijke, of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties, werden geleverd tijdens de gehele referteperiode die loopt van 1 januari tot 31 december van het betrokken jaar;b) de contractuele arbeidsduur tijdens genoemde referteperiode gelijk is gebleven. § 3. In geval van onvolledige referteperiode geeft iedere gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand tijdens de referteperiode recht op één twaalfde van de in § 2 bepaalde eindejaarspremie.

Als "volledige maandprestatie" wordt beschouwd elke arbeidsprestatie begonnen voor de 16e van de maand of beëindigd na de 15e van de maand. § 4. Ingeval de contractuele arbeidsduur tijdens de referteperiode of de onvolledige referteperiode niet gelijk is gebleven wordt de in § 2 en § 3 bepaalde eindejaarspremie vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan de contractuele arbeidsduur van december en de teller gelijk is aan het maandelijks rekenkundig gemiddelde van de contractuele arbeidsduur gepresteerd tijdens de gehele referteperiode of de onvolledige referteperiode. § 5. De gelijkgestelde arbeidsprestaties zijn deze zoals voorzien in de artikelen 16, 18, 19, 41 en 43 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, alsook de compensatierustdagen ingevolge de arbeidsduurregeling vermeld in hoofdstuk II van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1994, voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. § 6. In geval van uitdiensttreding in de loop van de referteperiode blijven alle voorgaande regelen van toepassing. De berekeningsbasis wordt dan de maandwedde van de maand tijdens dewelke men uit dienst treedt.

Art. 9.Deze eindejaarspremie wordt in éénmaal uitbetaald in de loop van de maand december van het betrokken jaar; zelfs als de gerechtigde zich op dat ogenblik in een periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst bevindt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 2001. Zij is gesloten voor een onbepaalde tijd en mag, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 1994, betreffende classificatie en de loonvoorwaarden algemeen verbind verklaard bij het koninklijk besluit van 30 mei 1997 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1997).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 oktober 2002 gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en loonvoorwaarden Barema (geldig vanaf 1 september 2002) 122 vast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Barema (geldig vanaf 1 september 2002) 158 vast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Barema (geldig vanaf 1 september 2002) 158 tijdelijk Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Barema (geldig vanaf 1 maart 2002) 122 vast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Barema (geldig vanaf 1 maart 2002) 122 tijdelijk Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Barema (geldig vanaf 1 maart 2002) 158 vast Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Barema (geldig vanaf 1 maart 2002) 158 tijdelijk Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^