Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 2024
gepubliceerd op 06 juni 2024

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2023, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, tot toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2024003769
pub.
06/06/2024
prom.
03/05/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2024. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2023, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, tot toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de steenbakkerij;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2023, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, tot toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de steenbakkerij Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 september 2023 Toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers (Overeenkomst geregistreerd op 13 november 2023 onder het nummer 183716/CO/114)

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

De termen "arbeider", "hij", "zijn",... verwijzen naar arbeiders en arbeidsters.

Art. 2.In uitvoering van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie" (hierna "sociaal fonds"), worden volgende aanvullende sociale voordelen, door bemiddeling van het sociaal fonds, toegekend.

Het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers voor de uitkering van deze aanvullende sociale voordelen door bemiddeling van het Sociaal Fonds, worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en dit : i. voor de periode van 1 juli 2023 tot 30 juni 2024 (hierna dienstjaar 2023) en de periode van 1 juli 2024 tot 30 juni 2025 (hierna dienstjaar 2024) voor wat betreft de sociale premie; ii. voor het kalenderjaar 2023 en 2024 voor wat betreft de afscheidspremie (overgangsperiode); iii. voor de periode van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023 en de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024 voor het sectoraal conventioneel SWT.

HOOFDSTUK II. - Sociale premie Afdeling 1. - Toekenningsmodaliteiten


Art. 3.Aan de arbeiders wordt een sociale premie toegekend.

Art. 4.§ 1. De sociale premie bedraagt sinds het dienstjaar ingaand op 1 juli 2019 voor alle arbeiders, met uitzondering van de arbeiders in SWT, 145 EUR. Zij wordt berekend door het aantal maanden en begonnen maanden inschrijving in het personeelsregister tijdens het in artikel 5, § 1, b) bepaalde dienstjaar, te vermenigvuldigen met 12,083 EUR. De sociale premie wordt bijgevolg als volgt vastgesteld :

Aantal maanden/Nombre de mois

Sociale premie dienstjaar 2023 en 2024/ Prime sociale exercice 2023 et 2024

EUR

1

12,08

2

24,17

3

36,25

4

48,33

5

60,42

6

72,50

7

84,58

8

96,66

9

108,75

10

120,83

11

132,91

12

145,00


§ 2. De sociale premie bedraagt voor de arbeiders in SWT 90 EUR in dienstjaar 2023 en 2024. Zij wordt berekend door het aantal maanden recht tijdens het in artikel 5, § 1, b) bepaalde dienstjaar, te vermenigvuldigen met 7,50 EUR. De sociale premie wordt bijgevolg als volgt vastgesteld :

Aantal maanden/Nombre de mois

Sociale premie dienstjaar 2023 en 2024/ Prime sociale exercice 2023 et 2024

EUR

1

7,50

2

15,00

3

22,50

4

30,00

5

37,50

6

45,00

7

52,50

8

60,00

9

67,50

10

75,00

11

82,50

12

90,00


§ 3. De sociale premie voor de arbeiders in een periode gedekt door een ontslagcompensatievergoeding (hierna OCV) stemt overeen met de sociale premie zoals bepaald in artikel 4, § 1. Indien echter in de loop van het tijdens artikel 5, § 1, b) bepaalde dienstjaar de arbeider overgaat van een periode gedekt door een OCV naar SWT, wordt de premie voor dit volledige dienstjaar berekend overeenkomstig artikel 4, § 2 hierboven.

Art. 5.§ 1. De arbeiders hebben recht op de sociale premie indien zij beantwoorden aan de volgende cumulatieve voorwaarden : a) lid zijn van één van de representatieve werknemersorganisaties;b) tijdens het dienstjaar, dat ingaat op 1 juli van het vorig jaar en eindigt op 30 juni van het lopend jaar, ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister van een in artikel 1 bedoelde onderneming;c) niet ontslagen zijn wegens dringende redenen. Voldoen eveneens aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5, § 1, b), de arbeiders : 1. in OCV (met het oog op SWT).Zij ontvangen voor de laatste maal de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 1 voor het dienstjaar tijdens hetwelk zij in OCV gaan, voor zover de OCV-periode (al dan niet samen met een voorafgaande periode van inschrijving in het personeelsregister) een volledig dienstjaar betreft. Zij ontvangen de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 2 voor het dienstjaar tijdens hetwelk zij in SWT gaan; 2. in SWT.Zij ontvangen de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 2 voor het dienstjaar tijdens hetwelk zij in SWT gaan. Zij ontvangen voor de laatste maal de sociale premie zoals voorzien in artikel 4, § 2 in het dienstjaar tijdens hetwelk zij op pensioen gaan; 3. in SWT die op pensioen zijn gesteld tijdens de periode die ingaat op 1 januari en eindigt op 30 juni, aangezien zij worden beschouwd als zijnde ingeschreven in het personeelsregister tijdens het dienstjaar. Zij ontvangen de sociale premie zoals voorzien in het artikel 4, § 2. § 2. De arbeiders waarvan de arbeidsovereenkomst werd geschorst wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval of arbeidsongeval en die tijdens voornoemd dienstjaar geen werkelijke arbeidsprestaties hebben geleverd, hebben recht op de sociale premie. Ze wordt berekend in verhouding tot de anciënniteit welke zij hebben bereikt bij de werkgever bedoeld in artikel 1 op de laatste dag van hun tewerkstelling vooraleer hun arbeidsovereenkomst werd geschorst om één van bovenvermelde redenen, als volgt :

Anciënniteit/Ancienneté

Toekenning premie voor de volgende termijn/ Prime octroyée pour la période suivante

Van 10 tot minder dan 15 jaar/ De 10 à moins de 15 ans

2 dienstjaren/2 années de service

Van 15 tot minder dan 20 jaar/ De 15 à moins de 20 ans

3 dienstjaren/3 années de service

Van 20 tot minder dan 25 jaar/ De 20 à moins de 25 ans

4 dienstjaren/4 années de service

25 jaar en meer/ 25 ans et plus

5 dienstjaren/5 années de service


De voorwaarden voorzien in artikel 5, § 1, a) en b) zijn van toepassing op de gevallen voorzien in onderhavige § 2 van artikel 5. § 3. Arbeiders die in totaal minder dan 15 kalenderdagen in dienst zijn gebleven bij een onderneming bedoeld in artikel 1, hebben geen recht op een sociale premie.

Art. 6.De begonnen maand waarvan sprake in artikel 4, wordt als volgt bepaald : de arbeiders die voor de 16de van de maand in dienst zijn getreden en de arbeiders die na de 1/5de van de maand uit dienst zijn getreden, worden beschouwd als hebbende een maand inschrijving in het personeelsregister. Afdeling 2. - Uitkeringsmodaliteiten


Art. 7.§ 1. Het sociaal fonds bekomt de namen, adressen, geboortedatum, rijksregisternummer, in- en uit dienstgegevens tijdens het dienstjaar van de arbeiders tewerkgesteld bij de werkgevers bedoeld in artikel 1, via de gegevensstromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. § 2. Na de verwerking van deze gegevens zendt het sociaal fonds aan alle werkgevers tegen uiterlijk 15 november van het kalenderjaar waarin het dienstjaar een einde neemt (dit is uiterlijk op 15 november 2024 voor het dienstjaar 2023 en uiterlijk op 15 november 2025 voor het dienstjaar 2024) een lijst, met vermelding per arbeider van het aantal maanden waarop deze recht heeft op de sociale premie zoals bepaald in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, van het bedrag van de verschuldigde bijdrage aan het sociaal fonds zoals vastgesteld in artikel 10, het bedrag van de sociale premie waarop de arbeider recht heeft, en tenslotte het bedrag van de verhoging van de bijdrage.

Onderaan deze lijst worden de totalen gemaakt van deze bedragen. § 3. Het sociaal fonds zendt eveneens tegen uiterlijk 15 november van het kalenderjaar waarin het dienstjaar een einde neemt (dit is uiterlijk op 15 november 2024 voor het dienstjaar 2023 en uiterlijk op 15 november 2025 voor het dienstjaar 2024), de voorgedrukte attesten (in een exemplaar) rechtstreeks naar het domicilie-adres van de rechthebbenden. § 4. De data vermeld in § 2 en § 3 kunnen geëvalueerd worden in de komende jaren indien alle informatie uit de gegevensstromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid reeds op een vroeger tijdstip beschikbaar zou zijn. § 5. De lijst vermeld in § 2 en de attesten vermeld in bovenvermelde § 3 worden bekomen op basis van de gegevens beschikbaar in de stromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid op datum van verzending van de lijst/attesten.

Art. 8.De arbeiders bieden hun attest aan één van de representatieve werknemersorganisaties waarbij ze zijn aangesloten.

De attesten van rechthebbenden worden onmiddellijk na ontvangst door bedoelde werknemersorganisaties aan het sociaal fonds gezonden, op een gegroepeerde manier per werknemersorganisatie, en uiterlijk op 30 april van het kalenderjaar volgend op het dienstjaar zoals gedefinieerd in artikel 5, § 1, b) van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarop het attest betrekking heeft.

Art. 9.De werknemersorganisatie gaat over tot betaling van de sociale premie aan de arbeiders. Afdeling 3. - Inning van de bijdragen


Art. 10.§ 1. De werkgeversbijdrage aan het sociaal fonds wordt, wat betreft de sociale premie voor het dienstjaar 2023 en 2024, vastgesteld op maximum 145 EUR per arbeider ingeschreven in het personeelsregister.

Voor de arbeiders in SWT wordt de bijdrage vanaf het dienstjaar tijdens hetwelk zij in SWT zijn gegaan, vastgesteld op maximum 90 EUR voor het dienstjaar 2023 en 2024.

Deze bijdrage wordt verhoogd met 5 EUR per arbeider en per attest.

Ingeval de arbeiders niet gedurende de gehele periode van het dienstjaar ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister, wordt de bijdrage voor de sociale premie, voor de betrokken arbeider met uitzondering van de arbeiders in SWT, berekend door het aantal maanden of begonnen maanden inschrijving in het personeelsregister tijdens het dienstjaar te vermenigvuldigen met 12,083 EUR per arbeider, dit voor het dienstjaar 2023 en 2024.

In toepassing hiervan is de afgeronde bijdrage voor de sociale premie als volgt vastgesteld :

Aantal maanden/Nombre de mois

Bijdrage dienstjaar 2023 en 2024/ Cotisation exercices 2023 et 2024

1

12,08 + 5 = 17,08 EUR

2

24,17 + 5 = 29,17 EUR

3

36,25 + 5 = 41,25 EUR

4

48,33 + 5 = 53,33 EUR

5

60,42 + 5 = 65,42 EUR

6

72,50 + 5 = 77,50 EUR

7

84,58 + 5 = 89,58 EUR

8

96,66 + 5 = 101,66 EUR

9

108,75 + 5 = 113,75 EUR

10

120,83 + 5 = 125,83 EUR

11

132,91 + 5 = 137,91 EUR

12

145,00 + 5 = 150,00 EUR


Voor de arbeiders in SWT waaraan de sociale premie wordt toegekend zoals voorzien in artikel 4, § 2, wordt de sociale premie voor de betrokken arbeider in SWT berekend door het aantal maanden recht tijdens het dienstjaar te vermenigvuldigen met 7,50 EUR, dit voor het dienstjaar 2023 en 2024.

In toepassing hiervan is de afgeronde bijdrage voor de sociale premie van de arbeider in SWT als volgt vastgesteld :

Aantal maanden/Nombre de mois

Bijdrage dienstjaar 2023 en 2024/ Cotisation exercices 2023 et 2024

1

7,50 + 5 = 12,50 EUR

2

15,00 + 5 = 20 EUR

3

22,50 + 5 = 27,50 EUR

4

30,00 + 5 = 35 EUR

5

37,50 + 5 = 42,50 EUR

6

45,00 + 5 = 50 EUR

7

52,50 + 5 = 57,50 EUR

8

60,00 + 5 = 65 EUR

9

67,50 + 5 = 72,50 EUR

10

75,00 + 5 = 80 EUR

11

82,50 + 5 = 87,50 EUR

12

90,00 + 5 = 95 EUR


§ 2. De bijdrage voor de sociale premie ten gunste van arbeiders bedoeld in artikel 5, § 2 is niet verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst sinds meer dan twee jaar is geschorst wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval of arbeidsongeval en indien een bijdrage werd gestort tijdens elk van de eerste twee jaren volgend op het dienstjaar in de loop waarvan genoemde arbeidsongeschiktheid is ontstaan.

Art. 11.De storting door de werkgevers van de bijdrage voor de sociale premie heeft plaats op 15 december, zijnde telkens uiterlijk een maand na de ontvangst van de attesten bedoeld in artikel 7, § 3 die aan de arbeiders van de genoemde ondernemingen worden toegezonden door het sociaal fonds.

De werkgever stort op de bankrekening van het sociaal fonds het totaal bedrag van de verschuldigde bijdrage vermeld op de lijst.

HOOFDSTUK III. - Afscheidspremie Afdeling 1. - Regeling van toepassing op arbeiders die op pensioen of

in SWT gingen op een datum die viel voor of uiterlijk op 31 december 2021

Art. 12.Aan de arbeiders bedoeld in artikel 1 wordt een eenmalige afscheidspremie toegekend ten laste van het sociaal fonds. Deze afscheidspremie bestaat niet meer met ingang van 1 januari 2022. Er geldt een overgangsregeling volgens de modaliteiten toegelicht in afdeling 2 van dit hoofdstuk. Afdeling 1. - a) Bedrag van de afscheidspremie


Art. 13.De afscheidspremie bedraagt 24,79 EUR per jaar tewerkstelling in een onderneming tijdens de laatste vijfentwintig jaar voor de pensionering en op voorwaarde dat de arbeiders op het ogenblik dat zij dit recht op afscheidspremie verwerven nog actief zijn in een onderneming bedoeld in artikel 1.

De afscheidspremie bedraagt aldus ten hoogste 619,75 EUR. Voor de arbeiders die niet meer actief zijn in een onderneming bedoeld in artikel 1 wordt de afscheidspremie verworven op basis van 24,79 EUR per jaar tewerkstelling tijdens de laatste twintig jaar voor de pensionering. De afscheidspremie bedraagt aldus ten hoogste 495,80 EUR. Onder "per jaar tewerkstelling" moet worden begrepen : elk kalenderjaar waarin de arbeider ten minste één dag gewerkt heeft of ten minste één dag heeft waarvoor de werkgever hem loon betaald heeft dat aanleiding geeft tot berekening van socialezekerheidsbijdragen. Afdeling 1. - b) Toekenningsvoorwaarden afscheidspremie


Art. 14.Hebben recht op uitkering van de afscheidspremie, de arbeiders die : a) op pensioen, of in SWT gingen op een datum die viel voor of uiterlijk op 31 december 2021;b) aantonen dat de onderneming ressorteert onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

Art. 15.Worden gelijkgesteld met rechthebbenden op de uitkering van de afscheidspremie : 1. de arbeiders die, in afwijking van artikel 14, a), op het ogenblik van de pensionering (op een datum die viel vóór of uiterlijk op 31 december 2021) volledig uitkeringsgerechtigd werkloze waren, ingevolge een beslissing getroffen door een werkgever van een onderneming bedoeld in artikel 1;2. de arbeiders die, in afwijking van artikel 14, a), op het ogenblik van de pensionering (op een datum die viel voor of uiterlijk op 31 december 2021) arbeidsongeschikt waren, hetzij ingevolge ziekte of ongeval, hetzij ingevolge arbeidsongeval en laatst waren tewerkgesteld in een onderneming bedoeld in artikel 1;3. de arbeiders die op het ogenblik van de pensionering (op een datum die viel vóór of uiterlijk op 31 december 2021) niet waren tewerkgesteld in een onderneming bedoeld in artikel 1, omdat hun arbeidsovereenkomst in zulke onderneming werd verbroken, hetzij door de werkgever om andere dan dringende redenen welke de onmiddellijke verbreking van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen, hetzij door de arbeider zelf in een periode van tijdelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens economische oorzaken of wegens weersomstandigheden, hetzij omdat de arbeidsovereenkomst ingevolge overmacht een einde nam. Deze afwijking is slechts van toepassing voor zover de aanspraak makende arbeiders bewijzen vijftien jaar te hebben gewerkt in een onderneming bedoeld in artikel 1 tijdens de laatste twintig jaar voor de pensionering.

Indien de arbeiders een afscheidspremie genieten in de sector waar zij laatst werden tewerkgesteld vóór het ogenblik van de pensionering, wordt het bedrag van de toe te kennen afscheidspremie beperkt tot het maximumbedrag voorzien door deze collectieve arbeidsovereenkomst, verminderd met het bedrag van de sector waar de betrokkene laatst werd tewerkgesteld; 4. de samenwonende echtgenote of echtgenoot van de rechthebbende die overleden is (op een datum die viel vóór of uiterlijk op 31 december 2021) in dienst van een onderneming bedoeld in artikel 1 en na de leeftijd van 55 jaar te hebben bereikt, voor zover de overleden rechthebbende ten minste tien jaar dienst telt in de onderneming. Afdeling 1. - c) Uitkeringsmodaliteiten


Art. 16.De aanvraag tot uitkering van de in artikel 13 bedoelde afscheidspremie aan de arbeiders bedoeld in de artikelen 14 en 15, wordt ingediend door de werkgever of door één van de representatieve werknemersorganisaties, bij het sociaal fonds op een daartoe bestemd formulier. De aanvraag geschiedt op het ogenblik van de pensionering of het SWT. Voor de toepassing van artikel 15, 4. geschiedt de aanvraag bij het overlijden van de rechthebbende.

De aanvragen welke niet worden ingediend binnen de periode van één jaar volgend op de pensionering, het SWT of het overlijden zijn niet meer ontvankelijk.

Art. 17.De uitbetaling van de afscheidspremie geschiedt ten laste van het sociaal fonds, binnen de drie maanden na het indienen van de aanvraag. Afdeling 2. - Regeling van toepassing op arbeiders die op pensioen of

in SWT gaan op een datum die valt na 31 december 2021

Art. 18.Gedurende de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2031 (zijnde 10 jaar) geldt een overgangsregeling van een vastgeklikte afscheidspremie. Afdeling 2. - a) Bedrag van de afscheidspremie


Art. 19.Op 31 december 2021 werd de afscheidspremie bevroren en werd een overzicht gemaakt met alle arbeiders die op dat ogenblik in dienst zijn, met het bedrag van afscheidspremie dat zij op dat ogenblik (zijnde op 31 december 2021) zouden ontvangen hebben (theoretische tegoed op de afscheidspremie op basis van het aantal jaren tewerkstelling in de onderneming, vermenigvuldigd met 24,79 EUR). Voor het bepalen van het bedrag wordt gekeken naar de laatste 25 jaar tewerkstelling voorafgaand aan 31 december 2021. Na 31 december 2021 worden bijgevolg geen extra tegoeden aan afscheidspremies opgebouwd.

De bevroren afscheidspremie bedraagt ten hoogste 619,75 EUR. Hierbij wordt dus voor het bepalen van het bedrag abstractie gemaakt van het feit dat de afscheidspremie enkel verschuldigd is tijdens de laatste vijfentwintig jaar vóór de pensionering/SWT. Onder "per jaar tewerkstelling" moet worden begrepen : elk kalenderjaar waarin de arbeider ten minste één dag gewerkt heeft of ten minste één dag heeft waarvoor de werkgever hem loon betaald heeft dat aanleiding geeft tot berekening van socialezekerheidsbijdragen.

Het overzicht van de bevroren afscheidspremie wordt door het sociaal fonds bijgehouden. Afdeling 2. - b) Toekenningsvoorwaarden van de afscheidspremie


Art. 20.Hebben recht op uitkering van de bevroren afscheidspremie, de arbeiders die : a) op pensioen, of in SWT gaan op een datum die valt tussen 1 januari 2022 en 31 december 2031 en op dat ogenblik van pensioen of SWT nog actief waren in een onderneming bedoeld in artikel 1;b) aantonen dat de onderneming ressorteert onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

Art. 21.De gelijkstellingen zoals opgenomen in artikel 15 zijn hier eveneens van toepassing, voor zover het pensioen of het overlijden valt tussen 1 januari 2022 en 31 december 2031. Afdeling 2. - c) Uitkeringsmodaliteiten


Art. 22.De aanvraag tot uitkering van de in artikel 19 bedoelde afscheidspremie aan de arbeiders bedoeld in de artikelen 20 en 21, wordt ingediend door de werkgever of door één van de representatieve werknemersorganisaties, bij het sociaal fonds op een daartoe bestemd formulier. De aanvraag geschiedt op het ogenblik van de pensionering of het SWT. Voor de toepassing van artikel 21 (situatie vermeld in artikel 15, 4.) geschiedt de aanvraag bij het overlijden van de rechthebbende.

De aanvragen welke niet worden ingediend binnen de periode van één jaar volgend op de pensionering, het SWT of het overlijden zijn niet meer ontvankelijk.

Art. 23.De uitbetaling van de afscheidspremie geschiedt ten laste van het sociaal fonds, binnen de drie maanden na het indienen van de aanvraag. Afdeling 3. - Inning van de bijdragen


Art. 24.De financiële lasten van de bij artikel 13 en artikel 19 bedoelde afscheidspremie worden gedragen door het sociaal fonds, dat hiervoor bijdragen int, waarvan het bedrag en de inningsmodaliteiten worden vastgesteld bij beslissing van de raad van bestuur van het sociaal fonds, per arbeider in dienst van de ondernemingen bedoeld in artikel 1 en volgens de modaliteiten welke zijn voorzien voor het vaststellen van het bedrag van de sociale premie.

HOOFDSTUK IV. - Sectoraal conventioneel SWT

Art. 25.§ 1. Gelet op het dalend aantal arbeiders dat op SWT gaat, de lange periode van OCV en het stijgend aantal SWT'ers dat overstapt naar vervroegd pensioen, werd de bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds vanaf 1 oktober 2020 aangepast van 3,5 EUR naar 3 EUR. § 2. De bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds, voor de jaren 2023 en 2024 wordt dan ook als volgt vastgesteld : - 3 EUR vermenigvuldigd met het aantal vergoede dagen verhoogd met het aantal dagen werkloosheid om economische redenen dat in de ondernemingen werd getotaliseerd gedurende de periode, respectievelijk : - van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023; - van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024, met een maximum van 675 EUR per arbeider en een minimum van 337,5 EUR per arbeider. § 3. Gelet op de economische situatie en moeilijke uitdagingen voor de sector, wordt een eenmalige vermindering van de bijdrage voor de werkgevers voorzien van 200 EUR per toegekende koopkrachtpremie van 350 EUR, die zal verrekend worden wanneer de bijdragen door het sociaal fonds worden opgevraagd. Meer specifiek is een toegekende koopkrachtpremie van 350 EUR gelijk aan een vermindering van 200 EUR. Stemt de toegekende koopkrachtpremie overeen met een lager bedrag dan 350 euro, dan wordt de 200 EUR eveneens geproratiseerd. § 4. De in paragraaf 2 vermelde bijdrage dient aan het sociaal fonds te worden gestort vóór 15 december van de in paragraaf 2 vermelde jaren.

HOOFDSTUK V. - Vergoeding bij dodelijk arbeids(weg)ongeval

Art. 26.Bij een dodelijk arbeids(weg)ongeval van een arbeider wordt door het sociaal fonds met ingang van 1 november 2021 een eenmalige vergoeding van 500 EUR uitgekeerd aan de nabestaanden van het slachtoffer.

De aanvraag voor een financiële tussenkomst moet bij het sociaal fonds toekomen binnen een periode van 1 jaar na het dodelijk arbeids(weg)ongeval.

HOOFDSTUK VI. - Geldigheidsduur

Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2023 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2024.

Zij wordt neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2024.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE


^