Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2003
gepubliceerd op 20 oktober 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende het peterschap

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012340
pub.
20/10/2003
prom.
03/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/03/2003012340/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende het peterschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende het peterschap.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 2002 Peterschap (Overeenkomst geregistreerd op 15 juli 2002 onder het nummer 63303/CO/318.01) Inleiding De sociale partners van de sector erkennen de noodzaak van het peterschap voor alle beroepscategorieën. Zij zijn van mening dat dit systeem zou moeten worden geïntegreerd in de subsidies van de diensten.

Gezien de budgettaire mogelijkheden van het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhulp", beogen de sociale partners me dit pilootproject een enkele beroepscategorie. Hun doelstelling is het bewijs van de noodzaak van het project, de uitbreiding van het systeem van peterschap tot andere beroepscategorieën en de tenlasteneming van dit systeem door de subsidiërende overheden. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de diensten voor gezins- en bejaardenzorg gesubsidieerd door het Waalse Gewest, door de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (318.01). § 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet onder "werknemers" worden verstaan : de mannelijk en vrouwelijke gezinshulpen, zowel arbeiders als bedienden. HOOFDSTUK II. - Doelstelling

Art. 2.§ 1. Door deze overeenkomst te sluiten, wensen de sociale partners een systeem van peterschap in te stellen in de diensten bedoeld in artikel 1. De organisatie en de financiering van dit systeem zullen gebeuren door het sociaal fonds van het paritair subcomité. § 2. De peter is een gezinshulp van de dienst die bevestigd is in haar bevoegdheid bij een nieuw aangeworven persoon. Zij wordt ermee belast deze laatste te omkaderen door haar te begeleiden, raad te geven en haar verworven ervaring te delen. § 3. Onder "nieuw aangeworven persoon" wordt verstaan : elke persoon die sinds minder dan 12 maanden is ingeschreven in het personeelsregister, evenals elke persoon die reeds is aangeworven door de dienst en die, na geslaagd te zijn in een opleiding als familiehulp, dit beroep uitoefent in dezelfde onderneming. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden

Art. 3.§ 1. De kandidaat peter zal minstens tien jaar anciënniteit in de dienst moeten aantonen. Van deze voorwaarde kan worden afgeweken in de diensten die minstens tien jaar bestaan. Het arbeidsstelsel van de kandidaat peter zal gelijk zijn of hoger dan de helft van de arbeidstijd van een voltijds tewerkgestelde werknemer. § 2. Op het einde van de opleiding, zal de kandidaat peter het volgende moeten kunnen : - de functies en de grenzen bepalen van het peterschap evenals deze van het beroep van gezinshulp; - concrete acties bepalen die moeten gebeuren met het oog op de ontvangst van een nieuw aangeworven persoon, haar begeleiden in de organisatie van de eerste dagen van haar indiensttreding, helpen zich te integreren in de ploegen en de instelling, haar sensibiliseren voor de cultuur van de dienst en het haar mogelijk maken kennis te maken met de diversiteit van de sector; - het beroep van gezinshulp voorstellen en bevorderen; - haar handelingen als peter aanpassen aan de nieuw aangeworven persoon; - haar functie plaatsen in een ontwikkelingsperspectief van de auto-evaluatiecapaciteiten van de gezinshulp.

Om de beheersingsgraad te bepalen, zal er rekening gehouden worden met de kwaliteit en met de diversiteit van de voorgestelde handelingen evenals met hun deugdelijkheid met betrekking tot het specifieke karakter van de nieuw aangeworven persoon. § 3. Geen enkele ondergeschiktheidsband zal de peter en de nieuw aangeworven persoon binden. § 4. De peter is verplicht de nieuw aangeworven persoon in de best mogelijke omstandigheden te ontmoeten. HOOFDSTUK IV. - Procedure

Art. 4.§ 1. Elke dienst bedoeld in artikel 1 kan de financiering opgesomd in hoofdstuk VI genieten op basis van een peter per aangevatte schijf van 50 gezinshulpen ingeschreven in het personeelsregister op 31 december van elk jaar. De dienst die minstens 50 gezinshulpen tewerkstelt kan de financiering opgesomd in hoofdstuk VI genieten voor een peter. In functie van het beschikbare budget, is de raad van beheer van het sociaal fonds bevoegd het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap voor te stellen deze verhouding te wijzigen.

Art. 5.§ 1. De dienst die tot het systeem van peterschap wil toetreden stelt elke gezinshulp die aan de voorwaarden voldoet in artikel 3, § 1, voor op vrijwillige basis haar kandidatuur te stellen als peter. § 2. Als het aantal kandidaten hoger is dan het aantal plaatsen als peter, gaat de werkgever over tot de selectie. Als het aantal kandidaten lager is dan of gelijk aan het aantal plaatsen als peter, worden de kandidaten automatisch geselecteerd. § 3. Een lijst met de namen en de anciënniteit van de verschillende kandidaten wordt voorgelegd aan de ondernemingsraad, of bij gebreke hiervan aan het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij gebreke hiervan aan de vakbondsafvaardigingen, of bij gebreke hiervan aan de vakbondsvrijgestelden.

Art. 6.§ 1. Het sociaal fonds vertrouwt aan de opleidingschefs de organisatie toe van een basisopleiding tot het peterschap op basis van een sessie van 6 dagen per opgeleide persoon en van een voortgezette opleiding op basis van 8 uur per jaar per peter. Hiertoe wordt het sociaal fonds belast met het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met deze chefs. § 2. Het sociaal fonds organiseert jaarlijks een "overzichtsdag" waarop alle peters worden uitgenodigd. HOOFDSTUK V. - Organisatie

Art. 7.§ 1. De werkgever schrijft kandidaat-peters in die geselecteerd zijn voor de opleiding tot peter en voor de voortgezette opleiding in het net van zijn keuze. § 2. De werkgever organiseert het werk van zijn dienst zo dat voor de peters mogelijk is deel te nemen aan de opleiding tot peter, de voortgezette opleiding, de jaarlijkse "overzichtsdag" en dat het voor hen mogelijk is om op basis van 16 uur per jaar de omkadering van de nieuw aangeworven personen te waarborgen. § 3. De werkgever heeft een jaarlijks contingent peteruren die overeenstemmen met 16 uur vermenigvuldigd met het aantal peters dat de dienst heeft. Hij zal een overleg organiseren met de ondernemingsraden, bij gebreke hiervan met de vakbondsafvaardiging, bij gebreke hiervan me devakbondsvrijgestelden, voor de verdeling van deze uren onder nieuw aangeworven personen. HOOFDSTUK VI. - Financiering

Art. 8.§ 1. De financiële tenlasteneming van het systeem van peterschap door het sociaal fonds zal uitsluitend gaan over : - de opleiding tot peter (sessie van 6 dagen) : kosten van de sessie, collegegeld, loon van de gezinshulp en verplaatsingskosten; - de voortgezette opleiding tot peter (8 uur per jaar) : kosten van de sessie, loon van de gezinshulp en verplaatsingskosten; - de jaarlijkse "overzichtsdag" (8 uur per jaar) : loon, administratieve en verplaatsingskosten; - de omkadering van de nieuw aangeworven personen (16 uur per jaar en per peter) : loon van de peter - gezinshulp en verplaatsingskosten.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "loon van de gezinshulp" verstaan : - het brutoloon vermeerderd met de werkgeversbijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de RJV en aan het fonds voor bestaanszekerheid, verminderd met de tegemoetkoming van de dienst voor betaald educatief verlof. § 2. De kosten van de opleidingssessies en van het collegegeld worden ten laste genomen door het fonds op voorlegging van gedetailleerde facturen opgemaakt door de opleidingschefs en in functie van de overeenkomst die hen bindt. § 3. Elke kandidaat die de opleiding volgt tot peter en die is aangeworven met een arbeidscontract van minimum 0,50 voltijdse equivalenten (halftijds) zal de opleiding voltooien in het raam van het betaald educatief verlof, voorzover deze kandidaat dit kan genieten. § 4. De loonkosten van de peters-gezinshulpen in opleiding en de verplaatsingskosten worden ten laste genomen door het sociaal fonds op voorlegging van een verklaring op erewoord van de dienst met daarin minstens de naam, voornaam en baremieke anciënniteit van de peters en de data en plaatsen van de gevolgde opleidingen. De afrekening zal gebeuren na onderzoek van de verklaring op erewoord en de aanwezigheidslijsten van de opleidingen. § 5. De loonkosten van de peters-gezinshulpen en de verplaatsingskosten om zich naar de jaarlijkse "overzichtsdag" te begeven worden ten laste genomen door het sociaal fonds op basis van de aanwezigheidslijst opgemaakt door het secretariaat van het sociaal fonds en van hetzelfde soort verklaring op erewoord als in artikel 8, § 4. § 6. De loonkosten van de peters-gezinshulpen en de verplaatsingskosten om de nieuw aangeworven persoon te omkaderen worden ten laste genomen van het sociaal fonds op basis van een kopie van het officiële prestatieformulier geëist door de subsidiërende overheden en van hetzelfde soort verklaring op erewoord als in artikel 8, § 4. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 9.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2002 en is gesloten voor onbepaalde tijd. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden herzien of opgezegd door een van de ondertekenende partijen met een opzeg van drie maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^