Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juni 2003
gepubliceerd op 06 augustus 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende het deeltijds werk

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012347
pub.
06/08/2003
prom.
05/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/05/2003012347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende het deeltijds werk (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende het deeltijds werk.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 Deeltijds werk (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64904/CO/202) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren (PC 202), met uitsluiting van de werkgevers en de bedienden die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven (PSC 202.01). HOOFDSTUK II. - Deeltijds werk Afdeling 1. - Minimale wekelijkse arbeidsduur en afwijkingen

Art. 2.De minimale arbeidsduur van de deeltijdse werknemers wordt vastgesteld op twintig uur per week indien hun prestaties over meerdere dagen gespreid worden.

Art. 3.In afwijking op de hiervoor vastgestelde minimale wekelijkse arbeidsduur, en in afwijking op de minimale wekelijkse arbeidsduur, voorzien in artikel 11bis van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), blijft het mogelijk arbeidsovereenkomsten voor één dag per week aan te gaan.

Art. 4.De mogelijkheden om in afwijking van artikel 11bis van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978, werknemers tewerk te stellen in een deeltijdse arbeidsovereenkomst met een arbeidsduur die lager ligt dan een derde van een voltijdse betrekking, kunnen worden uitgebreid door een collectieve arbeidsovereenkomst op het niveau van het bedrijf.

Art. 5.In geval van tijdskrediet kan de wekelijkse arbeidsduur 17,5 uur bedragen. Afdeling 2. - Individueel recht op verhoging van de arbeidsduur

Art. 6.§ 1. Vanaf 1 december 2002 hebben de deeltijdse werknemers met een anciënniteit van vijf jaar in de onderneming en met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur van 20 uur per week, die hiervoor een schriftelijke aanvraag doen, een individueel recht tot verhoging van de overeengekomen arbeidsduur tot 22 uur per week, in een variabel uurrooster.

Vanaf 1 december 2003 geldt voor de deeltijdse werknemers met een anciënniteit van drie jaar en met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur van 20 uur per week, die hiervoor een schriftelijke aanvraag doen, een individueel recht tot verhoging van de overeengekomen arbeidsduur tot 22 uur per week, in een variabel uurrooster. § 2. De bepalingen van de eerste alinea zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die daartoe op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is. Afdeling 3. - Minimale dagelijkse arbeidsduur

Art. 7.De minimale dagelijkse arbeidsduur van de deeltijdse bedienden, met prestaties over verschillende dagen van de week wordt vastgesteld op drie uur. Afdeling 4. - Herziening van de arbeidsovereenkomst bij overschrijding

van de arbeidstijd

Art. 8.In geval van overschrijding van de overeengekomen arbeidstijd, wordt de arbeidsovereenkomst herzien, rekening houdend met de gemiddelde prestaties gedurende de periode van zes maanden voorafgaand aan de aanvraag van de betrokken bediende, met uitsluiting van de maanden juli, augustus en december, en mits het opstellen van een regeling met trappen van een uur, waarbij de overschrijding wordt afgerond naar boven toe of naar beneden toe, al naargelang de gemiddelde prestaties hoger of lager liggen dan een half uur. Afdeling 5. - Uurroosters

Art. 9.De uurroosters van de deeltijds tewerkgestelde werknemers moeten worden vermeld in de bijlagen van het arbeidsreglement, ze moeten worden geafficheerd en mogen slechts worden gewijzigd mits voorafgaand akkoord van de betrokkene. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 10.De artikelen 59 en 60 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 1980 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden worden opgeheven.

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden gegeven bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^