gepubliceerd op 30 april 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen, betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden
4 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen, betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen, betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 2000 Arbeids- en beloningsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 24 mei 2000 onder het nummer 54975/CO/320) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen.
Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werknemers" verstaan : de mannelijke en de vrouwelijke bedienden, de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepsindeling
Art. 3.De functies van de werknemers worden in vier klassen ingedeeld welke door de hieronder vermelde algemene maatstaven worden bepaald : Eerste klasse.
Normale aanvangsleeftijd : 21 jaar.
Bepaling.
A . Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door : a) kennis hebben opgedaan welke overeenstemt met het programma van het lager onderwijs en voldoende is om functies te kunnen uitoefenen van het minst verheven niveau, welke door de wet of de rechtbank worden erkend als zijnde van intellectuele aard;b) de juiste uitvoering van een eenvoudig bijkomstig werk. Het gaat hier dus om functies die geen persoonlijk initiatief vergen, doch worden uitgevoerd volgens duidelijk vooraf vastgelegde regels.
B . Arbeiders(sters) waarvan de functie geen bijzondere vorming vereist namelijk de ongeschoolde arbeiders I. Bedienden. - Huisbewaarder; - Deurwaarder; - Bediende voor de post : (openmaken, oppervlakkig sorteren, onder omslag steken, enz.); - Bediende aan adresseermachines (stempelen en drukken van adresplaatjes), fotokopieermachines en/of polykopieermachines; - Bediende zonder ervaring die begint te werken op kantoormachines of computer; - Bediende hulpmagazijnier of hulpbediende bij de goederenreceptie (bijkomstig administratief werk); - Schrijver die hoofdzakelijk eenvoudig schrijf- en cijferwerk verricht, opsommingen registreert, staten opmaakt of elementair werk van gelijk niveau, uitvoert, zonder interpretatie; - Bediende belast met het klassement van documenten; - Bediende bij de voorbereiding van het werk op de computer : helpt de operators met het opzoeken van de te behandelen boekhoudingsstukken en hun klassering.
II. Arbeiders(sters). - Handlanger; - Arbeider belast met reinigingsactiviteiten; - Boodschapper.
Tweede klasse.
Normale aanvangsleeftijd : 21 jaar.
Bepaling.
A. Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door : a) kennis hebben opgedaan door onderwijs of praktijk welke kan opwegen tegen de kennis van het lager middelbaar onderwijs;b) het correct uitvoeren van eenvoudig en weinig afwisselend werk dat, wegens een rechtstreeks toezicht, slechts beperkte verantwoordelijkheid meebrengt;c) een korte leertijd, voldoende om de vereiste vaardigheid in een bepaald werk te verwerven. B. Arbeiders(sters) waarvan de functie wordt gekenmerkt door een vorming en/of een praktische uitoefening van geschoold arbeider I. Bedienden. - Klasseerder, die blijk moet geven van enig oordeel en inzicht; - Magazijnbediende; - Bediende bij de goederenreceptie; - Stockbediende (magazijnen, opslagplaatsen, voorraden), administratief werk van de magazijnen waar voorraden of afgewerkte producten zijn opgeslagen, zonder boekhoudkundige toewijzing; - Ervaren typist die 40 woorden per minuut kan typen op klavier, een correcte spelling heeft en het werk goed weet te schikken; - Bediende belast met eenvoudig schrijf- of rekenwerk, het registreren van opsommingen, het opmaken van staten of ander bijkomstig werk van gelijk niveau dat enig oordeel vereist en onder rechtstreekse controle wordt uitgevoerd; - Hulpbediende voor de lonen (onder controle); - Boekhoudingsbediende (registreren van boekhoudkundige gegevens zonder de toewijzing te bepalen); - Operateur op computer voor het opstellen van een gedeelte van de boekhouding (voorbeeld : lopende rekeningen cliënten, leveranciers, stocks, enz.) zonder verantwoordelijkheid. Deze functie houdt een beperking in ofwel in het soort documenten ofwel in de behandeling (voorbeeld : steeds debet of steeds krediet) ofwel in het gedeelte van de boekhouding (voorbeeld : alleen klantenrekeningen of alleen leveranciers, enz.); - Telefonist van een centrale; - Bediende belast met het nazicht van de aanwezigheden of het opmaken van statistieken; - Bediende die een hulpkas houdt.
II. Arbeiders(sters). - Drager; - Autobestuurder; - Arbeider belast met het onderhoud van rollend materieel; - Plaatser rouwkapel; - Schrijnwerker; - Verzorger van de opschik van de overledene.
Derde klasse.
Normale aanvangsleeftijd : 23 jaar.
Bepaling.
A . Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door : a) een praktische opleiding die opweegt tegen de bekwaamheid verkregen door het hoger middelbaar onderwijs of door het lager middelbaar onderwijs aangevuld hetzij door gespecialiseerde vakstudies, hetzij door een vakbekwaamheid door middel van stages of het uitoefenen van gelijke of gelijkwaardige betrekkingen;b) het zelfstandig uitvoeren van afwisselend werk, dat doorgaans initiatief en redenering vereist en bovendien de verantwoordelijkheid voor de uitvoering vergt. B. Arbeiders(sters) waarvan de functie wordt gekenmerkt door een hogere vorm van initiatief en/of veranwoordelijkheid I. Bedienden. - Bediende die de computer beheerst en op het gebied van boekhouding (algemene of analytische boekhouding) oordeelkundig hulpdagboeken houdt en deze per periode centraliseert; - Bediende eveneens belast met een secretariaatstaak; - Bediende voor de berekening van de lonen en de courante toepassing van de ermee verbonden sociale wetten, die ook de uitbetaling der lonen doet, de opgave van de arbeidsuren met het oog op de vaststelling van de kostprijzen en gebeurlijke berekeningen uitvoert voor de toepassing van de sociale wetgeving; - Bediende die de verantwoording draagt voor magazijn, voorraden en opslagplaatsen met boekhoudkundige toewijzing; - Hulpboekhouder (algemene of analytische boekhouding), die met behulp van boekhoudkundige bescheiden een gedeelte van de boekhouding samenstelt of van de gewone inschrijvingen die niettemin een homogeen geheel uitmaken tot voorbereiding van de centralisatie, zoals bijvoorbeeld lopende rekeningen klanten, leveranciers, deelrekeningen; - Bediende belast met het opstellen van niet stereotype brieven.
II. Arbeiders(sters). - Meestergast of opzichter; - Verantwoordelijke voor het werkhuis; - Ceremoniemeester bij de begrafenis.
Vierde klasse.
Normale aanvangsleeftijd : 25 jaar.
Bepaling.
Bedienden waarvan de functie wordt gekenmerkt door : a) een opleiding die tenminste opweegt tegen de bekwaamheid verworven door hogere middelbare studies en gespecialiseerde vakstudies of ook een praktische opleiding door middel van stages of door het uitoefenen van gelijke of gelijkwaardige betrekkingen;b) een korte tijd om zich in te werken;c) meer afwisselend zelfstandig werk waarvoor meer dan gemiddelde vakbekwaamheid en bovendien initiatief en verantwoordelijkheidsbesef vereist zijn;d) bekwaamheid om : al het mindere werk van de eigen specialiteit uit te voeren; al de elementen voor het hem toevertrouwde werk te verzamelen, gebeurlijk geholpen door bedienden van de voorgaande rangen; - Boekhouder, dit is de bediende die tot taak heeft alle verrichtingen boekhoudkundig vast te leggen, samen te brengen en te ordenen om voorafgaandelijk de begroting, de balans en de resultaatrekeningen op te maken; - Bediende belast met het overbrengen in de boekhouding van alle verrichtingen van de zaak, deze samen te stellen en bijeen te brengen om er de kostprijs uit te berekenen; - Bediende die binnen het raam van de algemene richtlijnen zekere kwesties volgt die initiatief en overleg vergen en die, volgens het geval, zelf de briefwisseling opstelt; - Secretaris die het secretariaat op directieniveau waarneemt; - Bediende die verantwoordelijk is voor de beoordeling van alle elementen van een kwalitatieve ontvangst in overeenstemming met de eisen van de bestelbons en bestekken; - Bediende die de verantwoording draagt voor het toepassen van alle regelingen op gebied van lonen en sociale wetten; - Hoofdkassier.
Algemene opmerkingen
Art. 4.§ 1. De functies of werkzaamheden welke in elke klasse zijn aangegeven moeten gelden als voorbeelden. De niet-genoemde functies of werkzaamheden worden naar analogie met de aangehaalde voorbeelden ingedeeld. § 2. Deze indeling in klassen heeft ten doel aan de bedrijven een richtlijn te geven om de toepassing te vergemakkelijken van de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde beloningsminima.
Daarom steunt deze indeling in klassen zich op de aard der taken, de complexiteit ervan, de mate waarin initiatief is vereist, de wijze van controle, de opgelegde verantwoordelijkheden, enz. § 3. a) Het begrip "genoten onderwijs" komt als beoordelingsfactor slechts in aanmerking bij de aanvang van de loopbaan en bij ontstentenis van de andere factoren welke voor elke klasse afzonderlijk als algemene criteria gelden.
Wanneer een werknemer de bekwaamheid bezit om een hogere functie uit te oefenen, houdt dit niet in dat hij in de overeenstemmende weddecategorie wordt geplaatst. Dit kan enkel gebeuren indien de betreffende functie wordt uitgeoefend. b) Voor de verschillende functieklassen zijn volgende normale aanvangsleeftijden voorzien : - klassen 1 en 2 : 21 jaar; - klasse 3 : 23 jaar; - klasse 4 : 25 jaar. § 4. Wanneer een werknemer gelijktijdig en bestendig meerdere functies van diverse klassen vervuld, dient hiermede rekening gehouden bij de vaststelling van zijn loon. § 5. De verwezenlijking van deze indeling in klassen mag geen aanleiding geven tot een herziening van de indeling in klassen die op ondernemingsvlak zijn overeengekomen en opgesteld volgens andere normen. § 6. De minimumloonschalen moeten worden aangezien als geldend voor het gebruik van één enkele taal. Wanneer voor het uitoefenen van een functie de kennis of het gebruik van meer dan één taal wordt vereist, dan is dit op zichzelf geen reden om naar een hogere klasse op te schuiven wanneer de aard van de functie er niet door verandert, wel past het er rekening mee te houden bij het vaststellen van het loon. § 7. De werkgevers delen aan de werknemers op wie de weddenschalen van toepassing zijn, de categorie mee waarin zij ingedeeld zijn. Deze mededeling gebeurt bij de indienstneming of op het tijdstip dat de indeling in klassen een wijziging ondergaat of bij het overhandigen van de jaarlijkse afrekening der lonen. In ieder geval wordt de indeling in klassen op vraag van de werknemer medegedeeld. § 8. De minder dan 16-jarige werknemers genieten een loon ten belope van 80 pct. van het bij hoofdstuk III voorziene bedrag van 16-jarigen van de 1e categorie. HOOFDSTUK III. - Lonen A. Loonschalen bedienden
Art. 5.§ 1. De minimummaandlonen per categorie van het personeel worden, per 1 juni 1999, als volgt vastgesteld in BEF : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Deze weddenschaal staat tegenover de spilindex 102,56 - stabilisatieschijf 100,55 tot 104,61. § 3. Vanaf 1 juli 1999 worden de minimumregelingslonen die op die datum toepasselijk zijn met 1 pct. verhoogd.
B. Lonen van de handarbeiders(sters)
Art. 6.De lonen van de handarbeiders(sters) zijn bepaald per uur en worden als dusdanig behandeld voor de ganse sociale wetgeving en voor de verdere toepassing van alle conventionele schikkingen.
Zij stemmen overeen met de bedragen bepaald bij artikel 5, vermenigvuldigd met drie en gedeeld door 13 maal de bij artikel 15 van de huidige overeenkomst van kracht zijnde wekelijkse arbeidstijd.
C. Werknemers die na de normale aanvangsleeftijd in dienst treden
Art. 7.§ 1. In afwijking van de artikelen 5 en 6, mag het loon van de werknemers, die na de normale aanvangsleeftijd van hun klasse worden aangeworven, bij hun indiensttreding gelijk zijn aan het minimumloon vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd van die klasse.
Evenwel moet het minimumloon, dat overeenstemt met de leeftijd van de werknemer en met zijn klasse, progressief worden bereikt, ten laatste één jaar na de indiensttreding.
Te dien einde wordt het loon, dat zij bij hun aanwerving genieten, na zes maanden dienst verhoogd, met 50 pct. van het verschil tussen dit loon en dat welke overeenkomt met de leeftijd en de klasse van de betrokkene. § 2. Evenzo mag het loon der werknemers die de 50-jarige leeftijd reeds hebben bereikt op het ogenblik van hun indienstneming, worden vastgesteld op het minimumloon dat is vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd van de klasse.
Het moet geleidelijk minstens de hoogste bedragen bereiken welke volgens de klassen, in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgesteld, en dit ten laatste 4 jaar na de indiensttreding.
Te dien einde wordt het aanvangsloon ieder jaar verhoogd met 25 pct. van het verschil tussen dit loon en het hoogste minimumloon van de klasse.
D. Geranten of handelsvertegenwoordigers(sters)
Art. 8.De volgende bepalingen zijn van toepassing op de geranten en de handelsvertegenwoordigers(sters).
Twee gevallen kunnen zich voordoen : a) zij genieten een vast loon;b) hun loon omvat commissielonen welke zijn vastgesteld overeenkomstig het bedrag van de handelsomzet of volgens andere maatstaven. In beide gevallen, wanneer deze bedienden de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, en voor zover zij full-time werkzaam zijn, moet hun loon ten minste gelijk zijn aan het loon vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd van de derde klasse.
Gedurende de proeftijd echter is het maandelijks minimumloon ingevolge voorgaande leden, ten minste gelijk aan het loon vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd van de eerste klasse.
Dit minimumloon wordt maandelijks als voorschot op het commissieloon betaald en de eindrekening wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de lonen berekend op een gemiddelde van twaalf maanden.
E. Betaling van een premie
Art. 9.Voorzover voldaan wordt aan de hierna vermelde voorwaarden : - wordt een premie gelijk aan het maandloon betaald aan de bedienden per dienstjaar.
Voor de geranten en/of handelsvertegenwoordigers(sters) waarvan de wedde geheel of gedeeltelijk veranderlijk is, wordt de premie berekend op het maandgemiddelde van het vast en veranderlijk gedeelte van het loon der laatste twaalf maanden. Dit maandgemiddelde is evenwel begrensd op het hoogste bedrag van de 4e categorie van de schaal.
Voor de handarbeiders(sters) stemt de premie overeen met het normale uurloon vermenigvuldigd met de normale wekelijkse arbeidsduur, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12.
De te vervullen voorwaarden zijn de volgende : - verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, op het ogenblik van de betaling van de premie; - een anciënniteit hebben van ten minste zes maanden op het ogenblik van de betaling van de premie; - in de onderneming in dienst zijn getreden ten laatste de eerste dag van het beschouwde dienstjaar; voor de werknemers die in de onderneming in dienst zijn getreden na de eerste dag van het beschouwde dienstjaar en die een effectieve aanwezigheid hebben van tenminste zes maanden, verhoudt de premie zich tot het aantal maanden effectieve prestatie.
Het bedrag van de premie mag worden herleid naar rato van de afwezigheden in de loop van het jaar, die niet voortspruiten uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen, inzake jaarlijkse vakantie, wettelijke feestdagen, kort verzuim, beroepsziekte, arbeidsongeval en van de eerste 30 dagen ziekte, ongeval of bevallingsrust.
Behoudens andere bepalingen overeengekomen op ondernemingsvlak, wordt deze premie uiterlijk betaald hetzij bij het indienen van de maatschappelijke rekeningen voor het jaar, hetzij op het einde van het burgerlijk jaar, dit wil zeggen in de maand december.
Hebben recht op de premie berekend naar rato van de prestaties van het lopende werkjaar, wanneer zij de onderneming verlaten voor de datum van betaling van de premie en voorzover zij een anciënniteit hebben van zes maanden op het ogenblik van hun vertrek : a) de gepensioneerden (in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 17 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, aangevuld bij de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 17bis gesloten op 29 januari 1976 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1976);b) deze die brugpensioen hebben bekomen (wettelijk brugpensioen). Voornoemde bepalingen van het huidige artikel zijn niet van toepassing op : - de ondernemingen welke in de loop van het jaar een evenwaardig voordeel toekennen, welke ook haar benaming weze, hetzij onder vorm van een conventionele premie, hetzij ten titel van gift; - op de ondernemingen welke op hun niveau bij overeenkomst de lonen en andere arbeidsvoorwaarden regelen, voorzover de in deze overeenkomst, toegekende voordelen samengenomen ten minste gelijk zijn aan de voordelen voorzien door deze collectieve arbeidsovereenkomst. c) de werknemers die de onderneming verlaten of ontslagen werden in de loop van het jaar. Deze bepaling geldt echter niet voor de RVA-stagiairs, aangeworven in het raam van koninklijk besluit nr 230 van 21 december 1983.
HOOFSTUK IV. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 10.De schaal van de minimumlonen bepaald bij de artikelen 5 en 6, alsook de effectief uitbetaalde lonen aan de werknemers die onder toepassing vallen, van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden bekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgische Staatsblad .
Wat de bijzondere gevallen betreft van de bedienden die gedeeltelijk per prestatie worden bezoldigd, bijvoorbeeld door commissieloon, premies of percentages, wordt enkel het vast gedeelte van het loon, welk ook het bedrag ervan weze, gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 11.De lonen vastgesteld in de artikelen 5 en 6 stemmen overeen met de indexschijf 100,55 - 102,56 - 104,61 en blijven onveranderd zolang het referte-indexcijfer in deze schijf is begrepen.
Met het indexcijfer, zoals bepaald in de artikelen 10 tot en met 14, wordt bedoeld het viermaandelijks gezondheidsindexcijfer.
Art.12. Onverminderd de thans vigerende wettelijke beschikkingen op het stuk van loonindexatie schommelen de minimumloonschalen en de effectief uitbetaalde lonen van de werknemers zoals bepaald in artikel 10 met 2 pct. volgens de hierna vermelde stabilisatieschijven wanneer het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers de laatste twee maanden deze schijven overschrijdt.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze tabel is niet beperkend. Deze schijven zijn berekend naar rato van 2 pct. gecumuleerd vanuit het referte-indexpunt 104,61.
Art. 13.De verhogingen en verlagingen ingevolge de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, hebben uitwerking met ingang van de eerste dag der maand volgend op deze waarop het gemiddelde van de indexcijfers, dat de verhoging of de verlaging van de lonen en loonschalen veroorzaakt, betrekking heeft.
Art. 14.De afrondingen van het rekenkundig gemiddelde, de grenzen van de indexschijven, alsook de uurlonen van de handarbeiders(sters), worden afgerond tot op twee decimalen, met inachtneming van navolgende regels : - het tweede decimaal blijft ongewijzigd, wanneer het derde decimaal gelijk is aan of lager is dan 4; - het tweede decimaal wordt afgerond naar de naasthogere eenheid, wanneer het derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan 5.
De lonen van de bedienden worden afgerond op de frank eenheid volgens dezelfde regels. HOOFDSTUK V. - Arbeidsduur
Art. 15.De normale wekelijkse arbeidsduur bedraagt gemiddeld 38 uur.
Hij kan gespreid worden over de 7 dagen van de week.
De arbeidstijdregeling wordt bepaald op het vlak van de ondernemingen in gemeen overleg tussen de werknemers en de werkgevers.
De werkelijke wekelijkse arbeidsduur kan derhalve 38 uur overschrijden en worden gecompenseerd met verlofdagen, met dien verstande dat de voorkeur wordt gegeven aan de verlofdagen teneinde "schakeldagen" te scheppen.
Wachtdienst na de normale uren of tijdens zondagen of feestdagen kan worden ingericht in het bedrijf, zonder enige bezoldiging noch toeslag. Deze wachtdienst wordt in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemer bepaald.
Onder wachtdienst dient te worden verstaan de toestand waarin de werknemer zich plaatst om snel te kunnen worden bereikt door de werkgever, en om alzo ogenblikkelijk gevolg te kunnen geven aan iedere oproep tot het leveren van dringende prestaties inherent aan het beroep.
Deze wacht geeft geen aanleiding tot enige bezoldiging noch toeslag.
In geval van effectieve prestaties gedurende deze wachtdienst, dient de duur van deze prestaties in de loop van de eerstvolgende twee weken effectief te worden toegekend als normaal bezoldigd compensatieverlof.
Art. 16.§ 1. Bij toepassing van artikel 182 van de programmawet van 22 december 1989, mag de wekelijkse arbeidsduur van de deeltijds tewerkgestelde werkman die in de arbeidsovereenkomst gesloten voor deeltijdse arbeid is overeengekomen, lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren.
Bij ontstentenis van voltijds tewerkgestelde werknemers die in de onderneming tot dezelfde categorie behoren, moet men zich houden aan de arbeidsduur die in dezelfde bedrijfssector van toepassing is. Het loon is verschuldigd op basis van de in de overeenkomst vastgelegde wekelijkse arbeidsduur. § 2. Bij toepassing van artikel 189 van de programmawet van 22 december 1989, mag in de ondernemingen de duur van elke werkperiode korter zijn dan drie uren, zonder minder dan een uur te bedragen. § 3. De gemiddelde arbeidsduur voor de in het huidige artikel genoemde contracten wordt vastgesteld op jaarbasis en zulks per bedrijf naargelang de behoeften, een arbeidsduur van 25 uren op jaarbasis zijnde gewaarborgd. HOOFDSTUK VI. - Anciënniteitsverlof
Art. 17.Een dag betaald verlof wordt aan de werknemers toegekend per schijf van vijf jaar anciënniteit in de onderneming met een maximum van drie dagen.
Deze dag(en) word(t)en genomen in overleg met de werkgever en rekening houdend met de arbeidsorganisatie in de onderneming. HOOFDSTUK VII. - Kort verzuim
Art. 18.De werknemer heeft het recht, met behoud van zijn normaal loon, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen en voor de vervulling van de staatsburgerlijke verplichtingen of van de burgerlijke opdrachten welke hierna zijn opgesomd, van het werk afwezig te blijven voor een als volgt bepaalde duur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De deeltijdse werknemers hebben het recht, met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn gedurende de dagen en periode bedoeld in het eerste lid die samenvallen met de dagen en perioden waarop zij normaal zouden hebben gewerkt.
Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen in dezelfde beperkingen als deze bedoeld in artikel 18.
Art. 19.Voor de toepassing van artikel 18 nrs 2, 3, 5, 8 en 9, wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.
Art. 20.Voor de toepassing van artikel 18 nrs 6 en 7, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder, van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder, van de werknemer.
Art. 21.Voor de toepassing van artikel 18 wordt de persoon met wie de werknemer samenwoont, zoals geregeld door artikelen 1475 en van het Burgerlijk Wetboek gelijkgesteld met de echtgeno(o)t(e). HOOFDSTUK VIII. - Gerechtvaardigde afwezigheid om familiale redenen
Art. 22.De werknemers mogen het werk verlaten om dwingende familiale redenen. Deze afwezigheid geeft geen recht op loon.
Om de verstoring van de werkorganisatie die het gevolg kan zijn van die afwezigheid te beperken, moeten de betrokken werknemers al de nodige schikkingen treffen om de directie van de ondernemingen tijdig op de hoogte te stellen en, desgevallend, rechtvaardigingen te verstrekken. HOOFDSTUK IX. - Kledij
Art. 23.De werkgever is verplicht de gepaste kledij te verschaffen aan het personeel dat aan de plechtigheden deelneemt. De werkgever zorgt eveneens voor het onderhoud ervan. HOOFDSTUK X. - Bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers A. Vervoer per spoor
Art. 24.Wat het door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen georganiseerd vervoer betreft, is de bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gebruikte vervoerbewijs gelijk aan de schaal opgenomen in bijlage aan het koninklijk besluit dat getroffen wordt in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 juli 1962.
B. Vervoer per buurtspoorwegen
Art. 25.Wat het door de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen georganiseerd vervoer betreft, is de bijdrage van de werkgevers in de prijs van de weekabonnementen en van de gewone abonnementen, voor de verplaatsingen die 5 km overschrijden (of 5 secties naargelang het geval), berekend vanaf de vertrekhalte, gelijk aan 50 pct. van de vervoerprijs, zonder evenwel 50 pct. van de prijs van het sociaal abonnement van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen in 2e klas, voor het overeenstemmende aantal kilometers (of secties) te overschrijden.
De aanduiding van het aantal kilometers (en/of secties) staat op de door de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen afgeleverde vervoerbewijzen.
C. Stedelijk en/of voorstedelijk openbaar gemeenschappelijk vervoer
Art. 26.Wat het stedelijk en/of voorstedelijk openbaar gemeenschappelijk vervoer betreft, dat georganiseerd wordt hetzij door de maatschappijen die lid zijn van de Belgische Vereniging der Stedelijke Gemeenschappelijke Vervoerondernemingen, hetzij door de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, worden de modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de werknemers die dit type van vervoer over een afstand gelijk aan of groter dan 5 km benutten als volgt bepaald : 1. a) bedoelde werknemers leggen aan de werkgevers een ondertekende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand gelijk aan of groter dan 5 km een stedelijk en/of voorstedelijk gemeenschappelijk vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven;zij delen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mede; b) de werkgevers mogen op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt;2. a) wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, is de bijdrage van de werkgevers gelijk aan 50 pct.van de vervoerprijs, zonder evenwel 50 pct. van de prijs van het sociaal abonnement 2e klas van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor een overeenstemmende afstand te overschrijden; b) wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 50 pct.van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel 50 pct. van de prijs van het sociaal abonnement 2e klas van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor een afstand geschat op 7 km te overschrijden.
D. Andere vervoermiddelen
Art. 27.Voor de werknemers die hun eigen vervoermiddel gebruiken om zich te verplaatsen over een afstand gelijk aan of groter dan 5 km, zijn de modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers als volgt bepaald : 1. a) bedoelde werknemers leggen aan de werkgevers een ondertekende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand gelijk aan of groter dan 5 km een ander dan gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven;zij delen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mede; b) de werkgevers mogen op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt;2. de bijdrage van de werkgevers is gelijk aan 50 pct.van de prijs van het sociaal abonnement van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen in 2e klas voor het overeenstemmend aantal kilometers vermeld in de verklaring waarvan sprake in 1. a) .
Art. 28.Het in aanmerking te nemen aantal kilometers wordt in gemeenschappelijk akkoord op ondernemingsvlak vastgesteld.
In geval van betwisting, wordt verwezen naar het "Boek der wettelijke afstanden" goedgekeurd bij koninklijk besluit van 15 oktober 1969 tot vaststelling der wettelijke afstanden, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 juli 1970.
E. Gebruik van verschillende vervoermiddelen
Art. 29.Ingeval de werknemer meerdere vervoermiddelen gebruikt, waarvan de afstand afgelegd met een stedelijk en/of voorstedelijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel niet kan worden nagegaan, moet de tussenkomst voor de afgelegde afstand met dit stedelijk en/of voorstedelijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel forfaitair worden vastgelegd zoals bepaald in artikel 25, 2. b) .
Art. 30.Ingeval de werknemer meerdere vervoermiddelen gebruikt, waarvan de afgelegde afstand met deze verschillende vervoermiddelen kan worden nagegaan, is de bijdrage van de werkgevers gelijk aan 50 pct. van de prijs van het sociaal abonnement van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen 2e klas voor het aantal kilometers dat overeenstemt met het totaal aantal kilometers (en/of secties) vermeld op de verschillende afgeleverde transportmiddelen en, voor de afstand afgelegd met een individueel vervoermiddel, het aantal kilometers berekend volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 27.
F. Door de ondernemingen met de financiële deelneming van de werknemers georganiseerd vervoer of door de ondernemingen voor een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten georganiseerd vervoer
Art. 31.In de ondernemingen die reeds voorzien in bijdragen voor het vervoer van de werknemers, naast de door het koninklijk besluit vastgelegde bijdragen in de prijs van de sociale abonnementen van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, dient een oplossing gezocht ingegeven door de desbetreffende bepalingen van de nationale interprofessionele akkoorden en door deze collectieve arbeidsovereenkomst.
G. Terugbetalingstijdstip
Art. 32.De terugbetaling door de werkgever gebeurt na het verstrijken van de geldigheidsduur van het abonnement en tegen afgifte van een attest en dat, ten laatste samen met het loon van de berekenperiode die begint na de datum waarop de werknemer het document heeft overhandigd.
H. Modaliteiten van terugbetaling
Art. 33.De bijdrage van de werkgevers in de vervoerskosten per spoor wordt betaald tegen aflevering van het spciaal getuigschrift voor de sociale abonnementen uitgegeven door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen of, in voorkomend geval, mits voorlegging van het transportbewijs afgeleverd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
De bijdrage van de werkgevers in de transportkosten per buurtspoorweg wordt betaald op voorlegging van de transportbewijzen afgeleverd door de Nationale Maatschappij voor Buurtspoortwegen.
De bijdrage van de werkgevers in de kosten voor het gemeenschappelijk openbaar stedelijk en/of voorstedelijk vervoer geschiedt mits indiening of voorlegging van het transportbewijs geleverd door de ondernemingen voor gemeenschappelijk openbaar stedelijk en/of voorstedelijk vervoer.
Voor de werknemers die geen gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruiken, wordt de bijdrage enkel betaald voor de aanwezige werkdagen zonder andere modaliteiten. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 34.Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gezien de inspanning die ze vertegenwoordigt, beantwoordt aan de aanbeveling van het interprofessioneel akkoord van 7 november 1986 vragende aan de sociale partners een bedrag gelijk aan 0,50 pct. van de loonmassa te voorzien voor de tewerkstelling.
Art. 35.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 6 maart 2000. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juni 1987, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1989 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 februari 1989 alsook deze die ze wijzigen.
Elk van de partijen kan ze opzeggen, met een opzegtermijn van drie maanden te betekenen bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX