gepubliceerd op 28 mei 2024
Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de werklast van de magistraten van de zetel wordt geregistreerd, alsook de wijze waarop deze geregistreerde gegevens worden geëvalueerd
3 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de werklast van de magistraten van de zetel wordt geregistreerd, alsook de wijze waarop deze geregistreerde gegevens worden geëvalueerd
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 352bis, ingevoegd bij de wet van 29 november 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/11/2001 pub. 08/12/2001 numac 2001009986 bron ministerie van justitie Wet tot vaststelling van een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren teneinde de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep weg te werken sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 februari 2014;
Gelet op het advies van het College van hoven en rechtbanken gegeven op 7 september 2023;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 6 februari 2024 ;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 29 februari 2024;
Gelet op het advies 75.872/1 van de Raad van State, gegeven op 29 maart 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Productgebonden VTE: het aantal magistraten nodig voor de realisatie van de kerntaken van de hoven en rechtbanken, zijnde in hoofdorde het behandelen van de gerechtelijke dossiers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten;2° Beheersgebonden VTE: het aantal magistraten nodig voor het beheer en ondersteuning in de realisatie van de kerntaken van de hoven en rechtbanken, uitgedrukt in voltijdse equivalenten ;3° Nationale normtijd: de gemiddelde arbeidstijd die een magistraat besteedt of redelijkerwijze moet besteden aan de afhandeling van een product of aan een onderdeel ervan;4° Product: de eenheid die bepaalde types dossiers (aarden van de zaak) groepeert en waaraan een volume en een gemiddelde behandeltijd kan worden gekoppeld;5° subproduct: een product kan opgedeeld worden in subproducten om binnen dat product rekening te kunnen houden met verschillende zwaarte van de onderliggende aarden van de zaak;6° Wettelijke arbeidstijd: wettelijke gemiddelde wekelijkse arbeidstijd uitgedrukt op jaarbasis;7° Beschikbare arbeidstijd: de wettelijke arbeidstijd min de niet beschikbare arbeidstijd;8° Niet beschikbare arbeidstijd: het gemiddeld aantal werkdagen die wegvallen door wettelijke vakantiedagen, wettelijke feestdagen, afwezigheden wegens ziekte en andere wettelijke verlofstelsels.De dagen ziekteafwezigheden en andere verloven worden bepaald in functie van het nationaal gemiddelde percentage inzake ziekteverzuim van magistraten en een nationaal gemiddelde van afwezigheden van magistraten als gevolg van deze verlofstelsels; 9° Dossiergebonden arbeidstijd: de tijd die magistraten kunnen besteden aan de behandeling van gerechtelijke dossiers;10° Niet dossier gebonden arbeidstijd: de tijd die magistraten binnen hun arbeidstijd spenderen aan taken of activiteiten die niet rechtstreeks gelinkt zijn aan de afhandeling van een gerechtelijk dossier.Voorbeelden zijn opleiding volgen of geven, interne en externe vergaderingen niet gelinkt aan individuele dossiers, zetelen in raden of commissies; 11° Uitzonderlijke zaak: een gerechtelijk dossier dat van die complexiteit en omvang is dat één of meerdere magistraten gedurende minstens 6 maanden nagenoeg voltijds exclusief aan dat dossier moeten werken ;12° kwaliteitsfactor: extra tijd die wordt toegekend aan de normtijd indien blijkt dat de werkelijk gemeten tijd voor de behandeling van het type dossier niet toelaat om het type dossier op een redelijke manier te behandelen. HOOFDSTUK 2. - Doelstelling werklastmeting
Art. 2.De werklastmeting heeft als doelstelling de behoefte aan magistraten te kwantificeren en te objectiveren en om een globaal aantal magistraten te verdelen over de gerechtelijke entiteiten ten einde de inkomende dossiers van een jaar binnen een jaar te verwerken.
De werklastmeting dient niet als basis voor de werkverdeling binnen een individueel rechtscollege, noch als instrument voor de opvolging van individuele prestaties of evaluaties.
HOOFDSTUK 3. - De wijze waarop de werklast voor personele middelen wordt gemeten
Art. 3.Het aantal magistraten nodig voor de werking van een rechtscollege wordt bepaald door de som van productgebonden VTE en beheersgebonden VTE, met inbegrip van de niet beschikbare arbeidstijd.
Art. 4.De product gebonden VTE worden bepaald door de werklast van de dossiergebonden arbeid en een aandeel niet dossier gebonden arbeid.
De dossier gebonden arbeid wordt berekend aan de hand van het volume van het jaarlijks totaal aantal inkomende dossiers te vermenigvuldigen met de nationale normtijd per product. Dit levert de totale dossiergebonden werklast op, uitgedrukt in uren. Het aantal VTE nodig voor de dossiergebonden werklast wordt berekend door dit aantal uren te delen door de gemiddelde beschikbare arbeidstijd per magistraat.
Het bekomen aantal VTE wordt aangevuld met het aantal VTE overeenkomstig een percentage arbeidstijd die aan niet dossiergebonden werkzaamheden wordt besteed.
Het percentage niet dossiergebonden wordt bepaald door het aandeel te meten dat magistraten binnen hun arbeidstijd spenderen aan taken of activiteiten die niet rechtstreeks gelinkt zijn aan de afhandeling van een gerechtelijk dossier. Het aantal VTE nodig voor de niet dossiergebonden werklast wordt berekend door het totale aantal uren dat overeenstemt met dit percentage te delen door de gemiddelde beschikbare arbeidstijd per magistraat.
De middelen voorzien voor de behandeling van een uitzonderlijke zaak worden bijkomend toegekend aan de betrokken entiteiten. Het aantal magistraten nodig voor assisenzaken wordt berekend aan de hand van het gemiddelde van het aantal zaken van de voorbije drie jaar vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal VTE-tijd per zaak.
Art. 5.De nationale normtijd wordt als volgt bepaald: 1° De nationale normtijd wordt per product vastgelegd op basis van een schatting of een meting van de actuele nationale gemiddelde behandeltijd voor een product.2° Voor het bepalen van de nationale normtijd worden de type dossiers onderverdeeld in onderscheiden producten.De producten en het aantal worden bepaald door het College, na advies van de betrokken rechtscolleges, zonder dat het totale aantal 60 mag overschrijden. 3° Ingeval van schattingen gebeuren die door werkgroepen die taalparitair zijn samengesteld uit leden van het betrokken type rechtscollege.4° De nationale normtijd die bepaald wordt door een meting, kan worden aangevuld met een kwaliteitsfactor.5° Voor de verdeling van de middelen tussen de verschillende entiteiten van eenzelfde type rechtscollege kan het College voor dat type rechtscollege bijkomende subproducten bepalen.6° Maximaal 10 subproducten per nationaal product.7° Nationale normtijden voor deze (sub)producten worden geschat. Schattingen worden bepaald of, indien reeds aanwezig, gecorrigeerd in functie van de nationale tijd voor het overkoepelend product. 8° De geschatte tijden voor subproducten dienen enkel voor de onderlinge verdeling van de middelen die aan het betrokken type rechtscollege toegekend zijn op basis van de nationaal gemeten normtijden.
Art. 6.Het aantal magistraten nodig voor het beheer en de aansturing van het rechtscollege wordt bepaald in functie van het aantal voltijdse equivalenten noodzakelijk voor de productgebonden arbeid, aangevuld met objectief entiteitgebonden kenmerken die een impact hebben op het beheer. Het bekomen aantal VTE wordt aangevuld met een percentage arbeidstijd die aan niet dossiergebonden werkzaamheden worden besteed.
Art. 7.Bij de berekening van de personele middelen voor de productgebonden arbeid en voor de beheersgebonden arbeid kan het College van hoven en rechtbanken rekening houden met een of meer objectieve verzwarende factoren die eigen is aan een bepaald rechtscollege en die een impact heeft op de tijd nodig voor de behandeling van een product of op de tijd nodig bij het beheer van een rechtscollege.
De verzwarende factoren zijn gebaseerd op objectief aantoonbare omstandigheden; Elk betrokken rechtscollege kan het College op een gemotiveerde wijze verzoeken om een verzwarende factor in rekening te nemen bij de verdeling van de middelen. Het rechtscollege geeft aan op welke omstandigheden het zich beroept. Het College gaat na of de omstandigheden van die aard zijn dat ze de toekenning van extra VTE rechtvaardigen en bepaalt het gewicht van de verzwarende factor bij de verdeling van de middelen.
Art. 8.Voor de volumes wordt geteld met de gemiddelden van het aantal zaken over de drie laatste beschikbare jaren. De volumes worden berekend door de bevoegde statistische dienst bij de Steundienst van het College van hoven en rechtbanken overeenkomstig de door het College gevalideerde tel- en registratieregels. Op zijn vraag ontvangt elk directiecomité de statistieken die hem betreffen.
HOOFDSTUK 4. - Herziening
Art. 9.§ 1. Indien nieuwe wetgeving een impact heeft op de tijd die nodig is voor de behandeling van een type product, kan het College, op vraag van de betrokken rechtscolleges, beslissen tot een herijking van de normtijden van de betrokken type producten in afwachting van een nieuwe algemene werklastmeting. § 2. Indien een significante wijziging in de volumes van inkomende zaken een impact heeft op de vereiste VTE voor een rechtscollege, kan het College, op vraag van het betrokken rechtscollege, beslissen tot een nieuwe berekening van de behoeften in afwachting van een nieuwe algemene werklastmeting.
Art. 10.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT