gepubliceerd op 27 januari 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende de invoering van een nieuwe classificatie met eraan verbonden arbeids- en loonvoorwaarden
4 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende de invoering van een nieuwe classificatie met eraan verbonden arbeids- en loonvoorwaarden (1)
(Deze tekst had moeten verschijnen in het Belgisch Staatsblad in de loop van de maand januari 2003).
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende de invoering van een nieuwe classificatie met eraan verbonden arbeids- en loonvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 2001 Invoering van een nieuwe classificatie met eraan verbonden arbeids- en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 15 juni 2001 onder het nummer 57500/CO/314) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die behoren tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.
Onder "werknemers" verstaat men : de arbeiders, de arbeidsters en de bedienden. HOOFDSTUK II. - Loonschalen
Art. 2.Een werkgroep ad hoc wordt opgericht met als opdracht een overzicht te maken van alle functies uit de sector en deze te schikken overeenkomstig het hier volgende nieuwe classificatieschema in vijf categorieën. Zij zal het resultaat van haar werkzaamheden voorleggen aan het paritair comité die hieromtrent een collectieve arbeidsovereenkomst zal sluiten tegen uiterlijk 1 oktober 2001.
Vanaf 1 oktober 2001 zullen de hieruit volgende nieuwe loonschalen in voege treden.
Tot deze datum blijven de loonschalen en de classificaties gelden zoals vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999 betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, geregistreerd onder het nummer 51489/CO/314.
Art. 3.Classificatieschema van toepassing vanaf 1 oktober 2001.
I.a. Ingroeibanen : personeel met onvolledige opleiding.
I.b. Ingroeibanen : personeel met onvolledige opleiding na zes maand anciënniteit, of personeel zonder opleiding vanaf 22 jaar.
II. Taken uitgevoerd onder toezicht.
III. Taken uitgevoerd zonder toezicht.
IV. Operationeel leidinggevende functies : leidinggevende functies op de werkvloer.
V. Functioneel leidinggevende functies : leidinggevende functies met beslissingsrecht.
Art. 4.Loonschalen van toepassing vanaf 1 oktober 2001.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld D. Fitness- en/of bodybuildingcentra, sauna en/of zonnecentra Nieuwe loon- en weddeschalen zullen in overeenstemming tot bovengenoemd classificatieschema door de werkgroep ad hoc worden voorgelegd aan het paritair comité dat deze zal bevestigen bij collectieve arbeidsovereenkomst uitvoerbaar op uiterlijk 1 oktober 2001.
Art. 5.De minimumlonen aan 100 pct. zoals vastgelegd in artikel 3, worden op 1 januari 2001 gekoppeld aan het spilindexcijfer 104,9 voor een wekelijkse arbeidsduur van 39 uur.
Art. 6.De invoering van de nieuwe loonschalen per 1 oktober 2001 kan in geen geval aanleiding geven tot verlies van verworven lonen en/of wedden die hoger zouden liggen, evenzo voor wat betreft de verworven anciënniteitsvergoedingen.
Art. 7.Tijdens de overgangsperiode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 worden de bedragen vermeld in het artikel 4 uitbetaald in Belgische franken. HOOFDSTUK III. - Eindejaarspremie
Art. 8.Aan de werknemers wordt een eindejaarspremie toegekend onder de volgende voorwaarden : § 1. Arbeiders De eindejaarspremie wordt toegekend aan de arbeiders en arbeidsters die tijdens de referteperiode, in het stelsel van de vijfdaagse werkweek, ten minste 65 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid, of ten minste 78 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in het stelsel van de zesdaagse werkweek, of ten minste 32 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in een stelsel van deeltijdse arbeid.
Het bedrag van de eindejaarspremie wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst van Sociale Zekerheid.
De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.
De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald. § 2. Bedienden
Art. 9.De eindejaarspremie wordt toegekend aan de bedienden die tijdens de referteperiode, in het stelsel van de vijfdaagse werkweek, ten minste 65 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid, of ten minste 78 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in het stelsel van de zesdaagse werkweek of ten minste 32 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in een stelsel van deeltijdse arbeid.
Art. 10.Het bedrag van de eindejaarspremie wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.
De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald. HOOFDSTUK IV. - Afwijking 39/38 uren week
Art. 11.De bedrijven die wensen af te wijken van de toepassing van de 39 uren werkweek kunnen dit enkel mits het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau, mits neerlegging bij de Administratie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen en ter kennisstelling van het paritair comité. Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient door minstens één van de sociale partners van werknemerszijde zetelend in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen te zijn mede ondertekend.
Art. 12.De afwijkingen zoals voorzien in artikel 11, blijven van toepassing voor bedrijven die wensen af te wijken van de achtendertig uren werkweek vanaf de invoering ervan per 1 juli 2002. HOOFDSTUK V. - Tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten
Art. 13.Wat betreft het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (afgekort NMBS) wordt de tegemoetkoming van de onderneming in de kosten van het gebruikte vervoerbewijs berekend op basis van het barema dat is opgenomen in bijlage van het koninklijk besluit van 25 januari 1995 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
Art. 14.Wanneer de werknemer beroep doet op een ander vervoermiddel dan de NMBS of gebruik maakt van meerdere vervoermiddelen, wordt de tegemoetkoming van de onderneming eveneens berekend op basis van het barema dat is opgenomen in bijlage van het koninklijk besluit van 25 januari 1995 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, voor het aantal kilometers dat overeenkomt met de afstand tussen de verblijfplaats van de werknemer en de onderneming.
Art. 15.Voor de toepassing van artikel 14 wordt de berekening van de afstand in gemeenschappelijk overleg bepaald in elke onderneming om rekening te houden met de geografische bijzonderheden.
Art. 16.Wanneer de werknemer gebruik maakt van het openbaar vervoer en de prijs van het vervoer een eenheidsprijs is, wordt de bijdrage van de ondernemingen, ongeacht de afstand, forfaitair vastgesteld op 54 pct. van de werkelijke prijs betaald door de werknemer.
Per 1 april 2001 wordt dit percentage vastgesteld op 60 pct.
Art. 17.De gunstiger toestanden die voordien reeds bestonden in bepaalde ondernemingen blijven in hun huidige vorm behouden voor de betrokken werknemers.
Art. 18.Betalingsmodaliteiten van de tussenkomst : de tegemoetkoming van de onderneming wordt slechts toegekend voor de dagen van aanwezigheid op het werk.
Indien de werknemer houder is van een abonnement, kan hij ook de tegemoetkoming genieten voor de afwezigheidsdagen voor zover deze dagen vallen in de geldigheidsperiode van het abonnement en hij de terugbetaling ervan niet kan bekomen.
Art. 19.De directie van de onderneming kan overgaan tot de verificaties die zij noodzakelijk acht om haar tegemoetkoming te rechtvaardigen en kan van de werknemer alle documenten bekomen die hiervoor nuttig zijn.
Art. 20.De tegemoetkoming van de ondernemingen wordt minstens eens per maand vereffend. HOOFDSTUK VI. - Werkkledij
Art. 21.De werkgevers dienen de wetgeving inzake de levering en het onderhoud van de werkkledij na te leven.
Eventuele toepassingsproblemen worden aanhangig gemaakt bij het paritair comité. HOOFDSTUK VII. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 22.De minimumlonen zoals bepaald in artikel 4, alsook de werkelijke uitbetaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, iedere maand vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 23.De minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen worden verhoogd of verlaagd met 2 pct. telkens de spilindex bereikt is, hetzij bij stijging of bij daling. De berekening gebeurt op basis van het minimumloon aan 100 pct. uit de categorie twee.
Bij stijging worden de minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen verhoogd met 2 pct.
Bij daling worden de minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen die van toepassing waren bij de overeenkomstige lagere spilindex terug van kracht.
Art. 24.De verhogingen en verlagingen van de lonen tengevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin het indexcijfer de verhoging of verlaging van de lonen teweegbrengt.
Art. 25.De aangepaste lonen in Belgische franken worden zo nodig tot de hogere halve decimaal afgerond.
De aangepaste lonen worden behouden als de laatste decimaal gelijk is aan 5 of 0 en afgerond naar de hogere decimaal bij ieder ander bekomen cijfer.
Vanaf 1 januari 2002 zullen de afrondingen gebeuren op basis van de door de Nationale Arbeidsraad vastgelegde normen voor het afronden van de lonen en wedden na de invoering van de euro. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheid en bijzondere beschikking
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt de artikelen 2, 3, 4, 27, 28, 31, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46 en 47 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999 betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, geregistreerd onder het nummer 51489/CO/314.
Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en kan door een van de partijen met drie maanden vooropzeg worden opgezegd.
De opzegging wordt gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen bij een ter post aangetekende brief.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX