gepubliceerd op 09 juni 2004
Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels inzake de indiening van de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en de wijze van hun inventarisatie en beveiligde bewaring, voor de verkiezingen van het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden
5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels inzake de indiening van de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen en de wijze van hun inventarisatie en beveiligde bewaring, voor de verkiezingen van het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 116, § 6, vijfde lid, van het Kieswetboek, gewijzigd bij de wet van 2 april 2003;
Gelet op de wet van 19 mei 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van het Europees Parlement, inzonderheid op artikel 6, vijfde lid, vervangen bij de wet van 25 april 2004, en op artikel 7, gewijzigd bij de wet van 25 april 2004;
Gelet op de wet van 19 mei 1994 tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, alsmede tot vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid, inzonderheid op artikel 6, vijfde lid, vervangen bij de wet van 25 april 2004, en op artikel 7, gewijzigd bij de wet van 25 april 2004;
Overwegende dat de ingediende aangiften inzake verkiezingsuitgaven en herkomst van de geldmiddelen met het oog op een vlotte raadpleging door de kiesgerechtigden op een systematische en beveiligde wijze moeten worden geklasseerd en bewaard;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de wetgeving betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden grondig gewijzigd werd bij de wetten van 25 april 2004; dat het, om het voor de voorzitters van de college- en kieskringhoofdbureaus mogelijk te maken de draagwijdte van die wijzigingen te begrijpen met het oog op de gelijktijdige verkiezingen die gehouden zullen worden op 13 juni 2004 voor het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden, aangewezen is om onverwijld de nadere regels te bepalen inzake de indiening van de aangiften van de verkiezingsuitgaven en van de herkomst van de geldmiddelen, en de wijze van hun inventarisatie en beveiligde bewaring;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 mei 2004;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Wat de aangiften van verkiezingsuitgaven en van herkomst van de geldmiddelen van de kandidaten en van de politieke partijen betreft, deelt elke voorzitter van een kieskring- en collegehoofdbureau, via een bericht dat ten laatste de dag volgend op de verkiezing wordt bekendgemaakt, de plaats, de dagen en de uren mee gedurende welke hij deze aangiften zal ontvangen.
Dit bericht kan in geen geval de wettelijke termijn van 45 dagen vóór de indiening van de aangiften, bedoeld in het eerste lid, inperken.
Art. 2.Vanaf de ontvangst van de aangiften van de politieke partijen en van de kandidaten tot aan de overdracht ervan aan de federale Controlecommissie of aan de betrokken Raad of het door hem aangewezen orgaan, worden de aangiften bewaard onder de leiding en de verantwoordelijkheid van de voorzitter van het kieskringhoofdbureau of van de voorzitter van het collegehoofdbureau.
Het exemplaar van het verslag dat op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg wordt neergelegd met het oog op de raadpleging ervan door de kiesgerechtigden, wordt bewaard onder de leiding en de verantwoordelijkheid van de hoofdgriffier.
Art. 3.Het in artikel 94ter, § 2, tweede lid, van het Kieswetboek bedoelde recht op raadpleging van het verslag wordt uitgeoefend onder controle en bewaking op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL