Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 december 2005
gepubliceerd op 28 december 2005

Koninklijk besluit tot vaststelling van de vormvereisten van effecten aan toonder die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten en tot opheffing van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003861
pub.
28/12/2005
prom.
03/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/03/2005003861/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vormvereisten van effecten aan toonder die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten en tot opheffing van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ik heb de eer aan Uwe Majesteit een ontwerp van koninklijk besluit voor te leggen dat tot doel heeft de bepalingen te actualiseren thans vervat in wat nog overblijft van het koninklijk besluit van 22 december 1995 houdende de toelatingsvoorwaarden tot notering van materiële effecten.

Dit initiatief uit zich zowel op het vlak van de eigenlijke dragers van de effecten als op het vlak van bepaalde formele vereisten verbonden aan hun voorstelling. 1. Wat betreft de dragers is thans enkel het papier toegelaten bij voormeld koninklijk besluit van 22 december 1995 behoudens ministeriële afwijking.Mijn voorgangers werden regelmatig met dergelijke vragen tot afwijking geconfronteerd en hebben van de vermelde bevoegdheid gebruik gemaakt. Sinds 22 december 1995 werden aldus 21 vragen tot afwijking geregistreerd.

Zij beogen hetzij de uitgifte van een globaal certificaat in het kader van een operatie van titrisatie hetzij het drukken van effecten op polymerische drager (UCB en Financière van Obourg). In het kader van de modernisering van genoemd besluit, wordt voorgesteld om reeds van bij het begin rekening te houden met de technologische evolutie zoals de polymerische drager die eveneens door bepaalde landen (Australië, Nieuw-Papoua) gebruikt wordt als drager van hun bankbiljetten en waarbij zich aan de basis een Belgische maatschappij bevindt. Het gebruik van deze drager zou voortaan van in het begin toegelaten worden naast de traditionele drager te weten het papier.

Vestigen we de aandacht op de bijzondere voordelen van deze drager in vergelijking met het papier: een grotere weerstand tegen dubbele vouw, kreuk en veroudering, een betere drukkwaliteit (zeker op het vlak van kleine teksten) hebbende een kleinere absorptiekwaliteit, een toenemende mogelijkheid om specifieke veiligheidselementen in te voegen zoals bijvoorbeeld het gebruik van een doorzichtig venster, de inschrijving per laser.

Bepaalde nadelen van dit type van drager dienen toch vermeld te worden en dit op het vlak van de hitteweerstand, scheuren ingevolge inkeping of snede en de problematiek verbonden aan de vernietiging en/of het hergebruik. 2. Op het vlak van de intrinsieke vereisten van de drager, is het op te merken dat het besluit voortaan naast deze verbonden aan de polymerische drager die hoofdzakelijk deze zijn aangaande de samenstelling van de papierpulp (artikel 1, § 4, punt 13), deze verbonden aan de papieren drager, die integraal overgenomen zijn van het huidig besluit (artikel 1, § 4, punt 12) bepaalt.3. Wat de voorstelling van de effecten betreft worden de vereisten naar voren gebracht (artikel 1, § 4), gegeven zijnde dat deze dienen voor te komen op al de effecten welke ook hun drager is.Zo, bijvoorbeeld: het hebben van een mantel en een couponblad (desgevallend) op één enkel stuk, de naam van de drukker, de enige nummering voor de financiële instrumenten behorend tot eenzelfde categorie, het bepalen van een op beide zijden van het couponblad onbedrukte zone waarvan de afmetingen opgegeven worden, de aanwezigheid van een ISIN of SRW code, de verschillende kleur om de duidelijke identificatie toe te laten van veelvoudige en enkelvoudige effecten van éénzelfde categorie, enz.

Op te merken zijn de volgende belangrijke wijzigingen ten overstaan van de huidige toepasselijke normen : 3.1. Op het vlak van de maten van de effecten, naast het « Belgisch » formaat, 320 mm hoogte en 220 mm breedte voor de mantel en voor het couponblad dezelfde maximale afmetingen (uitgezonderd zo teruggebracht tot 7 coupons)(=formaat A3+), zou het voortaan toegelaten zijn, dat de effecten gedrukt worden hetzij op formaat A3 (met couponblad) (= 2 x A4) hetzij op formaat A4 (coupons inbegrepen). Dit om het drukken minder complex en minder kostbaar te maken door het huidig in voege zijnde formaat (één van de argumenten om het formaat te rechtvaardigen was dit om vervalsing via fotokopies te willen vermijden) terug te brengen tot meer gebruikelijke formaten, in navolging van bepaalde kredietinstellingen voor hun kasbons. Deze vereenvoudiging zal eveneens toelaten het verhandelen van de effecten te vergemakkelijken. 3.2. de bijzonderheden inzake onder andere de vermelding van rentevoeten voor buitenlandse obligaties in het bijzonder uitgegeven in België, werden geschrapt. Overeenkomstig het advies van specialisten inzake de toelating tot de onderhandeling is dit niet meer noodzakelijk gezien de algehele afwezigheid van dergelijke uitgiften. In elk geval, indien het geval zich zou voordoen, zouden de genoemde obligaties onderworpen worden aan de toepassing van het nieuw besluit. 4. Er is op te merken : 4.1. dat de afwijkingsbevoegdheid van de Minister van Financiën aangaande de vereisten opgenomen in het ontwerpbesluit voorgelegd aan de handtekening van Uwe Majesteit, reeds opgenomen bij koninklijk besluit van 22 december 1995, behouden werd (artikel 1); 4.2. dat het Comité voor nazicht van effecten, opgericht bij regentsbesluit van 7 april 1949 betreffende het onwaarde maken van niet aangegeven Belgische effecten aan toonder, belast is met het toezicht op het naleven van de vormvoorschriften bepaald bij huidig besluit. De versie van het ontwerp besluit die voorgelegd werd aan de Raad van State herhaalde deze bevoegdheid. De Raad heeft niettemin geoordeeld dat dit niet nodig was gezien het voormeld regentsbesluit zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 november 1987 reeds verduidelijkt dat het comité belast is te waken over de toepassing van de artikelen 44 en 89 ter van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen (thans artikelen 466 en 467 van het vennootschapswetboek). Genoemd ontwerpartikel werd dus weggelaten in opvolging van het advies van de Raad van State. 4.3. dat de andere suggesties van de Raad van State gevolgd werden met betrekking tot de verheldering van de tekst in het bijzonder aangaande de aan te brengen verduidelijkingen betreffende de verwijzing in de aanhef naar artikel 466 van het Wetboek van vennoostschappen alsook de overgangsperiode tijdens dewelke de effecten uitgegeven onder de wet van 22 december 1995 nog als geldig dienen beschouwd te worden; 4.4. dat het advies van de Raad gevolgd wordt voor de methode maar niet ten gronde aangaande de onderwerping van het besluit aan de richtlijn 98/34 EU van het parlement en de raad van 22 juni 1998, bepalende een informatieprocedure in het domein van de technische normen en regels.

In wezen verplicht artikel 8 van deze richtlijn de Lidstaten onmiddellijk aan de Commissie ieder ontwerp van technische regels voor te leggen, met als doel in een meer algemeen kader, de belemmeringen voor de uitwisseling uit te schakelen of te beperken, het informeren van de andere Lidstaten van de beoogde technische reglementering in één Staat, het aan de Commissie en aan de andere Lidstaten verlenen van de nodige tijd om te reageren en een wijziging voor te stellen om de beperkingen te verminderen voor het vrij verkeer van goederen ingevolge de voorgenomen maatregel en aan de Commissie de nodige tijd te laten om een richtlijn harmonisatie voor te stellen.

Na interne en externe bedenkingen, werd er van uitgegaan dat het ontwerp valt onder het uitzonderingsgebied bepaald bij artikel 1, 5° lid 3 van de voornoemde geconsolideerde richtlijn 98/34/EU. Deze bepaling houdt in dat de richtlijn niet van toepassing is op de regels aangaande vragen die het voorwerp uitmaken van een communautaire wetgeving aangaande financiële diensten zoals op niet limitatieve wijze opgesomd in bijlage VI van de richtlijn.

Zelfs indien overigens, het ontwerpbesluit ontsnapt aan de bovengenoemde afwijking, zou het onder toepassing vallen van de afwijking bepaald in lid 4 van genoemd artikel 1, 5° dat bepaalt dat de richtlijn niet van toepassing is op de regelen voorgeschreven door of voor de gereglementeerde markten in de zin van de richtlijn 93/22/EEG of door of voor andere markten of organen die verrekenings-of afwikkelingsverrichtingen doen voor deze markten.

Inderdaad, het besluit zal slechts van toepassing zijn op effecten toegelaten tot de onderhandeling op een Belgische gereglementeerde markt.

Tenslotte valt op te merken dat de gegevensbank beschikbaar op de site van de Europese Commissie,geen enkele regeling onderworpen aan de procedure ingesteld bij de richtlijn en vallende onder het reglementeringsdomein van het ontwerp weergeeft. Dit laatste heeft zeker niet tot doel een hinderpaal te vormen voor de interne markt van producten en diensten maar het beoogt een betere bescherming van de houders van de effecten toegelaten tot de onderhandeling op een Belgische gereglementeerde markt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

3 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vormvereisten van effecten aan toonder die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten en tot opheffing van het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de richtlijn 2001/34 van 28 mei 2001 betreffende de toelating tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd, inzonderheid op de artikelen 50 en 57;

Gelet op de artikelen 466 en 467 van het Wetboek van vennootschappen;

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 7, §1;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 7 oktober 1996, van 17 september 2000 en 28 mei 2003;

Gelet op het advies van Euronext NV gegeven op 16 juni 2004;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank- Financie- en Assurantiewezen gegeven op 4 mei 2004;

Gelet op het advies 37638/2 van de Raad van State gegeven op 20 september 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Behoudens door de Minister van Financiën verleende afwijking moeten de effecten aan toonder die enkel in België worden uitgegeven, en die tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt worden toegelaten, met uitzondering van de in stukken belichaamde uitgegeven aandelen uitgegeven door vennootschappen die onder de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie vallen, voldoen aan de vormvereisten vermeld in paragraaf 4 van dit artikel. § 2. Artikel 1, § 1, wordt ook toegepast op de effecten aan toonder die zowel in België als in een andere lidstaat van de Europese Unie worden uitgegeven door vennootschappen die onder de Belgische wetgeving vallen, en die tot de verhandeling op een gereglementeerde markt worden toegelaten. § 3. De in stukken belichaamde aandelen en obligaties die in België en in een andere lidstaat van de Europese Unie worden uitgegeven door vennootschappen die onder de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie vallen, en toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, worden van de toepassing van dit besluit uitgesloten. § 4. De in paragraaf 1 bedoelde vormvereisten zijn de volgende : 1. ze moeten gedrukt zijn op een drager die hun veiligheid waarborgt. Indien zij op papier zijn gedrukt, dan moet dit voldoen aan de onder punt 12 beschreven vereisten. Indien ze gedrukt worden op een polymerische' drager, dan moet deze voldoen aan de onder punt 13 beschreven vereisten; 2. zij hebben een mantel en, desgevallend, een couponblad.De mantel, die coupons kan bevatten, heeft ofwel de grootte van een A4 formaat (297 mm hoog en 210 mm breed) ofwel van 320 mm in de hoogte en 220 mm in de breedte.

Zo er een couponblad is, moet deze aangehecht zijn rechts van de voorzijde van de mantel. Het heeft, naargelang de grootte van de mantel, de grootte van een A4 formaat of van 320 mm in de hoogte en 220 mm in de breedte.

Het couponblad bevat maximum 30 coupons. De maximale tolerantie van de afmetingen is vastgelegd op 1 %. 3. alle delen van een effect zijn afgedrukt op een drager uit een stuk.Het vernieuwen van het couponblad gaat gepaard met een herdruk van gans het effect; 4. de naam van de drukker en het jaar waarin de effecten gedrukt zijn, worden onderaan op de voorzijde van de mantel vermeld;5. er wordt een enkele nummering gebruikt voor het geheel van de effecten van een zelfde categorie.De verzameleffecten aan toonder die effecten aan toonder met achtereenvolgende nummers vertegenwoordigen, mogen de nummers dragen van alle enkelvoudige effecten die ze vertegenwoordigen of slechts een nummer dragen. Wanneer de beoogde verzameleffecten geïdentificeerd worden aan de hand van een lijn voor optische lezing, moeten ze slechts het eerste nummer van de vertegenwoordigde enkelvoudige effecten dragen; 6. de nummers van de effecten zijn duidelijk leesbaar aangebracht op de mantel en op elke coupon;7. de coupons van aandelen mogen geen jaartal vermelden;8. de twee zijden van het couponblad mogen geen onbedrukte zone hebben met een afmeting van 25 mm bij 65 mm of meer;9. het volgnummer van de coupons is duidelijk leesbaar aangebracht bovenaan rechts en/of onderaan links.De coupons zijn genummerd van beneden naar boven, te beginnen met de rechterzijde. De laatste coupon is bovenaan links van het couponblad afgedrukt; 10. elk effect is geïndividualiseerd door een identificatiecode SRW of ISIN of door deze beide identificatiecodes;11. de veelvoudige en enkelvoudige effecten van een zelfde categorie zijn duidelijk identificeerbaar door een verschillende kleur;12. indien de effecten zijn gedrukt op papier, dan moet dit papier beantwoorden aan de volgende vereisten : - gemeten bij standaardvoorwaarden : dus een relatieve vochtigheidsgraad van 50 % en een temperatuur van 23 °C; - gramgewicht : 100 g/m2 met een tolerantie van 5% in plus of in min; - samenstelling van de papierpulp : ten minste 50% lompen en zonder hout; - breeklengte : minimum 3 000 meter in de zwakste richting; - vouwweerstand : ten minste 150 dubbele vouwen (Schopperschaal) in de zwakste richting; - lichtechtheid : 4 (op de wolschaal); - het papier vertoont een licht- en schaduwwatermerk in strooipatroon, dat niet in de handel verkrijgbaar is en uitsluitend wordt gebruikt voor het drukken van waardepapier en eigen is van de drukker of van de uitgevende instelling. Bovendien is het geheel van de effecten die behoren tot eenzelfde uitgifte gedrukt op papier met hetzelfde watermerk. Het is een echt licht- en schaduwwatermerk van regelmatige kwaliteit, fijn uitgewerkt en vlak aan beide zijden zichtbaar; het watermerk komt voor op elke mantel en gedeeltelijk op al de andere delen van het effect; - het papier is gekleurd in de massa in een kleur met overwegend blauw, rood of geel. Het bezit chemische reagens. Het mag zichtbaar gechineerd zijn of plankjesmotieven vertonen of nog andere eigenschappen die van aard zijn de preventie van namaak of vervalsing te versterken. Al deze bestanddelen zijn bij de fabricatie van het papier aangebracht; 13. indien de effecten gedrukt zijn op een polymerische' drager, dan moet deze drager beantwoorden aan de volgende vereisten : - gemeten bij standaardvoorwaarden van 50 % relatieve vochtigheidsgraad en een temperatuur van 23 °C; - gramgewicht: 85 g/m2 met een tolerantie van 10 % in plus of in min; - samenstelling van het substraat: minimum 90 % polypropyleen en maximum 1 % polyurethaan; - breeklengte: minimum 3.000 meter in de zwakste richting; - vouwweerstand: ten minste 150 dubbele vouwen (Schopperschaal) in de zwakste richting; - lichteenheid: 4 (op de wolschaal); - het polymerisch substraat vertoont een latent beeld, dat niet in de handel verkrijgbaar is en uitsluitend wordt gebruikt voor het drukken van effecten en eigendom is van de drukker of van de uitgevende instelling. Bovendien is het geheel van de effecten die behoren tot een zelfde uitgifte, gedrukt op een polymerische drager met hetzelfde latente beeld. Het komt voor op elke mantel en gedeeltelijk op al de andere delen van het effect. - indien het polymerisch substraat een veiligheidsvenster heeft, zal dit een veiligheidselement hebben in het venster dat van die aard is dat het namaak of vervalsing voorkomt. Al deze bestanddelen zijn bij de fabricatie van de polymerische drager aangebracht. 14. de effecten vertonen onder ultra-violet belichting een fluorescentiereactie.Die fluorescentie kan aangebracht worden hetzij door het aanbrengen van chinages bij de fabricatie van het papier, hetzij door het drukken. In geval van het aanbrengen van chinage zijn de vezels minimaal 5 mm lang en bedraagt hun aantal minimum 30 per dm2. Het aantal plankjesmotieven bedraagt minimum 10 per dm2; 15. de originele tekeningen van de effecten zijn samengesteld uit guilloches, namelijk grafische motieven samengesteld uit positieve of negatieve kromme lijnen van hoogwaardige kwaliteit en die beantwoorden aan ingewikkelde mathematische functies.Het gebruik van rasters in de guilloches is ten strengste verboden; 16. er zijn minstens twee veiligheidsondergronden over elkaar aangebracht in een verschillende kleur en elk ervan is met een verschillende drukvorm gedrukt;17. de coupons van obligaties met inschrijvingsrecht, die « warrants » worden genoemd en die het inschrijvingsrecht vertegenwoordigen, worden afgedrukt op een blad dat zich links van de mantel bevindt.De veelvoud van de warrant is dezelfde als deze van de obligatie waaraan de warrant is gehecht; 18. de coupons van obligaties vermelden duidelijk leesbaar het nominale bedrag, de vervaldatum, de intrestvoet en het uitgiftejaar van de lening;19. de warrants, al dan niet aan obligaties gehecht, vermelden de naam van de uitgevende instelling.Indien deze niet de uitgevende instelling is van de aandelen waarop de warrants inschrijvingsrecht geven, vermelden ze tevens de naam van de uitgevende instelling van deze aandelen. § 5. Wanneer de materiële uitvoering van de aandelen en obligaties van de in § 1 beoogde vennootschappen die onder de wetgeving van een ander lidstaat van de Europese Unie vallen niet in overeenstemming is met de in België van kracht zijnde vormvereisten, brengt de marktonderneming waar de toelating wordt aangevraagd deze situatie ter kennis van het publiek, door het publicatiemiddel dat zij het meest gepast acht.

Art. 2.§ 1. De door dit besluit vastgestelde vormvereisten zijn enkel van toepassing op de effecten die nieuw worden uitgegeven na de datum van inwerkingtreding als bepaald in artikel 4. § 2. In uitzondering op paragraaf 1 kunnen de in dit besluit vastgestelde vormvereisten ook worden toegepast op reeds uitgegeven effecten, op voorwaarde dat de oude materiële effecten worden vernietigd en vervangen door nieuwe effecten. § 3. De effecten aan toonder die conform het koninklijk besluit van 22 december 1995 tot opneming op de eerste markt van een effectenbeurs zijn, waarvan de uitgifte beslist werd voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig totdat zij vervangen worden door nieuwe effecten aan toonder die conform de bepalingen van dit besluit worden uitgegeven.

Art. 3.Het koninklijk besluit van 22 december 1995 betreffende de opneming van financiële instrumenten in de eerste markt van een effectenbeurs wordt opgeheven.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^