gepubliceerd op 18 augustus 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, inzake de besteding van de middelen voor de aanvullende verlofdagen in de socio-culturele sector
4 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, inzake de besteding van de middelen voor de aanvullende verlofdagen in de socio-culturele sector (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, inzake de besteding van de middelen voor de aanvullende verlofdagen in de socio-culturele sector.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de socio-culturele sector Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2003 Besteding van de middelen voor de aanvullende verlofdagen in de socio-culturele sector (Overeenkomst geregistreerd op 26 november 2003 onder het nummer 68715/CO/329)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de organisaties die ressorteren onder het Paritair Comité voor de socio-culturele sector, voor zover zij een activiteit verrichten die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse overheid, en met maatschappelijke zetel : - hetzij in het Vlaams Gewest; - hetzij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op voorwaarde van en beperkt tot de inschrijving bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid op de nederlandse taalrol.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel.
Art. 2.Deze overeenkomst regelt de besteding van de middelen die de Vlaamse regering vanaf 2002 inzet in de socio-culturele sector voor de opvang van de gevolgen van de aanvullende verlofdagen voor de 35 tot 44 jarigen, toegekend bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 november 2000 inzake toekenning van extra verlof voor werknemers in de leeftijdscategorie van 35 tot 44 jaar (koninklijk besluit van 22 augustus 2002, Belgisch Staatsblad van 30 oktober 2002), ter uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector 2000-2005" van 29 maart 2000.
Art. 3.De middelen, bedoeld in artikel 2, worden gebruikt om de afwezigheden van de werknemers in de betrokken leeftijdscategorie door het opnemen van de aanvullende verlofdagen op te vangen.
De wijze waarop men die afwezigheden opvangt, wordt op het niveau van de organisatie bepaald.
Het toezicht erop gebeurt door de ondernemingsraad, bij ontstentenis daarvan het preventiecomité, bij ontstentenis daarvan de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis daarvan de werknemers.
Art. 4.De middelen van de Vlaamse overheid, bedoeld in artikel 2, worden overgemaakt aan de organisaties, hetzij rechtstreeks door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, hetzij via het "Sociaal Fonds voor het Sociaal Cultureel Werk van de Vlaamse Gemeenschap", opgericht op basis van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1997 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1997).
De middelen worden verdeeld op basis van het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse eenheden (VTE), in de leeftijdscategorie 35-44 jaar, in het derde kwartaal van het vorige jaar - uitgezonderd voor het jaar 2002, waarvoor het eerste kwartaal van 2001 als referentie geldt.
Er is een minimum vereist van één VTE; waarbij volgende afrondingsregel wordt toegepast : 0,95 tot 0,99 VTE wordt afgerond op één VTE. Het sociaal fonds bezorgt daartoe een overzichtslijst aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002.
Zij is gesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd door elk van de partijen met betekening van een opzeggingstermijn van 6 maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de socio-culturele sector.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE