gepubliceerd op 21 september 2000
Koninklijk besluit tot inlassing voor sommige leden van het personeel van de rijkswacht van tijdelijke bijzondere bepalingen inzake toekenning van toelagen voor bijkomende prestaties
3 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot inlassing voor sommige leden van het personeel van de rijkswacht van tijdelijke bijzondere bepalingen inzake toekenning van toelagen voor bijkomende prestaties
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd bij de wet van 9 december 1994, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1991;
Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten der militairen, inzonderheid op de artikelen 2, § 1 en 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juni 1975 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de rijkswacht van een toelage voor bijkomende prestaties, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1998, op artikel 2, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 1977, en § 3, op artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1998 en op artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1998;
Gelet op het protocol Nr 8/2 van 19 mei 2000 van het onderhandelingscomité van de politiediensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 februari 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 5 mei 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 juni 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, om de openbare rust en veiligheid te verzekeren tijdens EURO 2000, de regering zich verplicht zag personeel in basisopleiding in te zetten; dat de billijkheid gebood de overuren van dit personeel naar analogie met de leden van het operationeel korps uit te betalen wat de huidige reglementering uitsluit, en dat het van essentieel belang is deze personeelscategorie zekerheid te geven omtrent de effectiviteit van deze maatregel en het dan ook noodzakelijk is alles in het werk te stellen om dit besluit binnen de kortste termijnen te treffen;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In afwijking van artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de rijkswacht van een toelage voor bijkomende prestaties, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1998, zijn de bepalingen bedoeld in artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1998, in artikel 2, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 1977, en § 3, en in artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1998, van hetzelfde besluit, voor de periode gaande van 1 juni 2000 tot 30 juni 2000 inclusief, ook van toepassing op de kandidaat-onderofficieren en de kandidaat-keuronderofficieren.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2000 en treedt buiten werking op 1 juli 2000.
Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 september 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE