gepubliceerd op 13 juli 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
4 JULI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op de artikelen 8 en 15, 5°;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 26, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1982, 17 april 1987, 26 juni 1987, 2 mei 1990 en 24 januari 2001;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 26 januari 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 mei 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 mei 2004;
Gelet op het advies nr. 37.275/1 van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 26, § 2, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1982, 17 april 1987, 26 juni 1987, 2 mei 1990 en 24 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in littera f), wordt het tweede lid opgeheven;2° er wordt een littera g) ingevoegd, luidend als volgt : « g) werknemers die ten vroegste vanaf 1 januari 2004 nadat zij ontslagen zijn geworden, een voltijdse of een deeltijdse tewerkstelling hebben aanvaard die ten minste het equivalent is van hun vorige tewerkstelling en waarvan het loon zoals bedoeld in artikel 22 van dit besluit, lager is dan het loon voor hun vorige tewerkstelling en zonder dat een periode als bedoeld in artikel 34, § 1, A, B, 1°, en Q op hen van toepassing is;3° er wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid, f) en g) dient de werknemer de leeftijd van 50 jaar te hebben bereikt op het ogenblik dat de nieuwe tewerkstelling aanvangt en tegelijk het bewijs te leveren van een tewerkstelling in de hoedanigheid van werknemer gedurende ten minste twintig jaar, waarvan voor elk van die jaren moet aangetoond worden dat de tewerkstelling met ten minste één derde van een voltijdse arbeidsregeling overeenstemt, zoals bepaald bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 21 maart 1997 tot uitvoering van artikel 4, § 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot invoering van de leefbaarheid van de pensioenstelsels.»
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 3.Onze Minister van Werk en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE