gepubliceerd op 10 oktober 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de collectieve overeenkomst van de jaren 1997-1998 voor de arbeiders van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers
2 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de collectieve overeenkomst van de jaren 1997-1998 voor de arbeiders van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de collectieve overeenkomst van de jaren 1997-1998 voor de arbeiders van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997 Collectieve overeenkomst van de jaren 1997-1998 voor de arbeiders van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45077/CO/123) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen uit het administratief arrondissement Verviers en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers. HOOFDSTUK II. - Lonen
Art. 2.In de textielbedrijven uit het administratief arrondissement Verviers worden de baremieke lonen vanaf 1 september 1997 verhoogd met 4 F per uur in éénploegstelsel.
Voor de andere arbeidsstelsels wordt voornoemd forfaitair bedrag vermeerderd met de geldende coëfficiënten. HOOFDSTUK III. - Conventioneel brugpensioen
Art. 3.Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (koninklijk besluit van 21 september 1981 - Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1981), verlengd tot 31 december 1989 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 februari 1986, tot wijziging van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1981 (koninklijk besluit van 22 september 1986 - Belgisch Staatsblad van 8 oktober 1986), verlengd tot 31 december 1990 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988 (koninklijk besluit van 14 augustus 1989 - Belgisch Staatsblad van 1 september 1989), verlengd tot 31 december 1992 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1991, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen (koninklijk besluit van 17 juli 1991 - Belgisch Staatsblad van 12 september 1991), verlengd tot 31 december 1994 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1993, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994 (koninklijk besluit van 28 januari 1994 - Belgisch Staatsblad van 21 april 1994), verlengd tot 30 juni 1995 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 maart 1995, betreffende de toekenning van een vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen (koninklijk besluit van 26 september 1995 - Belgisch Staatsblad van 24 oktober 1995), verlengd tot 31 december 1996 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1995 en 4 december 1995, houdende uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996 (koninklijk besluit van 11 juli 1996 - Belgisch Staatsblad van 18 september 1996) wordt verlengd voor een nieuwe termijn van twee jaren tot 31 december 1998, binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 4.
Art. 4.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, vierde en vijfde lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt de leeftijd, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, vastgesteld op 56 jaar voor de arbeidsters en 57 jaar voor de arbeiders. b) Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de werklieden en werksters, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien aan een van de volgende anciënniteitsvoorwaarden te voldoen : - hetzij 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - hetzij 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en /of vlasbereiding in de loop van de laatste tien jaar, waarvan minstens één jaar gedurende de laatste twee jaar. c) In geval van ontslag, behalve wanneer dit gebeurt wegens dringende reden, sluiting of herstructurering, zal automatisch worden afgeweken van punt b), met dien verstande evenwel dat niet lager zal worden gegaan dan één jaar in de loop van de jongste twee jaren, voor zover de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de ondernemingen vrijstelt van de verplichting tot vervanging van de bruggepensioneerden. Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit.
Art. 5.Aan de werklieden en de werksters die in de loop van de jaren 1997 en 1998 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (P.C. nr 123).
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers.
Art. 6.De bijdrage, waarvan sprake in artikel 13, littera f) van de collectieve overeenkomst van 21 april 1981 tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers en tot bepaling van zijn statuten, bestemd tot financiering van het brugpensioenstelsel zal vanaf 1 januari 1998 met 0,40 pct. verhoogd worden.
Art. 7.Over de verbintenissen die inzake het brugpensioen zijn aangegaan zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst worden gesloten.
Art. 8.Met het oog op de aanpassing van de statuten van de voormelde fondsen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst worden gesloten. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel brugpensioen voor de werknemers bij nachtarbeid
Art. 9.Overeenkomstig de mogelijkheid, geboden in het koninklijk besluit van 21 maart 1997 tot uitvoering van de artikelen 23 en 24 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, meer bepaald betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen bij conventioneel brugpensioen, werd overeengekomen een stelsel van aanvullende vergoeding in te stellen ten voordele van sommige oudere werknemers wanneer zij ontslagen worden met ingang van 1 juli 1997 vanaf de leeftijd van 55 jaar bij nachtarbeid en met ingang van 1 januari 1998 vanaf de leeftijd van 56 jaar bij nachtarbeid.
Deze werknemers dienen te voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder stelsel van conventioneel brugpensioen regelen, alsmede aan de anciënniteitsvoorwaarde bepaald in artikel 4, b).
Art. 10.Voor voornoemde werknemers, die tot het brugpensioenstelsel toetreden in de loop van de jaren 1997 en 1998, wordt de aanvullende vergoeding betaald door het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers.
Bovendien belast het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers zich met de bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 24 van de wet van 26 juli 1996 en door hun uitvoeringsbesluiten.
Art. 11.Over de verbintenissen inzake deze brugpensioenregeling zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst worden gesloten, algemeen verbindend te verklaren bij koninklijk besluit.
Bovendien zal eveneens een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst worden gesloten met het oog op de wijziging van de statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, rekening houdend met wat voorafgaat. HOOFDSTUK V. - Sociale voordelen
Art. 12.A. De aanvullende werkloosheidsvergoeding van 100 F per dag waarvan sprake is in de artikelen 12, 13, 14 en 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 1988, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, tot hervorming van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, genaamd " Fonds d'assurance complémentaire de l'industrie textile verviétoise", wordt, voor de duur van deze collectieve overeenkomst, te weten van 1 januari 1997 tot 31 december 1998, toegekend gedurende het hierna bepaalde maximum aantal maanden : - werklieden en werksters van 40 jaar tot minder dan 50 jaar : 42 maanden; - werklieden en werksters van minstens 50 jaar op het ogenblik van het ontslag : 80 maanden.
B. Een artikel 15bis wordt in voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 1988 ingevoegd met volgende tekst : "Aan de langdurig zieke werklieden, die voor om het even welke andere dan dringende reden worden ontslagen gedurende de periode die de collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 1997-1998 voor de arbeiders van de Paritaire Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers bestaat, namelijk tussen 1 januari 1997 en 31 december 1998, wordt, gedurende een periode van hoogstens 36 maanden, een aanvullende vergoeding van 100 F/dag (6 dagen/week-stelsel) toegekend. Als langdurig zieke werkman(ster) dient te worden beschouwd de werkman(ster) die zich gedurende een periode van tenminste 6 maanden in staat van arbeidsonbekwaamheid bevindt wegens een ziekte of een gemeenrechtelijk ongeval. » Deze bepaling geldt voor de duur van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en dient dus na afloop van deze collectieve arbeidsovereenkomst te worden geëvalueerd.
C. De statuten van het "Fonds d'assurance complémentaire de l'industrie textile verviétoise" zullen worden aangepast aan het bovenstaande. HOOFDSTUK VI. - Inititatieven inzake tewerkstelling en opleiding
Art. 13.In uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, worden volgende maatregelen genomen op het vlak van de initiatieven voor vorming en tewerkstelling.
Art. 14.De werkgevers van de textielnijverheid van Verviers storten vanaf 1 januari 1997 en voor de jaren 1997 en 1998 een bijdrage van 0,20 pct. berekend op basis van het globale loon van hun werklieden en werksters zoals bepaald door artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en door de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan de "Caisse de compensation paritaire pour les institutions sociales de l'industrie textile de Verviers". Deze bijdragen zijn jaarlijks verschuldigd.
Art. 15.De opbrengst van de bijdrage, bepaald in artikel 14 hierboven, wordt toegewezen : - aan het uitwerken van een alternerend systeem van vorming voor de risicogroepen (opleiding in de industrie,...); - aan het ontwikkelen en stimuleren van de vormingsplannen die door CEFRET worden opgezet.
Een collectieve arbeidsovereenkomst, voor 1 juli 1997 neergelegd ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, zal de regels betreffende de tewerkstelling en de vorming van de tot de risicogroepen behorende personen vaststellen.
Art. 16.De in vorig artikel genoemde bepalingen en collectieve arbeidsovereenkomst worden overeengekomen in uitvoering van hoofdstuk II van voormeld koninklijk besluit van 27 januari 1997.
De statuten van de "Caisse de compensation paritaire pour les institutions sociales de l'industrie textile de Verviers" zullen worden aangepast aan wat voorafging.
Art. 17.§ 1. Een Begeleidingscomité FOREM (Verviers) en CEFRET zal worden samengesteld teneinde de vormingsplannen, die door CEFRET zullen worden gecoördineerd, goed te keuren. § 2. De begeleiding zal gebeuren door CEFRET in samenwerking met het IPES en de CEFA's van Verviers. HOOFDSTUK VII. - Tewerkstellingsverbintenis
Art. 18.De tewerkstellingsverbintenissen vermeld in de artikelen 4 tot en met 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989, aangevuld en verlengd voor de jaren 1991 en 1992 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1991, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 1991 en 1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juli 1991, aangevuld en verlengd voor de jaren 1993 en 1994 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1993 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 januari 1994, verlengd voor de jaren 1995 en 1996 door artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1995 en 4 december 1995, houdende uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 juli 1996, gelden eveneens voor de jaren 1997 en 1998, zonder evenwel afbreuk te doen aan de toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
Art. 19.Het paritair commentaar betreffende de bepalingen inzake tewerkstelling die dateren van de collectieve arbeidsovereenkomst van 1993-1994, in bijlage aan deze overeenkomst gevoegd, zal worden neergelegd ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. HOOFDSTUK VIII. - Tewerkstellingsakkoorden
Art. 20.De tewerkstellingsakkoorden worden gesloten in uitvoering van hoofdstuk IV, titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en in uitvoering van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden voor de werkgelegenheid in toepassing van artikels 7, § 2, 30, § 2 en 33 van voormelde wet van 26 juli 1996.
Art. 21.De ondernemingen mogen uitsluitend gebruik maken van volgende maatregelen tot bevordering en herverdeling van de werkgelegenheid : a) deeltijdse arbeid, tenminste halftijds, met gedeelde arbeidsplaats;b) beroepsloopbaanonderbreking;c) halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar. De inhoud van de maatregelen onder a), b) en c) wordt gepreciseerd door afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 22.De keuze van twee maatregelen uit de in artikel 21 genoemde geldt als tewerkstellingsakkoord voor de onderneming mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968, met uitdrukkelijke vermelding van de weerhouden maatregelen.
Art. 23.§ 1. De tewerkstellingsakkoorden, die werden vastgesteld onder vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst, zijn onderworpen aan volgende toetredingsprocedure : - de onderneming stuurt de collectieve arbeidsovereenkomst, alsook het register per aangetekend schrijven aan de "Commission des Accords d'Emploi de l'industrie textile de Verviers", bedoeld in § 2; - deze commissie beschikt over een termijn van ten hoogste 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het volledig dossier wordt overgemaakt, om een advies uit te brengen; - het volledig dossier, zoals bepaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, evenals het advies van de commissie worden per aangetekend schrijven neergelegd ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; - de Minister van Tewerkstelling en Arbeid keurt het tewerkstellingsakkoord binnen 4 weken, te rekenen vanaf de datum van de neerlegging, goed. Bij ontstentenis van goedkeuring binnen 4 weken, te rekenen vanaf de neerlegging, wordt de toetreding tot de tewerkstellingsakkoorden geacht goedgekeurd te zijn en dat vanaf de dag waarop het volledig dossier werd overgemaakt aan voornoemde commissie. § 2. In de schoot van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers wordt een "Commission des Accords d'Emploi de l'industrie textile de Verviers" opgericht, samengesteld uit ten minste 2 leden werkgeversvertegenwoordigers en ten minste 2 leden werknemersvertegenwoordigers uit de leden van het paritair comité.
Het secretariaat van deze commissie wordt verzorgd door een lid aangeduid door het bureau van het paritair comité. Het secretariaat heeft zijn zetel rue de Bruxelles 41, te 4800 Verviers.
De secretaris neemt alle nodige maatregelen voor de begeleiding en de opvolging van de administratieve schikkingen inzake de toetreding tot de tewerkstellingsakkoorden. HOOFDSTUK IX. - Ondernemingsplannen
Art. 24.De collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de ondernemingsplannen voor arbeidsherverdeling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 november 1994, blijft integraal gehandhaafd voor de duur van de huidige overeenkomst. HOOFDSTUK X. - Soepele arbeidsweek
Art. 25.De artikelen 8 en 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 maart 1985, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de bevordering van de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 oktober 1986, worden opgeschort voor de jaren 1997 en 1998. HOOFDSTUK XI. - Functieclassificatie
Art. 26.Er moet een paritaire werkgroep worden opgericht die uiterlijk dient bijeen te komen op 1 juli 1997. Deze werkgroep zal tot taak hebben de methode en procedure vast te leggen met het oog op het actualiseren van de functies en loonschalen in het kader van de functieclassificatie in de textielnijverheid en het breiwerk die wordt uitgevaardigd door het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk. a) De baremieke loonschalen zullen gelden voor de arbeidsprestaties verricht in gewone en dubbele ploegen.Voor de andere arbeidstijdregelingen zullen deze loonschalen worden verhoogd met de daartoe bepaalde coëfficiënten. b) De procedure voor de invoering van deze nieuwe functieclassificatie en baremieke loonschalen zal worden vastgelegd tijdens de vergadering van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers.c) De onderhandelingen zullen eveneens betrekking hebben op het jongerenbarema, en op het principe "gelijk loon voor gelijk werk", zonder afbreuk te doen aan de wettelijke bepalingen.d) Deze nieuwe functieclassificatie en de ermmee overeenstemmende baremieke loonschalen zullen ten vroegste op 1 januari 1998 kunnen ingaan.e) De eventuele individuele aanpassingen die het gevolg zijn van de nieuwe baremieke loonschalen mogen per onderneming 0,20 pct.van de totale loonsom van de werklieden (werksters) niet overschrijden, zonder dat evenwel afbreuk wordt gedaan aan de bestaande akkoorden. HOOFDSTUK XII. - Polyvalentie
Art. 27.Een werkgroep zal worden samengesteld om een inventaris te maken van de bestaande reglementen in de textielondernemingen in Verviers. HOOFDSTUK XIII. - Uitzendarbeid
Art. 28.De partijen handhaven de bepalingen van artikel 25 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989, met deze precisering dat voor de firma's die herstructureringen hebben doorgevoerd er, in geval van herplaatsing, voorrang zal worden verleend aan de ontslagen arbeiders. HOOFDSTUK XIV. - Nachtarbeid
Art. 29.De ondertekenende partijen sluiten zich aan bij het gemeenschappelijk verzoek dat zal gericht worden aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid door de vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk teneinde, in uitvoering van de wet van 17 februari 1997 betreffende de nachtarbeid, een koninklijk besluit tot toelating voor nachtarbeid voor arbeid in opeenvolgende ploegen te bekomen.
Terzelfdertijd bevestigen de partijen dat de ploegenstelsels, langs conventionele weg bepaald voor wat betreft de huidige premies en ploegencoëfficiënten, verlengd worden. HOOFDSTUK XV. - Duur van de overeenkomst en verbintenissen der contracterende partijen
Art. 30.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998. Zij bepaalt het geheel der nieuwe sociale voordelen van toepassing gedurende gans de hiervoor vermelde periode.
Bijgevolg waarborgen de contracterende partijen gedurende deze periode de inachtneming van de aangegane verbintenissen met betrekking tot de sociale vrede en de opvoering van de productiviteit hetgeen het volgende inhoudt : a) tijdens gans de geldigheidsduur van deze overeenkomst zullen de syndicale en patronale organisaties de sociale vrede in de ondernemingen waarborgen, alsmede de effectieve medewerking verzekeren van het personeel bij de uitvoering der maatregelen welke getroffen worden door toepassing van de paritair aanvaarde schikkingen met het oog op de opvoering van de productiviteit, zowel voor wat betreft het gebruik van nieuwe werktuigen en productiemachines, als voor wat betreft de wijzigingen aan de arbeidsmethode.Zij zullen in niets afwijken van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1983, betreffende de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 juli 1983 en van artikel 29 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 maart 1987, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 november 1986, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 september 1987, beide gesloten in hetzelfde paritair comité; b) het geheel der schikkingen in verband met de arbeidsvoorwaarden zal stipt worden toegepast en kan onder geen enkel geval terug in betwisting worden gebracht door de syndicale organisaties, de werknemers, de patroonsvereniging en de werkgevers;c) de syndicale organisaties en de werknemers verbinden er zich toe geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken om welke reden het ook moge wezen.
Art. 31.De hierboven vermelde verbintenissen inzake sociale vrede vallen onder toepassing der bepalingen die door ondertekenende partijen in het nationaal protocol van 26 juni 1969 dienaangaande werden vastgelegd.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 1997 betreffende de collectieve overeenkomst van de jaren 1997-1998 voor de arbeiders van het Paritair Comité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Tewerkstellingsverplichtingen 1993-1994 IV. Tewerkstelling Van 1983 tot einde 1988 heeft de regering de ondernemingen een reeks tewerkstellingsverplichtingen opgelegd, die gepaard gingen met administratieve rompslomp ten opzichte van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, het Tewerkstellingsfonds en het paritair controle-orgaan, en die samengingen met het handhaven van de vermeerderde Maribel en het product van de loonmatiging.
Al deze formaliteiten zijn sinds 1989 afgeschaft en de vermeerderde Maribel en de handhaving van de loonmatiging zijn verworven sedert 1989.
De conventionele bepalingen inzake tewerkstelling werden opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomsten 1989-1990 en 1991-1992, maar werden versoepeld op een aantal punten.
Wij sommen hieronder het geheel van deze verplichtingen op : - verbod op ontslag om economische of technische redenen; - vervanging van bruggepensioneerden; - vervanging van andere ontslagen werknemers.
De exacte draagwijdte van deze verplichtingen en van de mogelijkheden tot afwijking wordt hierna uitgelegd. § 1. Verbod op ontslag om economische of technische redenen. 1. Principes De werkgevers mogen niet overgaan tot ontslagen om economische of technische redenen voor de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst, te weten gedurende de periode van 1 januari 1993 tot 31 december 1994. Onder ontslag dient verstaan de beëindiging van het arbeidscontract uitgaande van de werkgever.
Het ogenblik van ontslag is het ogenblik waarop de werkgever aan de arbeider meedeelt dat hij een einde maakt aan het contract, ongeacht of dit plaatsvindt met of zonder opzeggingstermijn.
Onder economische of technische redenen moet worden verstaan de redenen die een verband hebben met de uitbating van de onderneming en die dus niet hun oorsprong hebben in de persoonlijke kwaliteiten of gedragingen van de arbeider.
Ontslag om andere dan economische of technische redenen, zoals om dwingende redenen, om persoonlijke redenen,... is echter wel toegestaan.
Is geen ontslag, de ontbinding van het arbeidscontract in geval van airkracht of ontslagneming door de werknemer zelf, hetzij omdat hij van werkgever wil veranderen, hetzij omdat hij van zijn wettelijk pensioen wil genieten, hetzij om andere redenen. Is ook geen ontslag het contract van bepaalde duur dat een einde neemt op de vastgestelde termijn. Deze opsomming is niet beperkend.
Er zou evenwel van ontslag sprake zijn indien de werkgever voortijdig een einde maakte aan een arbeidscontract van bepaalde duur : dit ontslag is niet toegelaten als de oorzaak van de contractbreuk een economische of technische reden is; indien daarentegen de oorzaak een andere reden is, is het ontslag toegestaan.
Brugpensioen textiel : in het raam van de tewerkstellingsverplichting bepaald door deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt het feit dat een werknemer op brugpensioen wordt geplaatst niet beschouwd als een ontslag (ondanks het feit dat dit initiatief tot ontbinding van het arbeidscontract uitgaat van de werkgever).
N.B. : de reden van het ontslag kan worden vermeld op de opzeggingsbrief hoewel dat wettelijk niet verplicht is. In elk geval dient de reden van het ontslag vermeld te worden op het getuigschrift C4 van volledige werkloosheid. De afwezigheid van die vermelding of een onjuiste vermelding van de reden van ontslag zou het vermoeden kunnen wekken dan het ontslag zijn oorsprong vindt in economische of technische redenen, wat niet toegelaten is. 2. Afwijkingen De afwijkingen op het verbod van ontslag wegens economische of technische redenen zijn de volgende : - een algemene afwijking in geval van sluiting van de onderneming; - een afwijking in rechte na voorafgaand overleg in geval van belangrijk financieel verlies en/of werkloosheid van 20 pct. of meer; - een afwijking in geval van hoge werkloosheid (- 20 pct.) na overleg; - een afwijking door middel van de ondertekening van een ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomst met de vakbonden of na een verzoeningsprocedure, in geval van herstructurering of van economische moeilijkheden. a) Bedrijfssluiting. Het verbod op ontslag om economische of technische redenen geldt niet in geval van bedrijfssluiting in de zin van de wet van 28 juni 1966.
De term "bedrijfssluiting" wordt door de reglementering terzake op restrictieve wijze beschreven zodat er geen misverstand kan bestaan voor wat betreft haar draagwijdte. Een onderneming die wenst te sluiten moet overigens voldoen aan een reeks administratieve verplichtingen zoals het inlichten van het paritair comité, van het Fonds voor bedrijfssluitingen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, enz...
De onderneming die beantwoordt aan de criteria van deze reglementering mag dus arbeiders ontslaan wegens economische redenen en is niet verplicht dezen te vervangen.
Vermits een onderneming die zich in die toestand bevindt zelf door de collectieve arbeidsovereenkomst ontslagen is van de tewerkstellingsverplichtingen, is deze onderneming dus in orde met de collectieve arbeidsovereenkomst. b) Afwijking in rechte na voorafgaand overleg Criteria : De ondernemingen die hieronder worden bepaald zijn rechtens gemachtigd over te gaan tot ontslagen om economische of technische redenen na een overlegprocedure te hebben in acht genomen zoals hierna uitgelegd : - de onderneming die in de jaarrekeningen van de twee werkjaren die aan de datum van de ontslagen voorafgaan een lopend verlies voor belastingen heeft opgetekend, wanneer dit verlies, voor het laatste werkjaar voorafgaand aan de datum van de ontslagen, het bedrag van de afschrijvingen en waardeverminderingen op vestigingskosten op lichamelijke en onlichamelijke activa overstijgt; - de onderneming die, tengevolge van verlies, netto activa vertoont die beperkt zijn tot een bedrag van minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal; - de onderneming die gedurende de twaalf maanden die het ontslag voorafgaan, een aantal dagen van werkloosheid om economisce redenen heeft gekend dat tenminste is gelijk aan 20 pct. van het totaal aantal bezoldigde dagen en van de aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid gemelde dagen van werkloosheid voor de arbeiders.
Dat laatste criterium vraagt om enige technische uitleg : 1) het betreft de 12 maanden die aan het ontslag voorafgaan.Het ontslag dient hier ook te worden begrepen in zijn meest courante betekenis (zie punt 1 hierboven). 2) het betreft 12 kalendermaanden.Wanneer het ontslag plaatsheeft tijdens de eerste maand van een kwartaal vallen de 12 maanden samen met de vier voorgaande kwartalen. Als het ontslag plaatsheeft in de tweede of derde maand van een kwartaal, dan worden de 12 maanden verdeeld over vijf kwartalen. Wij raden evenwel aan de berekening te maken over de vier voorafgaande kwartalen, wat het gemakkelijkste is.
Slechts in grensgevallen zou men eventueel de eerste of tweede maand van het betrokken kwartaal in aanmerking moeten nemen. 3) volgende formule dient gebruikt : Y = W/z + w Y = werkloosheidsgraad. z = totaal van de aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid gemelde dagen voor de vier voorafgaande kwartalen onder kolommen 9 a) van lijst A (arbeiders). w = totaal van de aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid gemelde dagen voor de vier voorafgaande kwartalen onder kolom 10 b), code 21 (deeltijdse werkloosheid) van lijst A (arbeiders).
Voorbeeld : een werkgever die ongeveer 120 arbeiders tewerkstelt wordt sinds vele maanden reeds geconfronteerd met een zeer hoge werkloosheidsgraad en zou in april 1993 willen nagaan of zijn firma onder het criterium "20 pct. deeltijdse werkloosheid" valt.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Y = W/z + w Y = 9 600 x 100/14 400 + 9 600 = 40 pct.
Overleg : In de textielindustrie bestaat sedert lang een overlegtraditie, meer bepaald in geval van omvangrijke ontslagen. Deze traditie wordt bevestigd in de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst. Dit overleg mag niet worden gezien als een eenvoudige formaliteit want zijn doel is een consensus tussen de partijen te bereiken, wat betekent dat elke partij het overleg te goeder trouw moet aangaan teneinde het specifiek probleem dat zich stelt op te lossen.
Als een werkgever vaststelt dat hij aan een of meer van bovenvermelde criteria voldoet en als de noodzaak zich voordoet arbeiders te ontslaan, dient hij volgende procedure te volgen : - de zaak voor overleg voorleggen aan de ondernemingsraad en/of aan de syndicale afvaardiging volgens wat gebruikelijk is in de onderneming; - de zaak voor overleg voorleggen aan de gewestelijke sociale directie en aan de vakbonden; - tijdens dit overleg moet de nodige informatie worden verstrekt zodat de betrokken partijen zich een oordeel kunnen vormen over de juistheid van het aangehaalde motief; - het overleg zelf betreft de motivering, de omstandigheden, het aantal, de planning, en de modaliteiten van de voorziene ontslagen; - het overleg dient zodanig gevoerd dat het beoogt een consensus te bereiken tussen de partijen; - ingeval er geen consensus wordt bereikt moet men zich houden aan de verzoeningsprocedure; - na voltooiing van dit overleg, en eventueel van de verzoeningsprocedure, mag de werkgever rechtens overgaan tot het voorzien ontslag. c) Ontslag bij hoge werkloosheid na overleg In geval van hoge werkloosheid in de onderneming of afdeling van een onderneming die niet de voornoemde 20 pct.bereikt, kan overleg plaatshebben op het vlak van de onderneming, overleg dat eventueel kan uitmonden op een verzoening om een afwijking te bekomen op het verbod op ontslag. d) Door een ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomst De ondernemingen die in herstructurering zijn en/of ondernemingen die in moeilijkheden verkeren, zonder daarom in een van de drie categorieën vermeld onder b) en c) hierboven te vallen, worden ontslagen van het verbod op ontslag wanneer een overeenkomst terzake wordt gesloten met de gewestelijke vakbonden.Als dat niet lukt kan de meest gerede partij de zaak voor het verzoeningscomité brengen en, mits het akkoord van de leden van ht verzoeningscomité, kan deze onderneming geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van het verbod op ontslag.
Wanneer de werkgever dient over te gaan tot ontslagen of tot overleg met de syndicale organisaties, zal hij ervoor zorgen zich te verzekeren van de medewerking van de "Fédération patronale textile de Verviers" om dit overleg in de geest en volgens de regels van de collectieve arbeidsovereenkomst te laten verlopen. 3. Niet-naleving van de tewerkstellingsverplichting Als een vakbond meent dat de tewerkstellingsverplichting waarvan sprake in § 1 niet nagekomen wordt omdat ofwel het principe van het verbod op ontslag, ofwel de overlegprocedure of de verplichting tot afsluiten van een ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomst niet werden gerespecteerd, kan hij zich wenden tot de voorzitter van het paritair comité en hem vragen een onderzoek te starten.Als deze vaststelt dat de werkgever ontslagen heeft in strijd met de bepalingen van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, heeft de ontslagen werknemer recht op een forfaitaire vergoeding van 100.000 F (onderworpen aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid). Dergelijke bijzondere vergoeding werd inderdaad niet ingesteld met de bedoeling dat de werkgever de menselijke, sociale, technische en procedurele kant van het probleem van het ontslag zou verwaarlozen en dat hij er zich zou van af maken met het betalen van 100 000 F. Dergelijke houding zou tegen de geest van de collectieve arbeidsovereenkomst indruisen en een inbreuk betekenen op de aangegane verbintenissen, meer bepaald die betreffende het behoud van de sociale vrede (addendum collectieve arbeidsovereenkomst 89-90, artikel 8). § 2. Vervanging van bruggepensioneerden Elke arbeider die door zijn werkgever op brugpensioen gesteld wordt moet worden vervangen. In de tijd waarin de conventionele regels betreffende de vervanging werden opgesteld was de textielindustrie als nationale sector vrijgesteld van de wettelijke regels. Sedert het koninklijk besluit van 1990 moet ook de textielindustrie de wettelijke regels nakomen, maar de conventionele regels werden niet afgeschaft.
De werkgevers van de textielnijverheid worden dus tegelijkertijd geconfronteerd met de wettelijke regels en met de conventionele regels.
Het commentaar betreffende de combinatie van deze twee regels maakt het voorwerp uit van een tiental pagina's in onze gids over het brugpensioen in de textielnijverheid. Wij gaan dit commentaar niet herhalen en verwijzen dan ook naar betreffend hoofdstuk van de gids. § 3. Vervanging van de andere ontslagen werknemers 1. Principe Wanneer de werkgever een arbeider of arbeidster ontslaat om een andere reden dan brugpensioen of economische of technische redenen (bijvoorbeeld om dwingende reden, om persoonlijke redenen), moet hij deze arbeider of arbeidster vervangen. Indien het integendeel niet gaat om een ontslag door de werkgever maar om een ontslag dat uitgaat van de werknemer moet er geen vervanging gebeuren. Er dient evenmin vervangen te worden wanneer het contract van bepaalde duur ten einde loopt op de afgesproken datum : het gaat dan inderdaad niet om een ontslag, zoals hierboven uitgelegd. Indien het contract van bepaalde duur voortijdig verbroken wordt door de werkgever is er wel sprake van ontslag en bestaat er vervangingsplicht voor de rest van de contracttermijn. 2. Vervangingstermijn. De termijn waarbinnen men de vervanging moet doorvoeren is drie maanden vanaf de dag waarop de ontslagen arbeider de onderneming heeft verlaten.
Indien de arbeider ontslagen wordt met inachtneming van een opzeggingstermijn, moet hij worden vervangen binnen drie maanden die volgen op het einde van die opzeggingstermijn. Indien het ontslag plaatshad zonder vooropzegging maar met betaling van een opzeggingsvergoeding (of zonder vergoeding wanneer het om een dwingende reden gaat), moeten de drie maanden geteld worden vanaf het ogenblik van de verbreking van het contract en dus niet vanaf het einde van de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode.
De termijn van drie maanden is een terminus ad quem, zodat de werkgever niet hoeft te wachten op het einde van die termijn om de ontslagen werknemers te vervangen.
Kan de vervanging gebeuren vóór het ontslag of vóór het moment waarop de arbeider het bedrijf verlaat ? Dat is in principe niet verboden.
Men kan zich inderdaad voorstellen dat de werkgever die een geschoolde werknemer ontslaat wegens persoonlijke redenen met een vooropzegging van 8 weken, de nieuwe werknemer wil vormen nog vóór het einde van die termijn en deze dus voor het ontslag, of bij het begin van de opzeggingstermijn, of nog in de loop van die termijn wil aannemen.
Bij vervanging vóór het einde van het arbeidscontract van de ontslagen arbeider moet elk geval apart bekeken worden. Zo kan men niet beweren dat een indienstneming op 1 april 1993 als vervanging geldt van een arbeider die om dwingende redenen ontslagen wordt op 27 april 1993.
Uiteraard gebeurde deze indienstneming niet ter vervanging van een ontslag dat op het moment van de indienstneming nog niet gekend was.
Teneinde betwistingen in geval van vervanging voor het einde van het arbeidscontract te vermijden, wordt ten stelligste aanbevolen schriftelijk de naam van de te vervangen persoon te akteren op het ogenblik van de indienstname van de vervanger. 3. Door wie vervangen Deze vervanging moet niet noodzakelijk plaatshebben in dezelfde functie, noch in hetzelfde departement, maar moet een gelijkwaardige betrekking zijn : dat wil zeggen dat deze vervangende betrekking een zelfde aantal uren en een zelfde duur moet inhouden als die van de vervangen werknemer.De vervanger hoeft geen werkloze te zijn. Het is evenwel niet toegelaten een arbeider te vervangen door een bediende. 4. Afwijking van de vervangingsplicht Wanneer de arbeiders of arbeidsters ontslagen worden om economische of technische redenen of omwille van brugpensioen hangen die situaties meestal samen met een probleem van personeelsbezetting, herstructurering, afvloeiing, enz... De collectieve arbeidsovereenkomst voorziet voor dergelijke omstandigheden in afwijkingen van de tewerkstellingsverplichting zoals hierboven uitgelegd.
Wanneer daarentegen een individuele arbeider of arbeidster wordt ontslagen om persoonlijke redenen verwijdert men een werknemer die een arbeidsplaats bezet die normaal opnieuw moet bezet worden. De noodzaak om afwijkingen op die tewerkstellingsverplichting toe te staan bestaat hier dus niet in dezelfde mate als voor de beide andere tewerkstellingsverplichtingen. Daarom worden de verschillende criteria tot afwijking van vervanging in geval van een ontslag om persoonlijke redenen niet weerhouden.
Indien er evenwel redenen waren om een dergelijke ontslagen werknemer niet te vervangen voorziet de collectieve arbeidsovereenkomst niettemin een veiligheidsklep, namelijk de sluiting van een overeenkomst met de gewestelijke patroons- en vakbondsorganisaties en eventueel de vraag om een verzoening aan het paritair comité.
De uitzondering op de vervangingsverplichting bij bedrijfssluiting blijft in dat geval uiteraard gelden. § 4. Informatie betreffende de toepassing van de tewerkstellingsverplichtingen.
Zoals gezegd is de controle op de uitvoering van de tewerkstellingsverplichtingen door de controleorganismen, via de verplichting de verklaringen voor de R.S.Z. in te vullen en eventueel via de controle van het Tewerkstellingsfonds sedert 1989 opgeheven.
Overeenkomstig het interprofessioneel akkoord en wat hierover werd gezegd tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor de programmawet die de controles opheft, moet de werkgever niettemin informatie blijven verstrekken over de toepassing van de tewerkstellingsverplichtingen.
Dergelijke informatieplicht werd eveneens opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst voor de textiel die verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van de Nationale Arbeidsraad.
Krachtens collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 moet de bedrijfsleider, ter gelegenheid van de jaarlijkse informatie aan de ondernemingsraad betreffende de tewerkstelling in de onderneming, gegevens verschaffen omtrent de tewerkstellingsstructuur en haar evolutie en vooruitzichten. Bovendien moet de bedrijfsleider, bij de kwartaalinformatie, inlichtingen verstrekken over de graad van verwezenlijking van de aangekondigde jaarlijkse vooruitzichten, over de redenen van een eventuele niet-verwezenlijking en over de wijzigingen van de vooruitzichten. In het raam van deze kwartaal- en jaarlijkse informatie moet de werkgever eveneens inlichtingen verschaffen over de toepassing van de tewerkstellingsverplichting, over de redenen en de inhoud van de afwijkingen op deze verplichtingen en ook over de vooruitzichten terzake. Als het niet hoeft moet er niet noodzakelijk elk kwartaal informatie verschaft worden over de tewerkstellingsverplichting; men kan zelfs volstaan met een informatie per jaar, vóór 1 december van het betreffende jaar.
Bij ontstentenis van een ondernemingsraad moet deze informatie verschaft worden aan de syndicale afvaardiging. Voor de ondernemingen waar geen enkel overlegorgaan werkt kan deze materie behandeld worden door het gewestelijke contactcomité waarvan verder sprake.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET