gepubliceerd op 08 december 2015
Koninklijk besluit betreffende het voeren van een eenmalig impulsbeleid rond pilootprojecten voor beheersing van gewelddadige radicalisering en de strijd tegen het radicalisme, tweede ronde
2 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende het voeren van een eenmalig impulsbeleid rond pilootprojecten voor beheersing van gewelddadige radicalisering en de strijd tegen het radicalisme, tweede ronde
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 maart 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/03/1994 pub. 07/02/2012 numac 2012000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen type wet prom. 30/03/1994 pub. 27/01/2015 numac 2015000029 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen sluiten houdende sociale bepalingen, inzonderheid artikel 69, eerste lid, 3°, tweede streepje gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994, 25 mei 1999 en 22 december 2003;
Gelet op de omzendbrief van 21 augustus 2015 van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie betreffende de informatieuitwisseling rond en de opvolging van de foreign terrorist fighters afkomstig uit België;
Gelet op het Koninklijk besluit betreffende het voeren van een eenmalig impulsbeleid rond pilootprojecten voor beheersing van gewelddadige radicalisering en de strijd tegen het radicalisme van 9 november 2015;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 30 oktober 2015;
Gelet op het akkoord van de Minister van Budget van 18 november 2015;
Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse zaken en het advies van Onze Ministers die hierover in de Raad beraadslaagd hebben, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit moet worden verstaan onder : 1° gewelddadige radicalisering : gewelddadige radicalisering is een proces waardoor een individu of een groep dusdanig beïnvloed wordt dat het individu of de groep in kwestie mentaal bereid is om extremistische daden te plegen, gaande tot gewelddadige of zelfs terroristische handelingen.Het adjectief "gewelddadig" wordt hierbij gebruikt om een duidelijk onderscheid te maken tussen enerzijds niet strafbare denkbeelden en de uiting hiervan en anderzijds de misdrijven of handelingen die een gevaar zijn voor de openbare veiligheid die gepleegd worden om deze denkbeelden te realiseren of de intentie tot het plegen van deze misdrijven of handelingen. 2° disengagement en deradicalisering : met de eerste term wordt gerefereerd naar een gedragsverandering waarbij men de groep verlaat of zijn positie binnen de groep aanpast.Dit gaat niet altijd gepaard met een verandering van iemands waarden en normen. Deradicalisering verwijst naar het cognitieve aspect waarbij er een fundamentele wijziging in het gedachtegoed van het individu plaatsvindt.
Disengagement zonder deradicalisering kan eerder beschouwd worden als regel dan uitzondering. 3° protocolakkoord : convenant afgesloten tussen de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken enerzijds en een gemeente anderzijds waarbij een eenmalige financiële toelage toegekend wordt ter ondersteuning van de strijd tegen gewelddadige radicalisering.4° integrale aanpak : de gemeente is de voornaamste partner bij het opmaken van een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid.De geïntegreerde aanpak veronderstelt de oprichting van zowel openbare als private partnerschappen met bijvoorbeeld verschillende gemeentelijke diensten, politie, justitie, enz. De integrale aanpak streeft ernaar een bijzondere aandacht toe te kennen aan preventie, repressie maar ook aan de nazorg van de daders en slachtoffers.
Art. 2.De Minister van Veiligheid en Binnenlandse zaken richt door middel van een officieel schrijven een oproep aan de volgende steden en gemeenten : Genk, Kortrijk, Charleroi, Sint-Gillis, en Menen. Deze steden/gemeenten worden in toenemende mate geconfronteerd met de problematiek van het fenomeen radicalisering. De mate van verstedelijking, of de nabijheid van een verstedelijkte omgeving, en in sommige gevallen de nabijheid van een bestuurlijke grens (landsgrens in dit concreet geval), spelen tevens mee als motivatie van de keuze van de steden.
Dit initiatief dient gezien te worden in relatie tot een eerdere oproep aan tien steden en gemeenten, zoals bepaald in het Koninklijk Besluit betreffende het voeren van een impulsbeleid rond pilootprojecten voor beheersing van gewelddadige radicalisering en de strijd tegen het radicalisme van 9 november 2015.
Art. 3.Enkel de steden en gemeenten die via een schrijven hun interesse kenbaar maken, kunnen in aanmerking komen voor een protocolakkoord. Dit schrijven dient de FOD Binnenlandse Zaken te bereiken voor 25 december 2015. Daaropvolgend dienen de deelnemende steden en gemeenten een dossier in te dienen voor 18 januari 2016, en dit conform de voorwaarden en modaliteiten waarnaar verwezen in artikel 4, om ontvankelijk te kunnen verklaard worden.
Art. 4.Elk dossier dient de volgende elementen te behandelen (maximum tien pagina's) : -Een beschrijving van de huidige en toekomstige activiteiten en initiatieven m.b.t. desbetreffende materie. - De eventueel reeds bewezen en momenteel aanwezige expertise in desbetreffende materie. - De mate van bovenlokale samenwerking binnenin de huidige en toekomstige activiteiten m.b.t. desbetreffende materie. In het bijzonder de uitbouw van bovenlokale samenwerking en deling van informatie en kennis, en dit gedragen door de ambtenaren die specifiek met deze taak belast zijn. De mate waarin deze ambtenaren dit bovenlokale aspect zodanig invulling geven, dat zij kunnen beschouwd worden als specifiek ambtenaar m.b.t. desbetreffende materie voor niet alleen de eigen stad of gemeente, maar eveneens voor de omringende steden of gemeenten die geen eigen specifiek aangestelde ambtenaar hiervoor hebben. De mate van uitbouw van een Lokale Task Force (LTF) waarbij expertise wordt geclusterd doorheen een netwerk van naburige steden en/of gemeenten. - De mate waarin relevante projecten proactief worden uitgedragen naar andere steden en gemeenten, ongeacht de mate waarin deze steden en gemeenten worden geconfronteerd met de problematiek, ongeacht de geografische ligging van deze steden en gemeenten. - Een budgetraming voor de duur van één jaar voor alle relevante projecten met daarin zowel de materiële kosten als geleverde prestaties. - De oprichting van een lokale integrale veiligheidscel (LIVC) waar de informatieuitwisseling tussen de sociale en preventiediensten, de LTF en de bestuurlijke autoriteiten plaatsvindt. En dit conform de omzendbrief van 21 augustus 2015 betreffende de informatieuitwisseling rond en de opvolging van de foreign terrorist fighters afkomstig uit België.
Art. 5.Alle steden en gemeenten die een protocolakkoord afsluiten dienen viermaandelijks samen te komen. Dit overleg wordt reeds in het kader van Koninklijk Besluit betreffende het voeren van een impulsbeleid rond pilootprojecten voor beheersing van gewelddadige radicalisering en de strijd tegen het radicalisme van 9 november 2015 gefaciliteerd door de FOD Binnenlandse Zaken. De inhoud van deze samenkomsten wordt volledig gedragen door de steden en gemeenten, en is gericht op overleg, uitwisselen van praktijkervaring, etc. Het secretariaat ter ondersteuning van deze bijeenkomsten wordt gedragen door FOD Binnenlandse Zaken, evenals het logistieke aspect van deze samenkomsten.
Art. 6.De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken kent aan elke stad of gemeente die voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2 én in artikel 4 een financiële toelage toe. Deze toelage wordt aan de stad of gemeente in volledigheid overgemaakt bij aanvang van het protocolakkoord.
Het betreft, zoals reeds in artikel 1 gesteld, dan ook een eenmalige toelage, en dit in het kader van een bestedingsplan van één jaar conform de budgetraming ingediend door de stad of gemeente zoals aangegeven in artikel 4.
De selectie van de steden/gemeenten is gebaseerd op de meest recente gegevens over de Syriëproblematiek van het OCAD. De selectie is dan ook gebaseerd op de steden en gemeente met grootste concentratie van verschillende categorieën Foreign Fighters.
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken kent aan elke stad of gemeente een bedrag toe rekening houdende met een aantal parameters, met name het aantal teruggekeerde foreign terrorist fighters, de bestaande expertise en goede parktijken, en de stedelijke en geografische context.
De bedragen worden als volgt verdeeld : Genk 100.000, Kortrijk 100.000 , Charleroi 100.000 , St-Gillis 75.000 , en Menen 50.000 .
Art. 7.De financiële toelage kan zowel aangewend worden voor de financiering van materiële kosten als voor geleverde prestaties in het kader van de preventie van gewelddadige radicalisering. Het betreft echter een éénmalige bijdrage die niet bestemd is voor terugkerende personeelsuitgaven.
Art. 8.De gemeente moet alle uitgaven gekoppeld aan de uitvoering van het protocolakkoord bundelen in een financieel dossier dat ten allen tijde door de FOD Binnenlandse Zaken kan worden opgevraagd.
Bij niet-uitvoering van de bepalingen en/of wanneer de doelstellingen van het afgesloten protocolakkoord tussen de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de stad of gemeente niet bereikt zijn, dient de verleende financiële hulp volledig of gedeeltelijk te worden teruggestort. Het budget dat op het einde van deze overeenkomst niet is ingezet, wordt van rechtswege ingevorderd door de FOD Binnenlandse Zaken.
Art. 9.De FOD Binnenlandse Zaken duidt een federale coördinator/evaluator aan voor een periode van één jaar. Deze dient toe te zien op de uitvoering van de doelstellingen en de criteria voor het bereiken van de doelstellingen zoals vastgelegd in het afgesloten protocolakkoord tussen de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de stad of gemeente, alsook het respecteren van de doelstellingen conform het in artikel 4 ingediende dossier.
Art. 10.De federale coördinator/evaluator kan op vraag van de stad of gemeente, of op eigen initiatief, op de activiteiten toezien die uitvoering geven aan de afgesloten protocolakkoorden. Deze bezoeken hebben tot doel de begunstigde stad of gemeente maximaal te ondersteunen in het opstarten, uitvoeren en evalueren van hun activiteiten.
De in artikel 5 gestipuleerde viermaandelijkse bijeenkomsten zullen eveneens dienen als evaluatiemoment voor elke stad of gemeente met een protocolakkoord. Daaraan gekoppeld dient een evaluatierapport opgesteld te worden door de stad of gemeente zelf, gebaseerd op de in artikel 4 gestipuleerde elementen, aangevuld met een evaluatie van het protocolakkoord, en dit bij wijze van voortgangsrapportage.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12.Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 december 2015.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON