gepubliceerd op 27 januari 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 14 november 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 19 december 2000 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vaststelling van de baremieke anciënniteit
3 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 14 november 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 19 december 2000 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vaststelling van de baremieke anciënniteit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 14 november 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 19 december 2000 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vaststelling van de baremieke anciënniteit.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 14 november 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 19 december 2000 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Vaststelling van de baremieke anciënniteit (Overeenkomst geregistreerd op 15 juli 2002 onder het nummer 63336/CO/319)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 2.Voor het bepalen van de baremieke anciënniteit van de werknemer komen de arbeidsdagen en de gelijkgestelde dagen in aanmerking die de werknemer heeft verworven in een voltijdse of deeltijdse betrekking, zoals vermeld in de volgende artikelen 3, 4 en 5.
Art. 3.Onder de in artikel 2 vermelde arbeidsdagen wordt verstaan : - alle dagen binnen een periode gedekt door een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of binnen een periode van vaste benoeming; - de effectief gepresteerde arbeidsdagen; - de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (onder meer wettelijke feestdagen, vakantiedagen, dagen gewaarborgd loon, klein verlet, educatief verlof); - de dagen van inactiviteit die voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap meegerekend worden voor de berekening van de anciënniteit (onder meer ziekte na de periode gewaarborgd loon, bevallingsverlof, verlof om dwingende reden, loopbaanonderbreking); - de zaterdagen, de zondagen, de vakantiedagen en de wettelijke feestdagen, evenals de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen.
Art. 4.Worden met de in artikel 2 bedoelde arbeidsdagen gelijkgesteld : A. Voor het directie- en administratief personeel : 1. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in welke sector ook ter uitvoering van een overeenkomst als bediende;2. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen;3. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;4. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als arbeider of bediende in de gehandicaptensector (VFSIPH) of in de "Bijzondere Jeugdbijstand". B. Voor het logistiek personeel : De gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook ongeacht het statuut.
Prestaties als zelfstandige worden aanvaard als ze behoorlijk gedocumenteerd zijn door R.S.Z.-bijdragen attesten.
C. Voor alle functies in het begeleidend personeel en bijzondere functies/paramedisch en verpleegkundig personeel. 1. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de personeelsgebonden aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;3. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen in welke sector ook als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminologie, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger. Prestaties mogen geleverd zijn als zelfstandige, op voorwaarde van bewijs van aansluiting bij de kas voor sociale zekerheid voor zelfstandigen of op contractuele basis. 4. De gepresteerde en gelijkgestelde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als arbeider of bediende in de gehandicaptensector (VFSIPH) of in de "Bijzondere Jeugdbijstand".
Art. 5.§ 1. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse prestaties voor de bepaling van de baremieke anciënniteit. § 2. De prestaties geleverd binnen de zogenaamde "tewerkstellingsprogramma's" (DAC, IBF/PBW, GESCO, eerste werkervaring,...) worden gelijkgesteld met arbeidsdagen zoals bedoeld in artikel 2. § 3. De baremieke anciënniteit wordt berekend vanaf de datum dat het personeelslid, mits het vereiste diploma te bezitten, de minimumleeftijd heeft bereikt voor het betrokken barema.
Art. 6.De opgenomen regels inzake anciënniteit nemen de geldende subsidieregelingen over. Zij kunnen derhalve niet beschouwd worden als zijnde in tegenspraak ermee.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking met ingang van 1 december 2000 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de partijen opgezegd worden mits een opzegtermijn van zes maanden gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 december 2003.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE