gepubliceerd op 18 mei 2017
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2016, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de humanisering van de arbeid
2 MEI 2017. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2016, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de humanisering van de arbeid (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2016, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de humanisering van de arbeid.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 mei 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2016 Humanisering van de arbeid (Overeenkomst geregistreerd op 27 mei 2016 onder het nummer 133006/CO/124) HOOFDSTUK I. Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 1.Onverminderd de bepalingen van de bijlage III - minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid van toepassing op bouwplaatsen zoals bedoeld in artikel 5, a (Codex titel III : arbeidsplaatsen - hoofdstuk V : tijdelijke of mobiele bouwplaatsen), is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de werkgevers en de arbeid(st)ers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet uitgehangen worden op een voor de alle arbeid(st)ers goed zichtbare en toegankelijke plaats.
Art. 2.Plaats Op de bouwplaatsen en in de arbeidsplaatsen van de bouwsector worden de sociale voorzieningen (kleedkamers, refters, wasplaatsen, toiletten, verpozingslokalen) ondergebracht in één of meer lokalen die volledig van de werkpost zijn gescheiden.
De kleedkamers en wasplaatsen moeten in één lokaal of in aangrenzende lokalen die met elkaar in verbinding staan, worden ingericht.
Het aantal sociale voorzieningen staat in functie tot het aantal gelijktijdig tewerkgestelde arbeid(st)ers.
Art. 3.Onderaannemers Onverminderd de bepalingen van artikel 29 van de wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, maakt de hoofdaannemer schriftelijke afspraken met de onderaannemer(s) omtrent de installatie, het gebruik en het onderhoud van de sociale voorzieningen.
De hoofdaannemer zal de onderaannemer op de hoogte brengen als hij zich niet of gebrekkig houdt aan de afspraken. Indien de onderaannemer hier geen gevolg aan geeft, zal de hoofdaannemer, en op kosten van de onderaannemer, zelf instaan voor de uitvoering van deze afspraken.
Art. 4.Constructie De sociale voorzieningen mogen opgericht worden met uitneembare of verplaatsbare vaste constructies. Ze moeten bestand zijn tegen klimatologische invloeden zoals wind, regen, sneeuw, warmte, koude,...
De wanden moeten uit hard, isolerend materiaal zijn vervaardigd.
De vloer en de muren moeten effen en waterdicht zijn, zodat ze op een hygiënische manier kunnen onderhouden worden.
Tevens zijn de sociale voorzieningen stevig en stabiel opgesteld.
Art. 5.Inrichting De lokalen moeten aan alle normen inzake welzijn voldoen. Ze moeten degelijk verlucht en verlicht worden en de temperatuur moet 20° C bedragen.
In de lokalen van de stortbaden moet de temperatuur 22° C bedragen.
Art. 6.Uitrusting De lokalen moeten op slot kunnen gedaan worden en de deur moet naar buiten opengaan. Enkel meubilair dat aan het eigenlijk gebruik beantwoordt, mag zich in de lokalen bevinden.
Art. 7.Onderhoud Eén of meer personen moeten door de werkgever aangeduid worden voor het onderhoud van de sociale voorzieningen.
De sociale voorzieningen moeten minstens éénmaal per dag gereinigd worden en dit volgens de voorschriften van de fabrikant, onder andere wat betreft schoonmaakmethodes, -middelen en -producten.
Bij ploegenarbeid worden de sociale voorzieningen gereinigd vóór iedere ploegwisseling.
Het afval moet dagelijks zorgvuldig opgeborgen en verwijderd worden overeenkomstig de van toepassing zijnde regelgeving.
Art. 8.Tabaksrook Conform de wettelijke bepalingen is er een absoluut rookverbod in de sociale voorzieningen.
Art. 9.Toegangen De inplanting en de toegangsmogelijkheden van de sociale voorzieningen worden bepaald na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Indien het een tijdelijke of mobiele bouwplaats betreft, dienen de inplanting en de toegangsmogelijkheden van de sociale voorzieningen door de veiligheidscoördinator te worden opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan en dit na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
De sociale voorzieningen moeten ingericht worden vanaf de aanvang van de bouwwerken.
De toegang tot de sociale voorzieningen wordt vrijgehouden.
Art. 10.Verlichting Indien het natuurlijk licht onvoldoende is, moeten de sociale voorzieningen uitgerust worden met een aangepaste kunstmatige verlichting.
De sociale voorzieningen zijn tevens uitgerust met een voldoende sterke noodverlichting.
Art. 11.Brandbeveiliging Een voldoende en aangepaste uitrusting voor de brandbestrijding moet aangebracht worden in de sociale voorzieningen.
Art. 12.Gebruik De sociale voorzieningen worden gebruikt op een hygiënische wijze overeenkomstig de bestemming waarvoor ze bedoeld zijn.
In die zin wordt er op gewezen dat het verboden is : - materiaal of materieel te stapelen in de sociale voorzieningen; - kleding of toiletartikelen elders dan in de kleedkamer op te bergen;- pakken, tassen of voedselpakketten elders dan in de refters of kleedkamers te plaatsen; - te eten op de arbeidsplaatsen, in de burelen of de lokalen die erbij horen; - de sociale voorzieningen of hun bijhorigheden vrijwillig te bevuilen of te beschadigen of er aan verspilling te doen.
De arbeid(st)ers zijn verplicht : - de wasgelegenheden te gebruiken vóór de maaltijden en na de dagtaak; - vooraleer naar de refter te gaan, de handen te wassen en van kledij te veranderen wanneer deze met giftige, besmettende of bijzonder vervuilende stoffen is doordrenkt; - indien er gevaar bestaat voor aantasting van de huid door giftige, besmettende of bijzonder bevuilende stoffen, na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, te voorzien in adequate hygiëne (een stortbad te nemen bij het einde van de werkdag,...).
Art. 13.Voorzorgen te nemen gedurende de rustpauze van de arbeid(st)ers Het is verboden te pauzeren in gevaarlijke of ongezonde plaatsen (bijvoorbeeld : daken, steigers, nabij putten, uitgravingen, machines,...).
De arbeid(st)ers zijn verplicht de voorzieningen die hen ter beschikking worden gesteld te gebruiken en de richtlijnen die hen verstrekt worden door de bevoegde verantwoordelijke(n) na te leven. HOOFDSTUK II. - Kleedkamers
Art. 14.Uitrusting Het is verboden in de kleedkamers refters in te richten of de arbeid(st)ers toe te laten er maaltijden te nemen. De kleedkamers en wasplaatsen moeten voor mannen en vrouwen in afzonderlijke lokalen ingericht worden.
De kleedkamers moeten voorzien zijn van gepast materiaal voor het drogen, ophangen en opbergen van kledingstukken.
Art. 15.Kasten Iedere arbeid(st)er beschikt over twee kleerkasten, de ene voor werkkledij, de andere voor eigen kledij. Wanneer er geen specifiek risico is, kan van deze bepaling afgeweken worden op advies bekomen na overleg overeenkomstig artikel 36 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en dient er bijgevolg slechts één kast ter beschikking gesteld worden.
De kasten moeten individueel zijn, vervaardigd uit hard en afwasbaar materiaal en gescheiden door volle tussenschotten.
De luchtverversing moet doeltreffend zijn.
In de kast moet zich ten minste één klerenhaak per vak bevinden en een legplank voor het hoofddeksel.
De kasten moeten op slot kunnen.
De kasten moeten voldoende ruim zijn om de kledingstukken naar behoren op te bergen.
Tevens moet elke werknemer zijn kledij tijdens de werktijd achter slot en grendel kunnen bewaren.
Art. 16.Onderhoud De kasten moeten regelmatig onderhouden en gereinigd worden. HOOFDSTUK III. - Refters
Art. 17.Constructie De afmetingen van de refters in oppervlakte en vrije inhoud worden berekend volgens het maximum aantal personen dat de refter gelijktijdig gebruikt.
De oppervlakte van de refter moet minimum 1,50 m² per persoon bedragen.
De hoogte mag niet minder dan 2 m bedragen.
Art. 18.Uitrusting De refters moeten voorzien zijn van : - een voldoende aantal tafels en stoelen of banken met rugleuning; - een drinkwatervoorziening; - geschikte voorzieningen om de voedingswaren op te bergen en koel te houden en om de vaat te doen; - een opwarmtoestel voor eten en drinken; - hygiënische voorzieningen voor vuilnis en afval.
Art. 19.Uitrusting verzorgingslokaal In bepaalde bijzondere gevallen (extreme warmte of koude, werkzaamheden die veel energieverbruik vereisen, hevige psychische stress,...), voorafgaandelijk bepaald na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, wordt een afgescheiden verzorgingslokaal voorzien, hetzij in de refter, hetzij in een andere plaats.
De oppervlakte van het rustlokaal bedraagt tenminste 1,5 m² per persoon.
Het lokaal wordt aangeduid met een pictogram.
Het aantal zitplaatsen is gelijk aan het aantal arbeid(st)ers die er gelijktijdig moeten over beschikken.
Art. 20.Onderhoud De refter wordt dagelijks gereinigd en de tafels na elke maaltijd. HOOFDSTUK IV. - Wasplaatsen
Art. 21.Inrichting De vloer moet zo zijn samengesteld dat hij kan gereinigd en ontsmet worden en het uitglijden en vallen voorkomt.
De muren en scheidingswanden zijn waterbestendig en glad.
De nodige maatregelen moeten getroffen om te voorkomen dat de arbeid(st)ers aan tocht worden blootgesteld.
De wasplaatsen en douchecabines voor mannen en vrouwen zijn in afzonderlijke lokalen ondergebracht.
Art. 22.Uitrusting De wasplaatsen moeten het volgende bevatten : - een toevoer van water. Het water hoeft niet drinkbaar te zijn maar mag in geen geval een gevaar voor de gezondheid van de arbeid(st)ers betekenen. Met een signaleringsbord wordt aangeduid of het water al dan niet drinkbaar is; - een lozingssysteem voor het gebruikte water; - een voldoende voorraad zeep; - een voldoende hoeveelheid gepaste middelen om zich te drogen.
Art. 23.Wastafels De wastafels kunnen individueel of collectief zijn en moeten voorzien zijn van water.
De arbeid(st)ers moeten over een waterkraan en een ruimte van 65 cm beschikken.
Het aantal waterkranen bedraagt ten minste één voor drie arbeid(st)ers die gelijktijdig ophouden met werken.
In bepaalde bijzondere gevallen (behandeling van prikkelende, besmette, vette stoffen,...) en op advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer moeten de wastafels voorzien zijn van kranen met warm en koud water en moeten er aangepaste reinigingsmiddelen voorhanden zijn.
Indien een sociale voorziening met stromend water onmogelijk is, moet een watervoorraadbak aan de wastafels gekoppeld worden om de toevoer van water toe te laten.
Boven de wastafels moet zich een blad bevinden waarop de arbeid(st)ers hun persoonlijke voorwerpen kunnen leggen. Indien de arbeid(st)ers zich tijdens het werk de handen moeten wassen, worden er wastafels en aangepaste reinigingsmiddelen in de nabijheid van de arbeidsposten voorzien.
Art. 24.Stortbaden De werkgever stelt een douche met warm en koud water ter beschikking van de werknemers, indien : - de arbeid(st)ers worden blootgesteld aan extreme warmte of koude; - de arbeid(st)ers sterk bevuilend werk verrichten; - de arbeid(st)ers worden blootgesteld aan gevaarlijke chemische of biologische agentia.
Er wordt voorzien in één douche per groep van zes werknemers die gelijktijdig de arbeidstijd beëindigen.
De doucheruimten zijn : - voldoende ruim zodanig dat iedere werknemer zich in staat kan stellen om zich onder hygiënisch verantwoorde omstandigheden te wassen; - voorzien van kapstok of kleerhaak en legplank die toelaten de persoonlijke bezittingen droog op te bergen; - van elkaar gescheiden door ondoorzichtige wanden van tenminste 1 m 90 hoog; - gemakkelijk te onderhouden; - zodanig ingericht dat de werknemers niet kunnen uitglijden of vallen; - voorzien van een vloer die dagelijks gemakkelijk kan schoongemaakt en ontsmet worden.
De temperatuur van het water bedraagt 36° C tot 38° C en de werknemers worden niet blootgesteld aan tocht.
Art. 25.Toiletgerief De werkgever moet in de wasplaatsen of stortbaden zeep en eventueel aangepaste reinigingsmiddelen voor de handen, op advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, ter beschikking stellen.
Om vergiftiging te vermijden, is het gebruik van vluchtige oplosmiddelen verboden.
De werkgever levert de handdoeken kosteloos en in voldoende hoeveelheid, laat deze regelmatig wassen en vervangen en verbiedt de arbeid(st)ers ze uit de wasplaatsen weg te nemen.
Aan de wastafels mogen de handdoeken vervangen worden door andere systemen om de handen te drogen. HOOFDSTUK V. - Toiletten
Art. 26.Plaats Toiletten moeten voorzien zijn voor de arbeid(st)ers op de bouwplaats, zo dicht als mogelijk bij de arbeidspost, ongeacht de aard van het werk of het aantal tewerkgestelde arbeid(st)ers.
De toiletten en urinoirs zijn op behoorlijke wijze ingericht en bestand tegen klimatologische invloeden.
De toiletten zijn volledig van elkaar gescheiden en herkenbaar door een pictogram. De arbeid(st)ers moeten zich vrij naar de toiletten kunnen begeven.
Art. 27.Installatie De vloer en de scheidingsmuren van de toiletten moeten bedekt zijn met duurzame en waterdichte materialen. Elk toilet is voorzien van een klerenhaak. De toiletten en urinoirs mogen geen directe toegang verlenen tot refters en kleedkamers.
Er moet ten minste 1 toilet per 15 arbeid(st)ers zijn en 1 urinoir per 10 arbeid(st)ers.
De urinoirs mogen vervangen worden door toiletten.
Per 4 toiletten of urinoirs is er één wastafel.
Art. 28.Inrichting Elk toilet moet voorzien zijn van een waterspoelingssysteem, een afsluitbare deur en een efficiënte ventilatie.
Art. 29.Uitrusting Er moeten toiletpapier en afvalbakjes in de toiletten aanwezig zijn en deze moeten minstens elke dag of volgens de voorschriften van de fabrikant gereinigd worden. HOOFDSTUK VI. - Specifieke bouwplaatssituaties
Art. 30.Sociale voorzieningen op kleine bouwplaatsen Zeer uitzonderlijk kunnen, omwille van de kortstondigheid van de activiteiten en de materiële onmogelijkheid, de concrete toepassingsmodaliteiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst aangepast worden bij bouwwerken van zeer korte duur en kleine bouwplaatsen (5 arbeiders).
Deze modaliteiten worden voorafgaandelijk ter advies voorgelegd aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Art. 31.Chemische toiletten - WC-cabines Indien het onmogelijk is standaardtoiletten dicht bij de arbeidspost te installeren, kan aanvullend voor wegenwerken en omvangrijke bouwplaatsen geopteerd worden voor chemische toiletten en WC-cabines die aan de volgende vereisten voldoen : - een solide constructie; - een lichtdoorlatend dak en/of kunstverlichting; - een tochtvrije ventilatie; - een slipvrije bodem; - een toiletbak met waterspoeling; - een afscheiding tussen toiletbak en het opvangreservoir, voorzien van een klep met pedaalbediening; - een urinoir met stromend water; - een toiletpapierhouder; - een klerenhaak; - een afvalbakje; - een deurvergrendeling.
Er moet minstens 1 cabine zijn per 10 arbeid(st)ers.
Het opvangreservoir moet volgens de behoeften en ten minste éénmaal per week door een gespecialiseerde onderneming leeggemaakt worden.
De cabines moeten dagelijks gereinigd worden, rekening houdend met de schoonmaakvoorschriften van de leverancier.
Bij de chemische producten worden duidelijk opgestelde veiligheidsinformatiebladen geleverd met vermelding van de samenstellende producten en de R- en S-zinnen.
Conform de bepalingen van artikelen 26 tot en met 29 worden er tevens toiletten voorzien bij de refter. HOOFDSTUK VII. - Dranken
Art. 32.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/06/2012 pub. 21/06/2012 numac 2012202887 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de thermische omgevingsfactoren sluiten betreffende de thermische omgevingsfactoren, worden onder de arbeid(st)ers kosteloos warme dranken verdeeld wanneer de buitentemperatuur minder dan 5° C bedraagt.
Daarnaast worden op advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en in elk geval wanneer de buitentemperatuur het vereist, onder arbeid(st)ers kosteloos gekoelde dranken verdeeld.
Art. 33.Individuele drinkbekertjes, eventueel van het wegwerpsoort, moeten ter beschikking worden gesteld. De distributiepunten moeten gemakkelijk bereikbaar zijn.
Art. 34.Is er een drinkwatervoorziening of kan er aangesloten worden bij een drinkwaterlevering en indien het werk grote vergiftigings- of besmettingsrisico's inhoudt of bijzonder bevuilend is, kan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer het aanbrengen van drinkfonteintjes of distributiepunten met wegwerpbekers voor de arbeid(st)ers voorschrijven.
Art. 35.Het is verboden alcoholische dranken ter beschikking te stellen. HOOFDSTUK VIII. - Overleg met het comité voor preventie en bescherming op het werk
Art. 36.Iedere werkgever moet voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst voorafgaandelijk het advies vragen aan het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging raadpleegt de werkgever zelf zijn arbeid(st)ers omtrent de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst.
Dit geldt inzonderheid voor al de bepalingen waar het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer gevraagd wordt.
Tevens verstrekt de werkgever alle informatie aan het comité PBW of, bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaardiging, betreffende de maatregelen die getroffen worden in toepassing van dit besluit. HOOFDSTUK IX. - Geldigheidsduur
Art. 37.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2016 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 2005 (registratienummer : 75638/CO/124).
Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door één der partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van 6 maanden. De opzegging wordt betekend bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 mei 2017.
De Minister van Werk, K. PEETERS