gepubliceerd op 12 maart 2024
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
3 MAART 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wetten van 22 augustus 2002, 29 maart 2012 en 7 mei 2019;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 20 december 2023;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 januari 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 22 januari 2024;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op de adviesaanvraag aan de Raad van State binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat de adviesaanvraag is ingeschreven op 14 februari 2024 op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.645/2;
Gelet op de beslissing van de afdeling Wetgeving van 15 februari 2024 om binnen de gevraagde termijn geen advies te verlenen, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 23ter, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 juli 2011 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juni 2017, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden ", met inbegrip van de dagen wettelijke vakantie, de vakantiedagen krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst en de bijkomende vakantiedagen opgenomen in het kader van een niet toegelaten arbeid als werknemer".
Art. 2.Artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023, wordt aangevuld met een lid, luidende: "In afwijking van het voorgaande lid, wordt de toekenning van de in titel I bedoelde uitkeringen stopgezet als de gerechtigde zonder geldige rechtvaardiging afwezig is op het fysieke contact, voor zover dit wordt georganiseerd op hetzelfde ogenblik, tijdens de vierde maand van de periode van primaire ongeschiktheid, door de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team met het oog op enerzijds de evaluatie van de staat van arbeidsongeschiktheid overeenkomstig artikel 19 zoals voorzien in artikel 25/4/1, en anderzijds de evaluatie van zijn restcapaciteiten zoals voorzien in artikel 25/4/2.
Deze stopzetting van de toekenning van de uitkeringen wordt behouden zolang de gerechtigde niet beantwoordt aan de voormelde evaluatieverplichtingen.".
Artikel 1 van dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.
Artikel 2 van dit besluit treedt in werking op 1 april 2024.
Art. 3.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 maart 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE