gepubliceerd op 14 juni 1997
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
5 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (1)
Albert, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994 en het koninklijk besluit van 14 november 1996;
Gelet op Hoofdstuk IV, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op de artikelen 100 en 102 gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, en de wetten van 21 december 1994 en 22 december 1995 en artikel 105 gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en de wet van 22 december 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 april 1991, 19 december 1991, 21 december 1992, 2 december 1993, 22 maart 1995 en 14 maart 1996;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 november 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 25 november 1996;
Gelet op het protocol nr. 92/2 van 23 april 1997 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten;. {bfoot} {num}1997/12435{enum} (1) Voir note à la page suivante. (1) Zie noot op de volgende bladzijde.
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 mei 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 april 1991, 19 december 1991, 21 december 1992, 2 december 1993, 22 maart 1995 en 14 maart 1996, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : " Art. 1bis. De werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst die tewerkgesteld zijn in de overheidsdiensten behorend tot het federaal administratief Openbaar Ambt zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken hebben recht op onderbreking van hun beroepsloopbaan of een vermindering met de helft van hun arbeidsprestaties, zoals bedoeld in hoofdstuk IV afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, volgens de bepalingen van onderhavig besluit. {efootn} Om het recht bedoeld in het eerste lid te doen gelden, moet de werknemer minstens gedurende een onafgebroken periode van één jaar bij dezelfde werkgever tewerkgesteld zijn.. {bfoot} {num}1997/12435{enum} (1) Références au Moniteur belge : (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Arrêté-loi du 28 décembre 1944, Moniteur belge du 30 décembre 1944; Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944;
Loi du 14 juillet 1951, Moniteur belge du 16 décembre 1951;
Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951;
Loi du 14 février 1961, Moniteur belge du 15 février 1961;
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961;
Loi du 16 avril 1963, Moniteur belge du 23 avril 1963;
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963;
Loi du 11 janvier 1967, Moniteur belge du 14 janvier 1967;
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967;
Loi du 10 octobre 1967, Moniteur belge du 31 octobre 1967;
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967;
Arrêté royal n° 13 du 11 octobre 1978, Moniteur belge du 31 octobre 1978;
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978;
Arrêté royal n° 28 du 24 mars 1982, Moniteur belge du 26 mars 1982;
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982;
Loi du 22 janvier 1985, Moniteur belge du 24 janvier 1985;
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;
Loi du 1er août 1985, Moniteur belge du 6 août 1985;
Wet van 1 augustus 1985, Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1985;
Arrêté royal n° 424 du 1er août 1986, Moniteur belge du 21 août 1986;
Koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1986;
Loi du 30 décembre 1988, Moniteur belge du 5 janvier 1989;
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989;
Loi du 20 juillet 1991, Moniteur belge du 1er août 1991;
Wet van 20 juli 1991, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991;
Loi du 26 juin 1992, Moniteur belge du 30 juin 1992;
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;
Loi du 30 mars 1994, Moniteur belge du 31 mars 1994;
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994;
Loi du 21 décembre 1994, Moniteur belge du 23 décembre 1994;
Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994;
Loi du 22 décembre 1995, Moniteur belge du 23 décembre 1995;
Wet van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 23 december 1995;
Arrêté royal du 2 janvier 1991, Moniteur belge du 12 janvier 1991;
Koninklijk besluit van 2 januari 1991, Belgisch Staatsblad van12 januari 1991;
Arrêté royal du 25 avril 1991, Moniteur belge du 4 mai 1991;
Koninklijk besluit van 25 april 1991, Belgisch Staatsblad van4 mei 1991;
Arrêté royal du 19 décembre 1991, Moniteur belge du 11 janvier 1992;
Koninklijk besluit van 19 december 1991, Belgisch Staatsblad van11 januari 1992;
Arrêté royal du 21 décembre 1992, Moniteur belge du 30 décembre 1992;
Koninklijk besluit van 21 december 1992, Belgisch Staatsblad van30 december 1992;
Arrêté royal du 2 décembre 1993, Moniteur belge du 11 décembre 1993;
Koninklijk besluit van 2 december 1993, Belgisch Staatsblad van11 december 1993;
Arrêté royal du 22 mars 1995, Moniteur belge du 5 mai 1995;
Koninklijk besluit van 22 maart 1995, Belgisch Staatsblad van5 mei 1995;
Arrêté royal du 14 mars 1996, Moniteur belge du 27 mars 1996.
Koninklijk besluit van 14 maart 1996, Belgisch Staatsblad van27 maart 1997. Art. 2.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 maart 1996, wordt aangevuld met het volgend lid : " In afwijking aan het voorgaande lid wordt de vermelde maximumtermijn van 60 maanden op 72 maanden gebracht voor : 1° de personeelsleden van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten evenals de openbare inrichtingen en publiekrechtelijke verenigingen die er van afhangen;2° de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld bij een werkgever die eveneens personeelsleden tewerkstelt verbonden door een statuut.". Art. 3.In artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 maart 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) 1, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : " Het recht op onderbrekingsuitkeringen voor de werknemers bedoeld in artikel 7 wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de beroepsloopbaan vóór de leeftijd van 50 jaar voor de werknemers bedoeld in artikel 5, tweede lid, van dit besluit en tot maximum 60 maanden gedurende de beroepsloopbaan vóór de leeftijd van 50 jaar voor de andere werknemers. Voor de berekening van de 72 of de 60 maanden wordt geen rekening gehouden met de vermindering van de arbeidsprestaties krachtens artikel 102bis van voornoemde wet van 22 januari 1985 en met de periodes van vermindering van arbeidsprestaties gedurende dewelke er geen onderbrekingsuitkering werd toegekend. ". B) 3 wordt aangevuld met het volgend lid : " Voor de werknemers bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt de in het vorig lid bedoelde maximumtermijn van vijf jaar op zes jaar gebracht. ". Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1996 met uitzondering van artikel 1 dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 5.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 5 juni 1997. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT I