Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 maart 2004
gepubliceerd op 19 mei 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004200640
pub.
19/05/2004
prom.
02/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/02/2004200640/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 MAART 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen, betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2003 Bestaanszekerheid van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 14 oktober 2003 onder het nummer 68021/CO/128.01)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen voor de handel in ruwe huiden en vellen die onder het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen ressorteren.

Met "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld.

Art. 2.De werkgevers verbinden zich ertoe alle maatregelen te treffen om werkloosheid te voorkomen.

Art. 3.Wanneer het onmogelijk is werkloosheid te voorkomen, voeren de werkgevers een werkloosheidsstelsel met beurtregeling of per groep in, rekening houdend met de regelmatige aanwezigheid van iedere betrokken werkman.

Art. 4.De gedeeltelijk werkloos gestelde werklieden hebben, ten laste van de werkgever, recht op een bestaanszekerheidsvergoeding per dag werkloosheid.

Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de werkloosheid te wijten is aan een geval van overmacht.

Art. 5.Het dagelijks bedrag van deze vergoeding is vastgesteld op 8,0600 EUR op 1 april 2003.

De bestaanszekerheidsvergoedingen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 oktober 2001 betreffende de koppeling van de lonen en uitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, gesloten in het Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf en vervangingsproducten.

Art. 6.De betaling van deze vergoeding valt ten laste van de werkgever.

Art. 7.De bestaanszekerheidsvergoeding is, per werkman, verschuldigd ten belope van maximum 70 dagen onvrijwillige werkloosheid per kalenderjaar.

Art. 8.Wanneer de werklieden worden ontslagen, behalve om dringende redenen, hebben zij, bij het verstrijken van de wettelijke termijn van de opzegging die door hun werkgever werd gedaan, bij wijze van scheidingspremie, recht op vergoedingen voor bestaanszekerheid gedurende een periode waarvan de duur wordt bepaald volgens de jaren ononderbroken dienst in de onderneming, zijnde : - van 3 jaar tot en met 5 jaar dienst : gedurende 70 dagen; - van 6 jaar tot en met 10 jaar dienst : gedurende 100 dagen; - voor elk jaar dienst boven het 10e jaar : telkens 3 dagen meer.

Art. 9.Voor de werkman die in dienst is getreden bij een werkgever in de loop van het jaar, zijn de bestaanszekerheidsvergoedingen verschuldigd ten belope van het aantal dagen onvrijwillige werkloosheid in verhouding tot het aantal volle maanden tewerkstelling bij deze werkgever in de loop van de referteperiode.

Art. 10.De vergoedingen voor bestaanszekerheid worden betaald op de in de onderneming van kracht zijnde gebruikelijke betaaldag, op voorlegging van de stempelkaart van de werkloos gestelde werkman.

Zij worden door de werkgever op de individuele rekening van de werkman ingeschreven.

Bij elke betaling wordt aan de betrokkene een loonstrook overhandigd.

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk van de partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden, te betekenen bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de leerlooierij en de handel in ruwe huiden en vellen.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 1 oktober 2002 betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 maart 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^