gepubliceerd op 09 september 2004
Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van verordening nr. 2157/2001 van de raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van verordening (EG) nr. 2157/2001 van de raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen heeft tot doel in onze nationale wetgeving een nieuw soort handelsvennootschap in te voeren : de Europese vennootschap, zoals bepaald in de Europese verordening (EG) nr. 2157/2001, goedgekeurd op 8 oktober 2001 door de Ministerraad van de Europese Unie, met betrekking tot het statuut van de Europese vennootschap (SE).
Deze verordening is het resultaat van een lange ontwikkeling die meer dan 50 jaar geleden aanving.
Het doel van deze verordening wordt in de eerste overwegende als volgt geformuleerd : « De totstandbrenging van de interne markt en de verbetering van de economische en sociale toestand in de gehele Gemeenschap waartoe een en ander leidt, houdt niet slechts in dat de handelsbelemmeringen moeten worden opgeheven, doch ook dat er een op de dimensie van de Gemeenschap afgestemde herstructurering van de productiefactoren moet plaatsgrijpen. Het is daartoe onontbeerlijk dat de ondernemingen waarvan de activiteiten niet louter op de bevrediging van zuiver lokale behoeften zijn gericht, de reorganisatie van hun werkzaamheden op Gemeenschapsniveau kunnen uittekenen en uitvoeren. ».
Deze verordening past in het kader van de communautaire ontwikkeling die tot de totstandkoming van een eenheidsmarkt binnen de Europese Unie moet leiden. Ondanks de invoering van de eenheidsmarkt en het feit dat de ondernemingen steeds meer op pan-Europese basis optreden, zijn deze ondernemingen tegenwoordig gedwongen hun communautaire activiteiten uit te oefenen in een juridisch kader dat voornamelijk gebaseerd blijft op uiteenlopende nationale wetgevingen en dus niet meer overeenstemt met het economisch kader waarin zij zich zouden moeten ontwikkelen. De economische en juridische eenheid van de pan-Europese bedrijven moet in de mate van het mogelijke overeenstemmen.
De Europese vennootschap zal een uniek instrument zijn voor de structurele afstemming van samenwerkingsverbanden tussen Europese vennootschappen. Het is het eenvoudigste en goedkoopste middel om de samenwerking en de integratie van vennootschappen van verschillende lidstaten te organiseren.
Het statuut van Europese vennootschap zou ook de herstructureringen van ondernemingen moeten vergemakkelijken door grensoverschrijdende fusies van vennootschappen toe te laten, en verrichtingen van verplaatsing van de zetel binnen de communautaire ruimte. Voor beide verrichtingen, die voorzien zijn in het Verdrag van Rome, was er geen duidelijk juridisch kader ter verdediging van alle betrokken belangen.
De voordelen van deze Europese reglementering voor de verschillende betrokken milieus zijn niet alleen van juridische of psychologische aard. Zij zijn ook van financiële aard : de vervanging van verschillende nationale kaders door een enige juridische structuur zou nutteloze kosten moeten vermijden.
Hoewel de zesde overwegende van de verordening eraan herinnert dat de bepalingen van de verordening rechtstreeks van toepassing zijn in de interne rechtsorde van de lidstaten, dient te worden vastgesteld dat de tekst niet alle aangelegenheden in verband met de SE regelt, en vaak verwijst naar de wetgeving van de lidstaten om talrijke punten te regelen. De SE is zo een hybride vennootschap, het resultaat van een kruising tussen het Gemeenschapsrecht en het interne recht van de staat van de zetel van de SE. Teneinde symbolisch de eenheid scheppende accenten van de tekst met betrekking tot de Europese naamloze vennootschap te vertalen, heeft de Europese wetgever het nuttig geacht om gelukkig, over de grens van de diverse talen die in de schoot van de lidstaten worden gebruikt, te kunnen beschikken over een gemeenschappelijke benaming en een gemeenschappelijk logo die dit juridisch instrument identificeert. De keuze voor het Latijn werd derhalve weerhouden en de Europese vennootschap heet officieel « Societas Europaea ». Dit verklaart waarom het officiële logo van de Europese naamloze vennootschap in alle talen van de Europese Unie « SE » is.
Aangezien deze verordening in werking treedt op 8 oktober 2004, moeten er in het Belgisch recht wettelijke bepalingen voorzien worden die de oprichting toelaten van SE waarvan de statutaire zetel in België gelegen is.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd werd opgesteld door een werkgroep die opgericht werd op initiatief van de Minister van Justitie. Deze werkgroep, « Commissie Anne Benoît-Moury » genaamd, ter nagedachtenis aan één van zijn belangrijkste initiatiefnemers, was samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende academische milieus en practici van het vennootschapsrecht.
De leden van deze commissie, onder het voorzitterschap van Pierre NICAISE, waren : Herman BRAECKMANS, Olivier CAPRASSE, Michel COIPEL, Christine DARVILLE, Anne-Catherine EYBEN, Audrey FAYT, Koen GEENS, Hilde JACOBS, Jean-Louis JEGHERS, Guy KEUTGEN, Philippe LAMBRECHT, Patrick LECLERCQ, Paul MASELIS, Hilde PELGROMS, Chantal PLUGERS, Gilberte RAUCQ, Jan VAN BAEL, Pierre VAN OMMESLAGHE, Filip WUYTS, Eddy WYMEERSCH. De voornaamste kenmerken van deze tekst zijn de volgende. 1° Aangezien er in de verordening vaak verwezen wordt naar de interne wetgeving inzake de naamloze vennootschappen (NV) werd het noodzakelijk geacht de bijzondere nationale bepalingen voor de SE in het Wetboek van vennootschappen in te voegen.In de mate dat er dus niet bij verordening of in het Wetboek van vennootschappen van afgeweken wordt, zijn alle gemeenschappelijke bepalingen ervan, alsook deze inzake de NV van toepassing op de SE. 2° Voor de invoeging in het Wetboek van vennootschappen werd in de mate van het mogelijke de structuur van het Wetboek gevolgd.3° Aangezien het Belgisch recht geen dualistisch stelsel voor het bestuur van de NV kent, bestond een belangrijk deel van het werk erin gepaste regels te bepalen voor de SE die gebruik zouden maken van deze keuze, die in de verordening bepaald wordt.In dat opzicht is de tekst geïnspireerd op en bijgewerkt op basis van ontwerp 387 van 5 december 1979 tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. 4° Bovendien wordt er meermaals in de verordening bepaald dat de lidstaten tussen verschillende oplossingen mogen kiezen die in de verordening bepaald worden.In de uitoefening van deze keuzes beoogt de tekst enerzijds de perceptie van het Belgisch rechtsstelsel te bevorderen als een concurrentieel en aantrekkelijk stelsel voor buitenlandse investeerders en anderzijds meer soepelheid te verlenen aan de Europese vennootschap, met name door de vrijheid te laten bepaalde keuzes in de statuten te regelen. Het wettelijk kader strekt dus ertoe eenvoudig en voordelig, maar ook duidelijk te zijn. 5° Meermaals wordt er in de verordening aan de lidstaten de keuze gelaten om hetzij onafhankelijke deskundigen, hetzij bevoegde instanties aan te stellen in het kader van bijzondere opdrachten.Deze keuzes werden gemaakt met naleving van de tradities van ons rechtsstelsel en met het oog op samenhang met de bepalingen van de derde en zesde Europese richtlijn inzake fusies en splitsingen van vennootschappen.
De gebruikte legistieke techniek vloeit voort uit de verordening en uit de hiërarchie van normen. Hieruit volgt dat deze tekst moet worden gelezen in samenhang met de verordening en met het Wetboek van vennootschappen.
In zijn advies van 16 juni 2004 heeft de Raad van State bezwaren geopperd tegen het feit dat talrijke artikelen van dit ontwerp de bepalingen overnemen van de Verordening (EG) Nr. 2157/2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE), motiverend dat elke opname of integratie in het nationaal recht van elke lidstaat afzonderlijk, in welke vorm ook, van een bepaling van een Europese verordening is verboden, aangezien zulks de onmiddellijke, gelijktijdige en uniforme toepassing in de Gemeenschap kan belemmeren en de communautaire aard ervan kan verhullen.
De Regering onderschrijft weliswaar de overwegingen van de Raad van State op dat punt, maar is van mening dat het principe dat in de voorgaande paragraaf in herhaling werd gebracht op redelijke wijze moet worden toegepast en ten opzichte van de aangehaalde doelstellingen. De weergave van een bepaling van een verordening in het nationale recht kan gerechtvaardigd zijn, indien die weergave de verduidelijking ervan tot doel heeft of het vergemakkelijken van de toepassing ervan, in het bijzonder indien, zoals in dit geval, de verordening op veel punten onvolledig is, op zich alleen niet volstaat, en moet worden verbonden met de nationale complementaire bepalingen en met het regime van gemeen recht van de Belgische naamloze vennootschappen.
Gezien de voornoemde bezwaren, werden de volgende bepalingen geschrapt uit het ontwerp dat aan de Hoge Vergadering wordt voorgelegd : artikel 875, eerste en tweede lid, eerste zin, de twee eerste leden van artikel 876, de artikelen 877, 891, 897, 899, 900, het eerste lid van artikel 915, evenals de artikelen 919, 928, 931 en de eerste paragraaf van artikel 937. De nummering werd overeenkomstig gewijzigd.
De artikelen 880, 892, 903, eerste lid, 905, § 1, eerste zin, 908, eerste lid en 937, tweede lid werden daarentegen in het ontwerp behouden.
Voor wat artikel 880 en die welke er ermee verwant zijn (verrichtingen van oprichting van de SE via fusie, oprichting via holding, oprichting via omvorming, overbrenging van de zetel van de SE) betreft, is het inderdaad zo dat de Verordening in artikel 20,1, ervan het volgende stelt : « de leidinggevende of de bestuursorganen van de fuserende vennootschappen stellen een fusievoorstel op ». De regering acht het evenwel noodzakelijk om in een wettelijke bepaling te preciseren dat het fusieproject - evenals alle andere door de Verordening voorziene projecten - opgesteld wordt door de raad van bestuur. Bij ontstentenis hiervan, en rekening houdend met de formulering van artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen, zou een dergelijke handeling kunnen worden overgedragen aan het directiecomité. Rekening houdend met het belang van deze projecten voor de aandeelhouders van de anonieme vennootschappen, is de regering van mening dat het instellen ervan tot de exclusieve bevoegdheid van de raad van bestuur moet blijven behoren.
De artikelen 903, eerste lid en 905, § 1, eerste lid, worden eveneens behouden, want het is aangewezen om in het positief Belgisch recht de organen van de SE te identificeren, voor het geval dat die gekozen heeft voor ofwel het monistisch, ofwel voor het dualistisch systeem.
Voor wat artikel 908, in ontwerp, betreft van het Wetboek van Vennootschappen, is de regering van mening dat deze bepaling om redenen van rechtszekerheid moet behouden blijven in het ontwerp.
Artikel 39 van de Verordening stipuleert weliswaar dat het leidinggevend orgaan verantwoordelijk is voor het bestuur van de SE, maar de Verordening definieert niet wat men moet verstaan onder bestuur, zowel in algemene betekenis als in die van het Belgisch vennootschapsrecht. Aangezien er momenteel geen echt dualistisch systeem bestaat in het positief Belgisch recht, is het belangrijk dat men de draagwijdte van de bevoegdheid van het leidinggevend orgaan preciseert.
Bovendien moet worden onderstreept dat artikel 39,5, aan de lidstaat die het dualistisch systeem niet kent, toelaat passende maatregelen met betrekking tot de SE te nemen. Deze bepaling geeft ontegenzeglijk aan de betrokken lidstaat een beoordelingsbevoegdheid omtrent de bepalingen die hij wenst te aanvaarden op het vlak van het dualistisch systeem, teneinde terzake alle wenselijke rechtszekerheid vast te leggen.
Tot slot werd artikel 2 van het ontwerp geschrapt. Deze bepaling voorziet dat de SE onderworpen is aan de hiërarchie van de normen voorzien door artikel 877, in ontwerp, van het Wetboek van Vennootschappen. Deze bepaling is nutteloos, want ze neemt alleen een norm van de Verordening over. Artikel 877 is bovendien zelf geschrapt.
De Raad van State was eveneens van mening dat het enerzijds niet passend is dat het ontwerp in de bepalingen betreffende de vennootschappen naar nationaal recht te preciseren dat ze eveneens van toepassing zijn op de Europese vennootschap, en dat het anderzijds evenmin nodig is om in nieuwe bepalingen regels van het Wetboek van Vennootschappen over te nemen die reeds van rechtswege van toepassing zijn op de Europese vennootschappen krachtens artikel 10 van de Verordening.
De Regering onderstreept dat inderdaad uit de voorschriften van artikel 9 van de verordening over het statuut van de Europese Vennootschap blijkt dat het gemeen recht van de naamloze vennootschap subsidiair van toepassing is op de Europese vennootschap, maar vestigt er de aandacht op dat er gekozen werd om de Europese vennootschap te aanschouwen als een vennootschapsvorm die verschillend is van de Belgische naamloze vennootschap.
Aangezien de SE individueel geïdentificeerd wordt in artikel 2 van het Wetboek van Vennootschappen, dwingt de structuur van het Wetboek van Vennootschappen ertoe dat de SE speciaal beoogd wordt in zekere bepalingen van het voornoemde Wetboek.
Een vergelijking met het geval van de commanditaire vennootschappen op aandelen laat toe om deze vraag te verduidelijken en om de werkwijze te rechtvaardigen. Artikel 657 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalt : « De bepalingen betreffende de naamloze vennootschappen zijn mede van toepassing op de commanditaire vennootschappen op aandelen, behoudens de in dit boek voorkomende wijzigingen of deze die volgen uit boek XII ».
Welnu, de commanditaire vennootschap op aandelen wordt wel degelijk individueel beoogd in de bepalingen (onder meer in de artikelen 66 en 113), in toepassing van het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp, door het vermelden van de SE. Men moet een onderscheid maken tussen de regels van het Wetboek van Vennootschappen die afkomstig zijn uit de bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor de rechtspersonen geregeld door het Wetboek, en die welke eigen zijn aan de naamloze vennootschappen.
Wegens de structuur van het Wetboek van Vennootschappen lijkt het gerechtvaardigd te zijn dat men stipuleert dat de SE in voorkomend geval zal onderworpen zijn aan de regels van het eerste deel. Het is daarentegen in principe voor niets nodig om te vermelden dat de bepalingen die eigen zijn aan de naamloze vennootschappen van toepassing zijn op de SE. De Regering is verder van mening dat het overnemen van de regels die eigen zijn aan de naamloze vennootschap - of meer precies die gelijkaardig zijn - in het Boek met betrekking tot de SE gerechtvaardigd is, wanneer het gaat over het bepalen van de werking van organen die onbekend zijn in de nationale naamloze vennootschappen. Daarom is de Regering de mening toegedaan dat men zich niet moet schikken naar de opmerking van de Raad van State betreffende de artikelen 924 tot 927 van het ontwerp dat hem werd voorgelegd, en die betrekking hebben op de aansprakelijkheid van de leden van de organen, wanneer de SE in haar statuten opteerde voor het dualistische administratiestelsel van de vennootschap en dit in het bijzonder indien, zoals dat het geval is, de genoemde regels opgesteld zijn in functie van de bijzondere kenmerken van het dualistische stelsel (zie artikel 925 van het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp, dat voorziet dat het aanklagen vanwege de leden die geen deel hebben gehad aan de overtredingen bij de raad van toezicht moet gebeuren en niet op de algemene vergadering).
Men kan zelfs heel gewoon van oordeel zijn dat - onder meer - de artikelen 924 en 927 op geen enkele wijze een nodeloze herhaling zijn van de regels van het Wetboek van Vennootschappen op het vlak van de aansprakelijkheid van de beheerders : het Belgisch recht kent het dualistische stelsel niet en er bestaan bijgevolg geen regels op het gebied van de aansprakelijkheid van de organen die onder een dergelijk stelsel vallen.
Artikel 937, tweede lid, is eveneens behouden in het ontwerp, omdat het gaat over het uitvoeren van een mogelijkheid voorzien in artikel 59, 2, van de Verordening.
Tot slot onderstreept de Raad van State dat het de Koning niet toekomt om onder de dekmantel van de machtiging die Hem is verleend bij artikel 388 van de programmawet van 22 december 2003, een aangelegenheid te regelen waarop noch de voornoemde verordening betreffende het statuut van de Europese vennootschap, noch het Wetboek van Vennootschappen betrekking heeft. De Raad van State haalt hierover artikel 920 van het aan hem voorgelegde ontwerp aan betreffende de bezoldiging van de leden van de directieraad en van de raad van toezicht.
De Regering is daarentegen van mening dat deze bepaling wel degelijk een uitvoeringsmaatregel is met betrekking tot de verordening over de Europese vennootschap. Zoals hierna aangetoond, bedingt artikel 38,5 van de voornoemde verordening dat wanneer er in een lidstaat niet voorzien is in een dualistisch stelsel voor naamloze vennootschappen op zijn grondgebied, die lidstaat passende maatregelen met betrekking tot SE's kan vaststellen.
Het voornoemde artikel 38,5 verschaft op deze manier speelruimte aan de lidstaten voor de keuze van specifieke maatregelen voor de SE in geval van een dualistisch stelsel. De woorden « passende maatregelen » veronderstellen inderdaad onbetwistbaar een beoordelingsvrijheid in hoofde van de betrokken lidstaten.
Toelichting van de artikelen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan boek IV en VIII van het Wetboek van vennootschappen Artikel 1 Wijziging van artikel 2, §§ 2 en 4, van het Wetboek van vennootschappen.
Artikel 1, 3, van de Europese verordening voorziet dat de Europese vennootschap rechtspersoonlijkheid bezit.
De doelstellingen van het Wetboek van vennootschappen veronderstellen dat deze nieuwe vorm van vennootschap met rechtspersoonlijkheid opgesomd wordt in artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen tussen de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid.
Artikel 16, 1, van de Europese verordening bepaalt dat deze rechtspersoonlijkheid verkregen wordt met ingang van de inschrijving van de vennootschap.
Art. 2 In boek IV van het Wetboek van vennootschappen worden de bepalingen opgenomen die gemeenschappelijk zijn aan alle rechtspersonen geregeld in dit Wetboek. Rekening houdend met de specifieke regels die door de verordening bepaald worden voor de SE, moet in de hypothese voorzien worden van een afwijking van deze gemeenschappelijke bepalingen. Dit voorbehoud zal in de toekomst andere toepassingen kunnen vinden, met name bij de invoering van de Europese coöperatieve vennootschap.
Art. 3 Wijziging van artikel 61, § 2, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen.
Aangezien dit ontwerp een dualistisch stelsel invoert voor de SE, is het noodzakelijk artikel 61, § 2, aan deze mogelijkheid aan te passen.
Er werd een specifieke terminologie voor dit stelsel gekozen : het directie-orgaan wordt « directieraad » genoemd, en het toezichtsorgaan « raad van toezicht ». De persoon of personen die deel uitmaakt/uitmaken van deze raden worden « leden » genoemd.
Art. 4 Door toepassing van de hiërarchie van normen voorzien in de verordening zijn de regels die van toepassing zijn op de naamloze vennootschap in principe van toepassing op de SE. Daarom werd de vermelding « SE » ingevoegd telkens er in het Wetboek van vennootschappen buiten boek VIII sprake is van de naamloze vennootschap.
Art. 5 en 6 Aangezien er in dit ontwerp een dualistisch stelsel ingevoerd wordt voor de SE moeten de artikelen 69, eerste lid 1, 9° en 74, 2° aangepast worden aan deze mogelijkheid.
Art. 7 tot 9 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.
Art. 10 Dezelfde verantwoording als voor artikel 3.
Art. 11 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.
Art. 12 Dezelfde verantwoording als voor artikel 3.
Art. 13 en 14 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.
Art. 15 1° Dezelfde verantwoording als voor artikel 3;2° dezelfde verantwoording als voor artikel 4. Art. 16 Dezelfde verantwoording als voor artikel 3.
Art. 17 De Europese verordening laat niet toe de variante « vennootschap met een sociaal oogmerk » uit te breiden tot de SE. Art. 18 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.
Art. 19 Dezelfde verantwoording als voor de artikelen 3 en 4.
Art. 20 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.
Art. 21 en 22 Dezelfde verantwoording als voor de artikelen 3 en 4.
Art. 23 tot 28 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.
Art. 29 Dezelfde verantwoording als voor de artikelen 3 en 4.
Art. 30 Aangezien er in de verordening bijzondere regels worden bepaald voor de omzetting van een NV in een SE en van een SE in een NV, moet dit in artikel 774, eerste lid, benadrukt worden. Daarom moeten de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen inzake de omzetting van vennootschappen toegepast worden, behoudens in de mate dat zij niet verenigbaar zijn met de vereisten van de verordening.
Art. 31 In de Europese verordening wordt meermaals naar het nationaal recht verwezen. Bijgevolg leidde de logica van het concept van het Wetboek van vennootschappen tot de invoeging van een boek XV inzake de SE (artikelen 874 tot 949).
TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities Art. 874 Deze bepaling van legistieke aard vereist geen toelichting.
Art. 875 Artikel 875 behandelt de vereisten inzake kapitaal. Het preciseert in de eerste plaats dat, overeenkomstig de artikelen 1, 2, en 4, 2 van de Europese verordening, het kapitaal van de SE minstens 120.000 euro moet bedragen. De regering achtte het niet opportuun om, zoals de verordening dat toelaat, een hoger bedrag vast te leggen. Het kapitaal is verdeeld in aandelen, waarbij iedere aandeelhouder slechts gebonden is tot het bedrag van zijn inbreng in het kapitaal. Met het oog op duidelijkheid en coherentie ten opzichte van de principes die van toepassing zijn op het kapitaal van de NV, worden er in de ontwerptekst vereisten bepaald in verband met de volstorting door, bij toepassing van de normenhiërarchie, te verwijzen naar artikel 439. HOOFDSTUK II. - Zetel Art. 876 Dit artikel stemt overeen met artikel 7 van de Europese verordening waarin bepaald wordt dat de statutaire zetel van de SE en haar hoofdbestuur in dezelfde lidstaat gelegen moeten zijn. Uit soepelheid werd er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid, voorzien in voormeld artikel 7, om te vereisen dat de statutaire zetel van de SE en haar hoofdbestuur op dezelfde plaats gelegen zouden zijn. HOOFDSTUK III. - Rol van de werknemers Art. 877 Het lijkt noodzakelijk om een soepele en snelle aanpassing van de statuten van de SE aan de modaliteiten van de rol van de werknemers mogelijk te maken. Omwille van deze reden wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid bepaald in artikel 12, 4, tweede lid, van de Europese verordening.
TITEL II. - Oprichting HOOFDSTUK I. - Oprichting via fusie Afdeling I. - Inleidende bepaling
Art. 878 Dit artikel duidt de Minister van Economie aan als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 19 van de Europese verordening.
In overeenstemming met de principes van de Verordening, kan het verzetrecht door de Minister van Economie alleen worden uitgeoefend, indien de economische of strategische belangen van de Natie ernstig in gevaar zouden komen door het deelnemen van de betrokken vennootschap aan een SE via een fusie. Afdeling II. - Procedure
Art. 879 Aanpassing aan het dualistisch stelsel.
Art. 880 Voor de naamloze vennootschappen is enkel de neerlegging van het fusievoorstel vereist. De verordening bepaalt dat dit voorstel voor de SE bij uittreksel moet worden bekendgemaakt. Er wordt voor deze bekendmaking dus verwezen naar artikel 74.
Art. 881 De bevoegde gerechtelijke instantie om de onafhankelijke deskundigen aan te wijzen met toepassing van artikel 22 van de verordening is de voorzitter van de rechtbank van koophandel. Afdeling III. - Wettigheidscontrole
Art. 882 Artikel 25 van de Europese verordening verwijst naar het interne recht dat van toepassing is op fusies. Bijgevolg is de bevoegde instantie de notaris, overeenkomstig de artikelen 700 of 713.
Art. 883 In artikel 26 van de verordening wordt bepaald dat er een instantie moet worden aangeduid die bevoegd is voor het toezicht op de rechtmatigheid van het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op de verwezenlijking van de fusie en op de oprichting van de SE. Met het oog op de samenhang met het voorgaande artikel is deze instantie de notaris. Afdeling IV. - Inschrijving en openbaarmaking
Art. 884 In artikel 28 van de Europese verordening wordt bepaald dat voor elk van de fuserende vennootschappen, de voltooiing van de fusie openbaar moet worden gemaakt volgens de modaliteiten die door de wetten van iedere lidstaat worden voorzien, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG. In het Belgisch recht gebeurt deze fusie door overeenkomstige beslissingen van de algemene vergaderingen van de bestaande vennootschappen. Rekening houdend met het feit dat deze verrichtingen voor de SE op het grondgebied van meerdere lidstaten plaatshebben en vaak op verschillende data, vereist de wettigheidscontrole in België de vaststelling van de voltooiing van deze fusie te voorzien. Deze vaststelling is onderworpen aan de regels van het Belgisch recht inzake vormvereisten en openbaarmaking. HOOFDSTUK II. - Oprichting via holding Art. 885 Aanpassing aan het dualistisch stelsel.
Art. 886 Artikel 32, 3, van de verordening verplicht de openbaarmaking te voorzien van het voorstel tot oprichting.
Art. 887 In artikel 32, 4, van de verordening wordt bepaald dat het oprichtingsvoorstel opgemaakt door de directie- of bestuursorganen van de initiatiefnemende vennootschappen moet worden onderzocht door onafhankelijke deskundigen en het voorwerp moet uitmaken van een schriftelijk verslag ten behoeve van de aandeelhouders van de betrokken vennootschappen om hen in te lichten over de verschillende aspecten van de beslissing die zij zullen moeten nemen in de algemene vergadering.
Aangezien het de aanduiding betreft van deskundigen die het oprichtingsvoorstel van een holding-SE zullen moeten onderzoeken, wordt er in de verordening uitdrukkelijk verwezen naar de nationale bepalingen die aangenomen werden bij de omzetting van Richtlijn 78/855/EEG inzake de fusies van naamloze vennootschappen. In dit ontwerp wordt dus voorzien dat er een schriftelijk verslag opgemaakt wordt over het oprichtingsvoorstel in iedere vennootschap, hetzij door de commissaris, hetzij wanneer er geen commissaris is, door een bedrijfsrevisor of door een externe accountant.
Art. 888 Deze bepaling is een maatregel voor de toepassing van artikel 33, 3, van de Europese verordening waarin er een specifieke openbaarmaking wordt voorzien voor de vennootschappen die een oprichting via holding beogen.
Art. 889 Wanneer de holding-vennootschap in België opgericht is, wordt in artikel 33, 5, van de Europese verordening bepaald dat het bewijs moet worden geleverd van de vervulling van de oprichtingsformaliteiten, alsook van de inbreng van het minimumpercentage van effecten.
Inderdaad, in tegenstelling tot de fusieprocedure, volstaat de beslissing van de initiatiefnemende algemene vergaderingen niet om de holding op te richten. Eenmaal de oprichtingsakte overeenkomstig artikel 32 van de Europese verordening opgesteld is, beschikken de aandeelhouders of houders van deelbewijzen van de initiatiefnemende vennootschappen over een termijn van drie maanden tijdens dewelke zij aan de initiatiefnemende vennootschappen hun voornemen kunnen meedelen om hun aandelen of deelbewijzen in te brengen. Het zijn dus wel degelijk de aandeelhouders of houders van deelbewijzen die het laatste woord hebben : de stemming van de algemene vergadering verplicht hen niet hun effecten in te brengen in de holding-SE. De holding-SE zal slechts definitief opgericht zijn indien, binnen deze termijn van drie maanden, het minimumpercentage van effecten, vastgesteld overeenkomstig het oprichtingsvoorstel, in de nieuwe vennootschap ingebracht werd. HOOFDSTUK III. - Omzetting van een naamloze vennootschap in SE Art. 890 Gezien het Belgisch recht inzake de naamloze vennootschappen het dualistisch stelsel niet kent, kan het voorstel tot omzetting voorzien in artikel 37, 4, van de Europese verordening slechts door de raad van bestuur opgemaakt worden. Ditzelfde artikel van de verordening verhindert iedere delegatie dienaangaande.
Art. 891 Het betreft een toepassingsmaatregel van artikel 37, 5, van de Europese verordening.
Art. 892 In artikel 37, 6, van de Europese verordening wordt bepaald dat door onafhankelijke deskundigen moet worden vastgesteld dat de vennootschap over netto activa beschikt die minimaal overeenstemmen met haar kapitaal, vermeerderd met de reserves die krachtens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd.
Aangezien het de aanduiding betreft van deskundigen die dit attest zullen moeten afleveren, wordt er in de Europese verordening uitdrukkelijk verwezen naar de nationale bepalingen aangenomen bij de omzetting van artikel 10 van Richtlijn 78/855/EEG inzake de fusies van naamloze vennootschappen. In dit ontwerp wordt dus voorzien dat de onafhankelijke deskundige hetzij de commissaris van de betrokken vennootschap is, hetzij, wanneer er geen commissaris is, de bedrijfsrevisor of een externe accountant, aangesteld door de raad van bestuur.
Art. 893 Artikel 37, 7, van de Europese verordening heeft betrekking op de goedkeuring van het voorstel tot omzetting door de algemene vergadering. Er wordt bepaald dat het besluit van de algemene vergadering moet worden genomen binnen de voorwaarden voorzien in de nationale bepalingen aangenomen in toepassing van artikel 7 van Richtlijn 78/855/EEG, namelijk de regels inzake de aanwezigheid en de meerderheid op het vlak van fusies van naamloze vennootschappen (artikel 699). HOOFDSTUK IV. - Deelname aan een SE door een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de europese gemeenschap heeft Art. 894 In overweging 23 van de Europese verordening wordt benadrukt dat aan een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de Gemeenschap heeft moet worden toegestaan deel te nemen aan de oprichting van een SE op voorwaarde dat die vennootschap overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgericht, haar statutaire zetel in die lidstaat heeft en een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een lidstaat heeft, overeenkomstig de beginselen van het Algemeen Programma van 1962 voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging. Een dergelijk verband bestaat in het bijzonder indien een vennootschap een vestiging heeft in die lidstaat en van daaruit transacties verricht.
Hier worden duidelijk vennootschappen bedoeld die krachtens aanknopingsregels die eigen zijn aan de lidstaten van de statutaire zetel (of meer bepaald, die het zogenaamd criterium van de « incorporatie » toepassen, hetzij de plaats waar de oprichtingsformaliteiten vervuld werden om de lex societatis te bepalen, dit wil zeggen de wet die van toepassing is op de oprichting, de werking en de ontbinding van vennootschappen, alsook op de betrekkingen tussen de vennoten), worden geacht af te hangen van het recht van een lidstaat.
Niettegenstaande het dwingend karakter van voormelde overweging, wordt in artikel 2, 5, van de Verordening aan iedere lidstaat de beslissing overgelaten om de deelname van een dergelijke vennootschap aan de oprichting van een SE op haar grondgebied al dan niet toe te laten.
Er bestaan geen werkelijke redenen om aan voormelde vennootschappen te verbieden deel te nemen aan de oprichting van een SE waarvan de zetel op het Belgisch grondgebied zal zijn gelegen. Integendeel, deze vennootschappen beschouwen als Europese vennootschappen kan een economische opening voor België betekenen.
TITEL III. - Openbaarmakingsformaliteiten Art. 895 Dit artikel strekt ertoe te onderstrepen en te verduidelijken dat krachtens artikel 12 van de verordening, de inschrijving van de SE gebeurt in een register aangewezen bij de wetgeving van de betrokken lidstaat, zulks overeenkomstig artikel 3 van de richtlijn 68/151/EG. In het Belgische recht is bedoeld register het dossier van de vennootschap gehouden ter griffie van de rechtbank van koophandel, waarin alle stukken en uittreksels van stukken van de vennootschap worden neergelegd. Hoewel eigenlijk enkel het gemeenschapsrecht wordt toegepast, bleek deze verduidelijking nodig te zijn omdat de verkrijging van de rechtspersoonlijk door de SE volgens de verordening onderworpen is aan de inschrijving en krachtens het Belgische recht onderworpen is aan de neerlegging van de uittreksels van de oprichtingsakte in het dossier gehouden ter griffie van de rechtbank van koophandel. De in de verordening bedoelde inschrijving is niet nader erin omschreven en de inhoud van dat begrip is afhankelijk van de nationale oplossingen uitgewerkt op het tijdstip van de omzetting van de eerste richtlijn van de Raad inzake vennootschapsrecht. Voor het overige moet worden onderstreept dat de inschrijving slechts kan gebeuren na akkoord over de modaliteiten inzake de rol van de werknemers overeenkomstig richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 waarin het statuut van de Europese vennootschap aangevuld wordt wat de rol van de werknemers betreft.
TITEL IV. - Organen HOOFDSTUK I. - Bestuur Afdeling I. - Voorschriften die het monistisch
en het dualistisch stelsel gemeen hebben Art. 896 Door toepassing van artikel 47, 1, van de Europese verordening kan een rechtspersoon lid zijn van een van de bestuursorganen, op voorwaarde echter dat dit voorzien is in de statuten. In een dergelijk geval is artikel 61, § 2, van toepassing.
Art. 897 Deze tekst is een herformulering van artikel 526 van het Wetboek van vennootschappen inzake de overschrijding van het maatschappelijk doel door de vertegenwoordigende organen, om het uit te breiden tot het dualistisch stelsel. Afdeling II. - Monistisch stelsel
Art. 898 In tegenstelling tot het monistisch stelsel in het Belgisch recht, bepaalt artikel 43, 1, van de verordening slechts een delegatie in het dualistisch stelsel voor het dagelijks bestuur, hetgeen de delegatie aan een directiecomité uitsluit. Deze oplossing stemt overeen met de opzet van de verordening : de oprichting van een directiecomité toelaten zou het nuttig effect van de invoering van het dualistisch stelsel uitsluiten en een element van verwarring ten nadele van de vennoten en derden invoeren.
Art. 899 Artikel 43, 2, van de verordening laat toe dat de lidstaten een minimum- en/of maximumaantal leden bepalen. Met het oog op de harmonisering met de bestaande wetgeving voor de naamloze vennootschappen wordt er naar artikel 518, § 1, verwezen. Met toepassing van artikel 43, 2, tweede lid, kan er echter geen gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid om het aantal bestuurders te verminderen tot twee, wanneer de rol van de werknemers georganiseerd is overeenkomstig Richtlijn 2001/86/EG. Afdeling III. - Dualistisch stelsel
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen Art. 900 Deze algemene bepaling is een toepassing van artikel 38 van de Europese verordening. Het Belgisch recht kent geen dualistisch stelsel. Overeenkomstig de open keuze in artikel 39, 5, leek het noodzakelijk specifieke maatregelen te nemen voor de SE die het dualistisch stelsel zouden kiezen. Deze maatregelen zijn een aanvulling op de regels die in de verordening bepaald zijn. De duur van het mandaat, bijvoorbeeld, wordt bepaald in artikel 46 van de verordening en niet in deze tekst.
De SE kan bestuurd worden door twee afzonderlijke organen : de directieraad en de raad van toezicht.
De eerste paragraaf laat toe dat de directieraad, overeenkomstig artikel 39, 4, van de verordening, samengesteld is uit één enkel lid om op een soepele manier te beantwoorden aan de uiteenlopende noden van de praktijk.
Overeenkomstig de keuze bepaald in artikel 39, 1, van de verordening, mag de directieraad de dagelijkse leiding delegeren onder dezelfde voorwaarden als voor de NV. In de logica van het dualistisch stelsel sluit dit de delegatie uit aan een directiecomité, zoals bepaald in artikel 524bis.
De raad van toezicht moet, omwille van de aard van zijn functie, samengesteld zijn uit minstens drie leden. Er werd hier gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 40, 3, van de verordening.
Art. 901 De bevoegdheden van de directieraad en van zijn leden worden bepaald ten opzichte van deze van de raad van bestuur en van de bestuurders, onder voorbehoud van de beperkingen die door de verordening, het Wetboek of de statuten gesteld worden. De directieraad is inderdaad in principe belast met het bestuur van de vennootschap onder toezicht van de raad van toezicht.
Art. 902 In het Wetboek van vennootschappen wordt in verschillende omstandigheden de verplichting voorzien voor de raad van bestuur van een NV om een verslag op te maken. In de SE die voor een dualistisch stelsel hebben gekozen, is de directieraad belast met het opstellen van deze verslagen. Deze verslagen worden meegedeeld aan de raad van toezicht om deze toe te laten zijn functie uit te oefenen. In de statuten zouden strengere bepalingen kunnen worden opgenomen, bijvoorbeeld wat betreft de termijnen.
Art. 903 De bevoegdheden van de directieraad worden naar analogie van artikel 522, § 1, eerste lid, bepaald : deze heeft alle bevoegdheden van bestuur, onder voorbehoud van de bevoegdheden die door de wet aan de algemene vergadering of aan de raad van toezicht worden voorbehouden.
In de statuten kunnen er echter, overeenkomstig artikel 48, 1, eerste lid, van de verordening, categorieën handelingen opgesomd worden waarvoor de goedkeuring van de raad van toezicht vereist is. Bovendien kan de raad van toezicht zelf bepaalde categorieën handelingen die hij bepaalt aan goedkeuring onderwerpen. Hier werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 48, 1, tweede lid, van de verordening.
Met het oog op soepelheid werd het niet gepast geacht gebruik te maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 48, 2, van de verordening en categorieën handelingen te bepalen die in ieder geval door de statuten aan de goedkeuring van de raad van toezicht moeten worden onderworpen.
Het gebrek aan goedkeuring van de raad van toezicht kan niet worden tegengeworpen aan derden wanneer de goedkeuring niet bij wet vereist is.
Art. 904 De regel van artikel 904 kan worden verklaard aan de hand van de principiële onverenigbaarheid van de hoedanigheid van lid van de directieraad en van lid van de raad van toezicht (zie artikel 39, 3, van de verordening).
Onderafdeling II. - Directieraad I. Statuut van de leden van de directieraad Art. 905 Overeenkomstig artikel 39, 2, eerste lid, van de verordening, moet de raad van toezicht het lid of de leden van de directieraad benoemen en desgevallend ontslaan.
Er werd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 39, 2, tweede lid, van de verordening waarin de benoeming of het ontslag door de algemene vergadering toegelaten wordt. De gekozen oplossing stemt meer overeen met het dualistisch stelsel.
Art. 906 Er werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 39, 3, van de verordening om de plaatsvervanging in de tijd te beperken, in casu tot één jaar, om deze afwijking van het principe van artikel 904 te beperken.
II. Bevoegdheid en werking Art. 907 Het betreft een analoge toepassing van artikel 521.
Art. 908 Het betreft een analoge toepassing van artikel 522, § 1, derde lid.
Art. 909 Het betreft een analoge toepassing van artikel 522.
Artikel 912 betreft het geval waarin de vennootschap vertegenwoordigd wordt door de raad van toezicht in geschillen tussen de vennootschap en de leden van de directieraad. Anderzijds beschikt het orgaan dat belast is met het dagelijks bestuur, bepaald in artikel 525, krachtens deze tekst over een vertegenwoordigingsbevoegdheid ten behoeve van dit bestuur.
Onderafdeling III. - Raad van toezicht I. Statuut van de leden van de raad van toezicht Art. 910 Bij gebrek aan bepalingen in de verordening betreffende het ontslag, wordt er in de tekst de mogelijkheid van ontslag ad nutum voorzien zoals voor bestuurders van NV's.
Art. 911 Deze bepaling past bij analogie de regel van artikel 519 toe.
II. Bevoegdheid en werking Art. 912 Het eerste lid van deze bepaling, in verband met het voorzitterschap, is een omzetting in Belgisch recht van de inhoud van artikel 42 van de Europese verordening.
In het tweede en derde lid wordt de bevoegdheid van bestuur van de raad van toezicht bepaald overeenkomstig artikel 40, 1, van de verordening. In het derde lid wordt de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de raad van toezicht beperkt tot de geschillen tussen de vennootschap en één of meer leden van de directieraad.
Art. 913 In dit artikel worden de regels bepaald in verband met de werking van de raad van toezicht naar analogie met deze van de raad van bestuur van de NV. In het derde lid wordt aan de raad van toezicht de mogelijkheid verleend om de leden van de directieraad uit te nodigen om de vergaderingen met een raadgevende stem bij te wonen.
Onderafdeling IV. - Gemeenschappelijke regels voor de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht.
I. Bezoldiging Art. 914 Bij gebrek aan bijzondere regels in de verordening worden in deze tekst de regels bepaald die van toepassing zijn op de bezoldiging.
Aangezien het leden van de directieraad betreft, kunnen zij, zoals de leden van de raad van bestuur van een NV, een vaste of veranderlijke bezoldiging krijgen. In tegenstelling tot het stelsel dat van toepassing is op de NV, is een wijziging van deze bezoldiging onderworpen aan de toestemming van de betrokkenen.
Aangezien het de bezoldiging van de leden van de raad van toezicht betreft, is een veranderlijke bezoldiging in functie van de resultaten uitgesloten. Enkel een vaste bezoldiging of presentiegeld is toegelaten.
II. Belangenconflicten Art. 915 Deze bepaling is een aanpassing aan het dualistisch stelsel, zoals ingevoerd voor de SE, van de oplossing voorzien in artikel 523, met als enig verschil dat indien er een belangenconflict ontstaat bij de directieraad van een niet-beursgenoteerde SE, de eindbeslissing door de raad van toezicht moet worden genomen.
Art. 916 Deze bepaling is een aanpassing van de oplossing voorzien in artikel 523 (geval van belangenconflicten binnen de raad van bestuur van een NV) ten gunste van de raad van toezicht, ingevoerd door het dualistisch stelsel in een niet-beursgenoteerde SE. Art. 917 Deze bepaling past in het verlengde van de voorgaande bepalingen. Deze bepaling strekt ertoe het mechanisme dat van toepassing is voor belangenconflicten, maar nu wanneer deze binnen beursgenoteerde vennootschappen plaatshebben, aan te passen aan het dualistisch stelsel van de SE. Met het oog op samenhang met het rechtsstelsel dat van toepassing is op belangenconflicten binnen beursgenoteerde NV's, is deze bepaling gebaseerd op artikel 524.
III. Aansprakelijkheid Art. 918 Dit artikel betreft de aansprakelijkheid van de leden van de directieraad en van de raad van toezicht. Het principe van deze aansprakelijkheid, zoals deze bepaald wordt, is gebaseerd op het principe bepaald in artikel 527 voor de bestuurders van NV's.
Art. 919 In deze bepaling worden dezelfde regels inzake aansprakelijkheid als deze die in artikel 528 bepaald zijn voor bestuurders van NV's toegepast op de leden van de directieraad en van de raad van toezicht, nieuwe organen die ingevoerd werden in het kader van de dualistische structuur van de SE. Er dient te worden benadrukt dat het principe van de hoofdelijkheid slechts bestaat tussen leden die tot eenzelfde leidinggevend of toezichthoudend orgaan behoren.
Art. 920 Net als de voorgaande bepaling betreft dit artikel de aansprakelijkheid van de leden van de directieraad en van de raad van toezicht, maar nu in de bijzondere hypothese dat zij zouden hebben gehandeld in een situatie van belangenconflict. Het principe van deze aansprakelijkheid, zoals deze vastgesteld wordt, is gebaseerd op het principe dat bepaald wordt in artikel 529, zoals gewijzigd bij wet van 2 augustus 2002, en van toepassing op bestuurders van NV's.
In een dualistische niet-beursgenoteerde SE vloeit uit de voorgaande artikelen voort dat wanneer er een belangenconflict ontstaat binnen de directieraad of de raad van toezicht, het in ieder geval deze laatste instantie is die de eindbeslissing moet nemen. Indien de raad van toezicht bijvoorbeeld een beslissing heeft genomen die een onrechtmatig financieel voordeel verschaft aan een lid van de directieraad of van de raad van toezicht, zijn alle leden van de raad van toezicht persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk.
Wanneer in een dualistische beursgenoteerde SE blijkt dat een beslissing of verrichting gedaan door de directieraad of door de raad van toezicht een onrechtmatig financieel nadeel berokkent aan de SE ten gunste van een vennootschap van de groep, zelfs al werd de procedure van belangenconflicten, ingevoerd bij artikel 917, nageleefd, zijn de leden van het orgaan die deze beslissing of verrichting gedaan of goedgekeurd hebben aansprakelijk.
Deze bepaling stemt overeen met de logica van het monistisch stelsel.
De bedoeling van de tekst van het besluit was inderdaad de logica te volgen die in het monistisch stelsel geldt en dit om het evenwicht niet te verstoren ten opzichte van het juridisch systeem dat tegenwoordig geldt ten gunste van de NV van gemeen recht.
Art. 921 Deze bepaling is gelijkaardig als deze voorzien in artikel 530 in geval van faillissement of ontoereikend actief van een NV. HOOFDSTUK II. - Algemene vergadering van aandeelhouders Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen
Onderafdeling I. - Bijeenroeping van de algemene vergadering Art. 922 In artikel 54, 2, van de Europese verordening wordt aan de lidstaten overgelaten om te bepalen welke organen de bevoegdheid hebben de algemene vergadering bijeen te roepen.
Wanneer de SE volgens het monistisch stelsel bestuurd wordt, moeten de regels van het gemeen recht inzake de bijeenroeping van NV's worden toegepast, aangezien er geen reden is om ervan af te wijken. Wanneer de SE daarentegen voor het dualistisch stelsel gekozen heeft, zal de algemene vergadering zowel door de directieraad als door de raad van toezicht mogen worden bijeengeroepen.
De formulering van het eerste lid van deze bepaling is gebaseerd op deze van artikel 532, hetgeen met name verklaart waarom het recht van bijeenroeping ook aan de commissarissen wordt verleend.
Het tweede lid van deze bepaling is een omzetting in Belgisch recht van de principes bepaald in artikel 55 van de Europese verordening.
Deze bepaling is soepeler dan deze die van toepassing is op de NV's, namelijk artikel 532 waarin vereist wordt dat de aandeelhouders die de bijeenroeping van de algemene vergadering vragen « minstens een vijfde » van het maatschappelijk kapitaal moeten vertegenwoordigen. In deze tekst werd dus niet gekozen voor de mogelijkheid die door de Europese verordening verleend wordt om een oproeping toe te laten door de aandeelhouders die een percentage van minder dan 10 % van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen.
Bij gebrek aan een bijeenroeping, bepaalt artikel 55, 3, van de verordening dat er een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie moet worden aangesteld om de bijeenroeping van een algemene vergadering binnen een bepaalde termijn te gelasten of daarvoor aan de aandeelhouders die het verzoek hebben gedaan de toestemming te verlenen. Deze instantie is de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de statutaire zetel van de SE, die uitspraak doet zoals in kortgeding.
Art. 923 In artikel 56 van de Europese verordening wordt bepaald dat één of meer aandeelhouders die gezamenlijk ten minste 10 % van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, kan of kunnen verzoeken om nieuwe punten op de agenda van een algemene vergadering te plaatsen. De Europese verordening bepaalt dat de voor een dergelijk verzoek geldende termijnen en procedures worden vastgesteld in de nationale wetgeving van de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel heeft of bij gebreke van wetgeving in de statuten van de SE. In het Belgisch recht is de vaststelling van de agenda in principe gebonden aan het recht van oproeping van de algemene vergadering. Zo voorziet de wet in de mogelijkheid om een nieuw punt op de agenda te plaatsen in geval 20 % van de aandeelhouders van de naamloze vennootschap een bijeenroeping vragen (artikel 532). Bovendien wordt er aangenomen dat een punt slechts aan een agenda mag worden toegevoegd die bij een oproeping gevoegd is waarvan kennisgegeven is aan de aandeelhouders, mits de formaliteiten en de termijnen die voor de bijeenroeping gelden worden nageleefd.
Dit artikel beoogt de bovenvermelde principes te verzoenen met de bepaling van de Europese verordening. Hoewel in deze bepaling de vrijheid wordt verleend om in de statuten de termijnen en procedures te regelen die van toepassing zijn op dit verzoek om nieuwe punten op de agenda te plaatsen, bevat deze bepaling de principes van deze procedures, om een oplossing te bieden voor het eventueel stilzwijgen van de statuten op dit punt.
Volgens deze bepaling moet het verzoek om nieuwe punten op de agenda te plaatsen, behoudens andersluidende bepaling in de statuten, worden gedaan aan de raad van bestuur of aan de directieraad binnen achtenveertig uur, hetzij na ontvangst van de oproeping per aangetekende brief, hetzij na de eerste bekendmaking van de oproeping in een advertentie. Dit voorstel met de aangevulde agenda wordt ten minste acht dagen voor de algemene vergadering aan de aandeelhouders meegedeeld via eenvoudigere formaliteiten, namelijk door bekendmaking in dezelfde persorganen als de eerste oproeping en in het Belgisch Staatsblad en desgevallend per aangetekende brief. De bedoeling van deze vereenvoudiging is de bijeenroeping van een nieuwe algemene vergadering voor bijkomende punten te vermijden.
Indien het niet mogelijk is zich aan deze termijnen te houden, zal het bestuursorgaan, op zijn verantwoordelijkheid, een andere algemene vergadering bijeenroepen om de bijkomende punten te bespreken.
In de tekst wordt trouwens de mogelijkheid verworpen die voorzien is in de Europese verordening om dit recht van invoeging van nieuwe punten te verlenen aan aandeelhouders die een percentage van minder dan 10 % van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, want het Belgisch recht kent dit mechanisme niet voor de NV's.
Onderafdeling II. - Verloop van de algemene vergadering en wijze van de uitoefening van het stemrecht Art. 924 De bedoeling van deze bepaling is de toepassing van artikel 540 aan te passen aan de bijzondere situatie van de SE. Afdeling II. - Gewone algemene vergadering
Art. 925 In deze tekst wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 54, 1, van de verordening om de eerste algemene vergadering vast te stellen binnen de 18 maanden na de oprichting en dit met het oog op soepelheid.
Art. 926 Deze tekst is een aanpassing van artikel 554 aan de dualistische structuur.
Art. 927 Wanneer de SE in haar statuten voor het dualistisch stelsel gekozen heeft moet er bepaald worden dat het recht op uitstel bedoeld in artikel 555 ten behoeve van de directieraad van bestuur bestaat. Afdeling III. - Bijzondere algemene vergadering
Art. 928 De bedoeling van deze bepaling is de toepassing van artikel 557 aan te passen aan de bijzondere situatie van de SE. Afdeling IV. - Buitengewone algemene vergadering
Art. 929 In overeenstemming van artikel 59 van de Europese verordening, zijn de regels op het vlak van de NV tijdens het houden van een buitengewone algemene vergadering van toepassing op de SE. Om situaties van staking van stemmen te voorkomen, wordt er in artikel 929 gebruik gemaakt van de mogelijkheid die verleend wordt in artikel 59, 2, van de Europese verordening. Op voorwaarde dat de statuten erin voorzien, wordt de beslissing geldig genomen bij gewone meerderheid telkens als de helft van het kapitaal aanwezig of vertegenwoordigd is. HOOFDSTUK III. - Vennootschapsvordering en minderheidsvordering Art. 930 Deze bepaling is een uitbreiding van het toepassingsgebied van de artikelen 561 en 562 tot 567 voor wat betreft de SE. Deze bepaling is bestemd om de uitoefening van de vennootschapsvordering en de minderheidsvordering toe te laten niet alleen tegen de bestuurders, wanneer de SE voor het monistisch stelsel gekozen heeft, maar ook tegen de leden van de directieraad en van de raad van toezicht wanneer de SE een dualistisch stelsel heeft.
TITEL V. - Verplaatsing van de statutaire zetel Art. 931 In artikel 8 van de verordening wordt bepaald dat een SE, met naleving van de in de verordening bepaalde procedure, haar statutaire zetel in een andere lidstaat kan verplaatsen.
Naargelang gekozen werd voor een monistische of een dualistische structuur, wordt het voorstel tot zetelverplaatsing, bedoeld in artikel 8, 2, van de verordening, door de raad van bestuur of door de directieraad opgemaakt.
Art. 932 In dit artikel wordt het bevoegde orgaan aangeduid dat belast is met het opstellen van het verslag, bepaald in artikel 8, 3, van de verordening.
Art. 933 In artikel 8, 7, van de verordening wordt een stelsel voorzien van bescherming van schuldeisers in geval van verplaatsing. De tekst is geïnspireerd op het bestaande mechanisme in geval van fusie of splitsing. Er werd in dit verband gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in het tweede lid van punt 7 van artikel 8 van de verordening.
Art. 934 Met het oog op samenhang met hetgeen bepaald werd op het vlak van fusies (artikelen 882-883) is de bevoegde instantie bedoeld in artikel 8, 8, van de verordening de notaris.
Art. 935 Dit artikel duidt de Minister van Economie aan als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 8, 14°, van de Europese verordening.
In overeenstemming met de principes van de Verordening, kan het verzetrecht door de Minister van Economie alleen worden uitgeoefend, indien de economische of strategische belangen van de Natie ernstig in gevaar zouden komen door de verplaatsing van de betrokken SE. Als voorbeeld, kunnen de belangen van de Natie ernstig in gevaar worden gebracht in geval van verplaatsing naar het buitenland van de zetel van een geprivatiseerde vennootschap die opdrachten van openbaar nut uitvoert.
Art. 936 Het betreft de toepassing van artikel 8, 12, van de verordening.
Art. 937 Deze tekst beoogt de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE in België. Om na te gaan dat de formaliteiten bepaald in de verordening nageleefd werden, moet deze verplaatsing het voorwerp uitmaken van een vaststelling bij authentieke akte die opgemaakt wordt op voorlegging van een attest dat afgeleverd wordt in het land van herkomst, overeenkomstig artikel 8, 8, van de verordening.
TITEL VI. - Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening, en controle hierop - Specifieke bepalingen van toepassing op het dualistisch stelsel Art. 938 Het betreft de aanpassing van artikel 92 aan de dualistische structuur.
Art. 939 Het betreft de aanpassing van artikel 137, § 1, aan de dualistische structuur.
Art. 940 Het betreft de aanpassing van artikel 144 aan de dualistische structuur.
TITEL VII. - Ontbinding, vereffening, insolventie en staking van de betalingen Art. 941 Het betreft de regel waarnaar artikel 876 verwijst.
Artikel 64, 1 tot 3 van de verordening verplicht de lid-Staten een regularisatieprocedure te voorzien wanneer een SE haar hoofdbestuur niet meer in het land van haar statutaire zetel heeft.
In de tekst wordt dus de mogelijkheid voorzien om de ontbinding van de vennootschap uit te spreken, waarbij de rechtbank de mogelijkheid krijgt een regularisatietermijn toe te staan. Deze beslissing is, overeenkomstig artikel 64, 3, van de verordening, vatbaar voor een rechtsmiddel, dat een schorsende werking moet hebben, hetgeen de voorlopige tenuitvoerlegging uitsluit.
Art. 942 Het betreft een toepassingsmaatregel van artikel 65 van de verordening.
TITEL VIII. - Omzetting van een SE in NV Art. 943 Artikel 66 van de verordening laat toe een SE in NV om te zetten volgens een bijzondere procedure. Deze tekst is een aanpassing van artikel 66, 3, van de verordening aan de dualistische of monistische structuur. Overeenkomstig artikel 66, 4, van de verordening moet het voorstel tot omzetting het voorwerp uitmaken van een openbaarmaking.
Art. 944 Artikel 66, 5, van de verordening vereist dat de lidstaten één of meer onafhankelijke deskundigen aanwijzen om vast te stellen dat de vennootschap over activa beschikt die minimaal overeenstemmen met het kapitaal. Met het oog op samenhang werd er voor dezelfde personen gekozen als in de artikelen 887 en 892.
Art. 945 In artikel 66, 6, van de verordening wordt verwezen naar de voorwaarden die in het nationale recht van toepassing zijn op het vlak van fusies, hetgeen de verwijzing naar artikel 699 verklaart.
TITEL IX. - Strafbepalingen Art. 946 De hiërarchie van normen, vastgesteld in artikel 9 van de verordening, veronderstelt dat er op strafrechtelijk gebied verwezen wordt naar de bepalingen die van toepassing zijn op de NV. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 17, dat een algemene strafbepaling is.
Art. 947 Deze tekst is een aanpassing van de strafbepalingen van de NV aan de dualistische structuur van de SE. Art. 948 Deze tekst is een aanpassing van de strafbepalingen van de NV aan de dualistische structuur van de SE. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek Art. 32 Dit artikel strekt ertoe artikel 574, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek aan te vullen, waarin bepaald wordt dat de rechtbank van koophandel kennisneemt van geschillen terzake van een handelsvennootschap, met toevoeging van de geschillen tussen de leden van de directieraad, de leden van de raad van toezicht en de reeds bedoelde personen.
Art. 33 Ingevolge het nieuw artikel 882, wordt artikel 588 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van koophandel, bij wie de zaak aanhangig gemaakt is via verzoekschrift, aangevuld met een 14°.
Art. 34 Aanpassing van het artikel betreffende de territoriale bevoegdheid (artikel 627) door te bepalen dat enkel de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de statutaire zetel van één van de fuserende vennootschappen of van de toekomstige SE bevoegd is. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Art. 35 Overeenkomstig artikel 68, 2, van de verordening worden in dit artikel de notarissen met standplaats in België, de commissarissen, de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het gerechtelijk arrondissement waarbinnen de statutaire zetel van de SE is gevestigd en de procureur des Konings aangewezen als bevoegde autoriteiten in de zin van de artikelen 8, 25, 26, 54, 55 en 64 van de verordening.
Art. 36 De datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit is de datum van de inwerkingtreding van de verordening.
Art. 37 Legistieke formule van uitvoerbaarheid.
Het advies van de Raad van State werd gegeven op 16 juni 2004. Er werd rekening gehouden met dit advies.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaars.
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
ADVIES 37.253/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 18 mei 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) Nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap", heeft op 16 juni 2004 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. In vele artikelen van het ontwerp worden bepalingen overgenomen van Verordening (EG) Nr.2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE).
Artikel 249, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap luidt als volgt : « Een verordening heeft een algemene strekking. Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. » Zoals de Raad van State reeds herhaaldelijk heeft opgemerkt (1), vormt de onmiddellijke werking die aldus door het Verdrag aan verordeningen wordt verleend een beletsel voor de receptie ervan in de interne rechtsorde. Elke opname of integratie in het nationale recht van elke lidstaat afzonderlijk, in welke vorm ook, is verboden, aangezien zulks de onmiddellijke, gelijktijdige en uniforme toepassing van verordeningen in de gehele Gemeenschap kan belemmeren en kan verhullen dat het eigenlijk gaat om bepalingen van Gemeenschapsrecht. Algemeen gesproken kunnen de nationale autoriteiten alleen maatregelen ter uitvoering van de verordeningen aannemen, welke maatregelen aanvullend zijn bij de bepalingen van de verordeningen en noodzakelijk zijn voor de daadwerkelijke toepassing ervan, zoals administratieve regels die dienen om de naleving ervan te garanderen of om straffen te bepalen die op de niet-naleving ervan staan. Het is daarentegen uitgesloten dat die nationale autoriteiten die verordeningsbepalingen in hun interne recht overnemen, zelfs zonder de bewoordingen ervan te wijzigen (2). (1) Zie inzonderheid de adviezen 23.676/1, gegeven op 12 januari 1995 over een voorontwerp van wet "betreffende de bestraffing van namaak inzake fabrieks-, en handels- of dienstmerken"; 25.916/2, gegeven op 24 maart 1997 over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België (Pari. St., S., 1996/1997, 707/7); 34.644/3, gegeven op 1 april 2003 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 11 juni 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 januari 1999 tot bepaling van het bedrag en de wijze van betaling van de kosten en rechten verbonden aan het Europese milieukeurmerk (Belgisch Staatsblad, 4 juli 2003), en 36.140/4, gegeven op 17 december 2003 over een ontwerp dat geleid heeft tot het besluit van de Waalse Regering van 1 april 2004 houdende vaststelling van het schema en de toepassingsmodaliteiten voor de indeling van geslachte volwassen runderen en varkens (Belgisch Staatsblad, 26 april 2004). (2) Die beginselen zijn verankerd in een overvloedige rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, zie inzonderheid arrest Variola van 10 oktober 1973 (Verzameling 1973, blz.981). Zie eveneens in dit verband René Joliet, "Le droit institutionnel des Communautés européennes. Les sources. Les rapports entre ordres juridiques" (Faculté de Droit, d'Economie et de Sciences sociales de Liège, 1983, blz., 140 tot 145); Jean Boulouis, "Droit institutionnel de l'Union européenne" (Editions MOntchrestien, 1995, blz. 255 en 256); Catherine Haguenau, "L'application effective du droit communautaire en droit interne" (Editions Bruylant, Editions de PULB, 1995, blz. 251 tot 263).
Deze verklaring dient te worden gegeven, zowel aan artikel 68, lid 1, van de voormelde verordening van 8 oktober 2001, welke bepaling als volgt luidt : "De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast" (3), als aan artikel 388 van de programmawet van 22 december 2003, waarbij de Koning gemachtigd wordt "de maatregelen... tot tenuitvoerlegging" van de voormelde verordening uit te vaardigen.
Deze opmerking geldt in ieder geval voor artikel 2 van het ontwerp (hiërarchie van de normen); het ontworpen artikel 875, eerste lid (erkenning van de SE in Belgisch recht); het ontworpen artikel 875, tweede lid, eerste zin (verdeling in aandelen en volstorten van het maatschappelijk kapitaal ten belope van een minimumbedrag); het ontworpen artikel 876, eerste en tweede lid (zetel en hoofdbestuur); het ontworpen artikel 877 (hiërarchie van de normen); het ontworpen artikel 880 (opstellen van het fusievoorstel); het ontworpen artikel 891 (oprichting van een SE-dochteronderneming); het ontworpen artikel 892 (voorstel tot omzetting); het ontworpen artikel 897 (dochtervennootschap in de vorm van een SE); het ontworpen artikel 900 (keuze tussen het monistische en het dualistische stelsel); het ontworpen artikel 903, eerste lid, (bestuursorgaan); het ontworpen artikel 905, § 1, eerste zin (bevoegdheden van de directieraad); het ontworpen artikel 908, eerste lid, (idem); het ontworpen artikel 915, eerste lid (benoeming van de leden van de raad van toezicht); het ontworpen artikel 919 (informatieverstrekking aan de raad van toezicht) en het ontworpen artikel 928 (bevoegdheden van de algemene vergadering). (3) Zie eveneens artikel 69, d), van de verordening, waarin verwezen wordt naar de wetgeving die door elke lidstaat wordt aangenomen "ter uitvoering van op grond van deze verordening aan de lidstaten verleende machtigingen of met het oog op de effectieve toepassing van deze verordening ten aanzien van de SE".2. Artikel 10 van de voornoemde communautaire verordening bepaalt « Onverminderd de bepalingen van deze verordening wordt een SE in iedere lidstaat behandeld als een naamloze vennootschap die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel heeft", en dit beginsel wordt op verschillende plaatsen herhaald in verband met bijzondere aangelegenheden (bijvoorbeeld artikel 15 van de verordening wat de oprichting van de SE betreft;artikel 25 van de verordening wat het toezicht op de rechtmatigheid van de fusie betreft; artikel 63 van de verordening in verband met de ontbinding, de liquidatie en de insolventie).
Het is dus niet noodzakelijk in het onderzochte ontwerp deze verwijzingsregel te herhalen, zoals dit geschiedt op verschillende plaatsen (ontworpen artikelen 899, 931 en 937).
Het gaat evenmin aan in de bepalingen van het ontwerp betreffende de vennootschappen naar nationaal recht te preciseren dat ze eveneens van toepassing zijn op de Europese vennootschap, zoals bijvoorbeeld geschiedt in de artikelen 5 (oprichting bij authentieke akte), 8 (vermeldingen in de akten van de SE), 10 (vrijstelling van de verplichting om geconsolideerde jaarrekeningen op te stellen), 12, 14 en 15 (vereffening), 16, 2° (verjaring van de rechtsvorderingen), 19, 20 en 21 (oprichting via fusie) en 24, 25, 28 en 29 van het ontwerp (oprichting via splitsing).
Tenzij het noodzakelijk is om voor de Europese vennootschappen passende maatregelen vast te stellen om te voorzien in een monistisch of een dualistisch stelsel (4) in aangelegenheden die reeds geregeld worden door sommige bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen die van toepassing zijn op naamloze vennootschappen naar nationaal recht, is er evenmin een reden om in nieuwe bepalingen regels van het Wetboek van Vennootschappen over te nemen die reeds van rechtswege van toepassing zijn op de Europese vennootschappen krachtens artikel 10 van de verordening of een gelijksoortige bepaling hiervan. Dit geldt in het bijzonder voor de ontworpen artikelen 924 tot 927 betreffende de aansprakelijkheid van de leden van de directieraad en van de raad van toezicht (zie artikel 51 van de voornoemde verordening van 8 oktober 2001); het volstaat de noodzakelijke aanpassingen te vermelden die in deze regels voor wat betreft de betrokken organen moeten worden aangebracht. (4) Zie in deze zin de artikelen 39, lid 5, en 43, lid 4, van de voormelde verordening van 8 oktober 2001. Dezelfde opmerking geldt voor de ontworpen artikelen 921 tot 923 betreffende belangenconflicten.
Het is in ieder geval uitgesloten dat nieuwe bepalingen betrekking zouden hebben op, benevens de directieraad of de raad van toezicht, de raad van bestuur van Europese vennootschappen die opgericht zijn volgens het monistische stelsel, terwijl van diezelfde raad van bestuur reeds sprake is in de huidige bepalingen (5). 3. Het komt de Koning niet toe onder de dekmantel van de machtiging die Hem is verleend bij artikel 388 van de voormelde programmawet van 22 december 2003, een aangelegenheid te regelen waarop noch de voornoemde verordening van 8 oktober 2001, noch het Wetboek van Vennootschappen betrekking heeft.Dit is bijvoorbeeld het geval met het ontworpen artikel 920 betreffende de bezoldiging van de leden van de directieraad en van de raad van toezicht. 4. In de overwegingen 19 en 22 van de genoemde verordening van 8 oktober 2001 staat dat die verordening en richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers, gelijktijdig moeten worden toegepast. Bovendien bepaalt artikel 14, lid 1, van voornoemde richtlijn 2001 /86/EEG van de Raad van 8 oktober 2001 het volgende (5) Vergelijk bijvoorbeeld artikel 555 van het Wetboek van Vennootschappen met het ontworpen artikel 935 en artikel 557 van dat Wetboek met het ontworpen artikel 936. « De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk op 8 oktober 2004 aan deze richtlijn te voldoen, of dragen er uiterlijk op die datum zorg voor dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige bepalingen in werking doen treden, waarbij de lidstaten alle nodige maatregelen dienen te treffen opdat de sociale partners te allen tijde voor de op grond van deze richtlijn vereiste resultaten kunnen instaan. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. » Doordat het de bedoeling van de steller van het ontwerp is de "sociale partners" de nodige speelruimte te laten om in de vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst de noodzakelijke bepalingen in werking te doen treden met het oog op de naleving van de richtlijn, dient hij erop toe te zien dat deze bepalingen op zodanige wijze vastgesteld worden dat ze in werking kunnen treden op 8 oktober 2004, in voorkomend geval samen met de nodige wettelijke en reglementaire bepalingen. Als de "sociale partners" tegen deze datum geen collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten, dient de steller van het ontwerp de wettelijke of reglementaire maatregelen te treffen die vereist zijn om te zorgen voor de omzetting ervan in het Belgische recht met inachtneming van de gestelde termijn.
De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
De heer B. Glansdorff, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd opgesteld door de heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van verordening (EG) nr. 2157/2001 van de raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 78 van de Grondwet;
Gelet op Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap;
Gelet op de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid op de artikelen 388 en 389;
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek;
Gelet op het Wetboek van vennootschappen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 mei 2004;
Gelet op advies 37.253/2 van de Raad van State, gegeven op 16 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gezien de dringendheid betreffende artikel 31 (artikelen 878 en 935, in ontwerp, van het Wetboek van Vennootschappen);
Overwegende dat het voor de economische belangen van België van het grootste belang is dat de uitvoeringsmaatregelen van de Verordening 2157/2001 zo snel mogelijk kunnen worden bekendgemaakt, zodat er een redelijke periode kan verstrijken tussen de genoemde bekendmaaking en de inwerkingtreding van de Verordening, vastgesteld op 8 oktober 2004, zodat op deze wijze de verschillende belanghebbenden bij de oprichting van een SE op het Belgisch grondgebeid de tekst kunnen onderzoeken;
Overwegende dat een nieuw verzoek voor dringend advies aan de Raad van State over de gewijzigde bepalingen, gezien het beperkte karakter van de saisine van de Hoge Raad in dit geval geen enkel praktisch nut had;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het Wetboek van vennootschappen
Artikel 1.In artikel 2 van het Wetboek van vennootschappen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld als volgt : « - de Europese vennootschap, afgekort SE.»; 2° § 4, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « Nochtans verkrijgt de SE rechtspersoonlijkheid de dag van haar inschrijving in het rechtspersonenregister, onderdeel van de Kruispuntbank van Ondernemingen, overeenkomstig artikel 67, § 2.».
Art. 2.Voor titel I van boek IV, van hetzelfde wetboek, wordt met het opschrift « Algemene bepaling » een artikel 55bis ingevoegd, luidende : «
Art. 55bis.De bepalingen van dit boek zijn van toepassing op alle vennootschappen, voor zover ervan niet wordt afgeweken in de volgende boeken. »
Art. 3.Artikel 61, § 2, eerste lid, van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt : « Wanneer een rechtspersoon aangewezen wordt tot bestuurder, zaakvoerder of lid van het directiecomité, van de directieraad of van de raad van toezicht, benoemt deze onder zijn vennoten, zaakvoerders, bestuurders, leden van de directieraad, of werknemers een vaste vertegenwoordiger die belast wordt met de uitvoering van de opdracht in naam en voor rekening van de rechtspersoon. Deze vertegenwoordiger moet aan dezelfde voorwaarden voldoen en is burgerrechtelijk en strafrechtelijk aansprakelijk alsof hij zelf de betrokken opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou volbrengen, onverminderd de hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt. Deze laatste mag zijn vertegenwoordiger niet ontslaan zonder tegelijk een opvolger te benoemen. ».
Art. 4.Artikel 66, tweede lid, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « Hetzelfde geldt voor de SE. ».
Art. 5.Artikel 69, eerste lid, 9° van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « , en in geval van een SE, de aanwijzing van de leden van de raad van toezicht, de omvang van hun bevoegdheid en de wijze waarop zij deze uitoefenen; ».
Art. 6.Artikel 74, 2° van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « e) de leden van de raad van toezicht. ».
Art. 7.In artikel 78 van hetzelfde wetboek worden de woorden « - de Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « - het economisch samenwerkingsverband; » en de woorden « moeten de volgende gegevens vermelden : ».
Art. 8.In artikel 79, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « een Europese vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « naamloze vennootschap, » en de woorden« een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ».
Art. 9.In artikel 113, § 2, tweede lid, 1°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « van een naamloze vennootschap » en de woorden « of van een commanditaire vennootschap op aandelen ».
Art. 10.Artikel 133, derde lid, van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt : « Zij kunnen gedurende een periode van twee jaar na het einde van hun mandaat van commissaris, noch in de vennootschap die aan hun controle is onderworpen, noch in een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in artikel 11, een mandaat van bestuurder, zaakvoerder, lid van de directieraad of lid van de raad van toezicht, of enige andere functie aanvaarden. ».
Art. 11.In artikel 181, § 1, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».
Art. 12.In artikel 185, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « de leden van de raad van bestuur of de leden van directieraad in een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « in de commanditaire vennootschappen » en de woorden « alsook de bestuurders ».
Art. 13.In artikel 191, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « naamloze vennootschappen » en de woorden « besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ».
Art. 14.In artikel 193, tweede lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « een Europese vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « een naamloze vennootschap, » en de woorden « een coöperatieve vennootschap ».
Art. 15.In artikel 198, § 1, van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde streepje worden de woorden « leden van de directieraad, leden van de raad van toezicht, » ingevoegd tussen het woord « bestuurders » en het woord « commissarissen »;2° in het vijfde streepje worden de woorden « een Europese vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « een naamloze vennootschap, » en de woorden « een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ».
Art. 16.In artikel 200 van hetzelfde wetboek worden de woorden « ,leden van de directieraad, leden van de raad van toezicht » ingevoegd tussen het woord « bestuurders » en de woorden « en commissarissen » en worden de woorden « , Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « naamloze vennootschappen » en de woorden « en commanditaire vennootschappen op aandelen ».
Art. 17.In artikel 661, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « met uitzondering van de Europese vennootschappen, » ingevoegd tussen de woorden « artikel 2, § 2, » en de woorden « worden vennootschappen ».
Art. 18.In artikel 695, zesde lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « vennootschap met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».
Art. 19.In artikel 697, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en worden de woorden « , van de leden van de directieraad, van de leden van de raad van toezicht » ingevoegd tussen de woorden « van de bestuurders » en de woorden « of van de zaakvoerders ».
Art. 20.In artikel 705, § 3, van hetzelfde wetboek worden de woorden « en de Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « naamloze vennootschap » en de woorden « en evenmin ».
Art. 21.In artikel 710, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en worden de woorden « ,van de leden van de directieraad, van de leden van de raad van toezicht » ingevoegd tussen de woorden « van de bestuurders » en de woorden « of van de zaakvoerders ».
Art. 22.In artikel 720, § 2, eerste lid, 3°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en worden de woorden « ,van de leden van de directieraad, van de leden van de raad van toezicht » ingevoegd tussen de woorden « van de bestuurders » en de woorden « of van de zaakvoerders ».
Art. 23.In artikel 730, tweede lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « of een naamloze vennootschap ».
Art. 24.In artikel 731, zesde lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».
Art. 25.In artikel 733, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en worden de woorden « ,van de leden van de directieraad, van de leden van de raad van toezicht » ingevoegd tussen de woorden « van de bestuurders » en de woorden « of van de zaakvoerders ».
Art. 26.In artikel 742, § 3, van hetzelfde wetboek worden de woorden « en de Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « naamloze vennootschap » en de woorden « en evenmin ».
Art. 27.In artikel 745, tweede lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « of een naamloze vennootschap ».
Art. 28.In artikel 746, zesde lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».
Art. 29.In artikel 748, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid » en worden de woorden « ,van de leden van de directieraad, van de leden van de raad van toezicht » ingevoegd tussen de woorden « van de bestuurders » en de woorden « of van de zaakvoerders ».
Art. 30.Artikel 774, eerste lid, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « , onverminderd de specifieke bepalingen van toepassing op de SE. ».
Art. 31.Boek XV van hetzelfde wetboek, bestaande uit de artikelen 874 tot 879, wordt boek XVI, vernummerd van 949 tot 954 en er wordt een boek XV ingevoegd, dat de artikelen 874 tot 948 omvat, luidende : « BOEK XV. - DE EUROPESE VENNOOTSCHAP TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 874.Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder « Verordening (EG) nr. 2157/2001 » : « Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap ».
Art. 875.Het maatschappelijk kapitaal bedraagt ten minste 120.000 euro en moet minstens worden volstort ten belope van het bedrag bepaald in artikel 439. HOOFDSTUK II. - Zetel
Art. 876.Wanneer, overeenkomstig artikel 64, 4, van Verordening (EG) nr. 2157/2001, wordt vastgesteld dat enkel het hoofdbestuur in België is gevestigd, brengt het openbaar ministerie onverwijld de lidstaat waar de statutaire zetel van de SE is gevestigd hiervan op de hoogte. HOOFDSTUK III. - Rol van de werknemers
Art. 877.In het geval bepaald in artikel 12, 4, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2157/2001, is de raad van bestuur of de directieraad gemachtigd de statuten te wijzigen zonder dat de algemene vergadering van aandeelhouders een nieuw besluit hoeft te nemen.
TITEL II. - Oprichting HOOFDSTUK I. - Oprichting via fusie Afdeling I. -Inleidende bepaling
Art. 878.Een vennootschap mag niet deelnemen aan de oprichting van een SE via fusie wanneer de Minister van Economie zich daartegen overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 verzet, middels officiële kennisgeving aan de betrokken vennootschap binnen de maand na de publicatie van de aanwijzingen beoogd in artikel 21 van dezelfde Verordening. De kennisgeving wordt gepubliceerd in overeenstemming met artikel 75.
Het attest beoogd in artikel 882 kan pas worden afgeleverd nadat het verzet is ingetrokken of vernietigd of van een tegengestelde beslissing die in kracht van gewijsde is getreden.
De Koning bepaalt bij een in de ministerraad overlegd besluit de versnelde procedure die van toepassing is op het beroep tegen het verzet bepaald in dit artikel. Afdeling II. - Procedure
Art. 879.Het fusievoorstel wordt opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad.
Art. 880.Het fusievoorstel wordt overeenkomstig dit wetboek neergelegd en de gegevens bepaald in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74.
Art. 881.De instantie bedoeld in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 is de voorzitter van de rechtbank van koophandel, overeenkomstig artikel 588, 14° van het Gerechtelijk Wetboek. Afdeling III. - Wettigheidscontrole
Art. 882.De wettigheidscontrole van de fusie en de afgifte van het attest bepaald in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 worden gedaan door de instrumenterende notaris overeenkomstig artikel 700 of artikel 713.
Art. 883.De wettigheidscontrole van de fusie bepaald in artikel 26 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 wordt uitgeoefend door de instrumenterende notaris. Afdeling IV. - Inschrijving en openbaarmaking
Art. 884.Na het vervullen van de openbaarmakingsvereisten eigen aan elke lidstaat van het besluit tot fusie in elke betrokken vennootschap, stelt de instrumenterende notaris de verwezenlijking van de fusie vast op verzoek van de vennootschappen die fuseren, op voorlegging van de attesten en andere documenten die de verrichting rechtvaardigen.
Deze akte wordt neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74. HOOFDSTUK II. - Oprichting via holding
Art. 885.Het oprichtingsvoorstel van de SE wordt in dezelfde bewoordingen opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad van de initiatiefnemende vennootschappen.
Art. 886.Het oprichtingsvoorstel van de SE wordt neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74.
Art. 887.De onafhankelijke deskundige(n) bedoeld in artikel 32, 4, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 is hetzij de commissaris, hetzij, bij ontstentenis van een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant aangewezen door de raad van bestuur of door de directieraad.
Art. 888.Elke initiatiefnemende vennootschap naar Belgisch recht legt, overeenkomstig artikel 75, een document neer dat vaststelt dat, wat haar betreft, aan de voorwaarden voor de oprichting van de SE is voldaan.
Art. 889.De oprichtingsakte van de holding-SE stelt vast dat binnen de in artikel 33, 1, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 bepaalde termijn door de aandeelhouders van de initiatiefnemende vennootschappen het in het oprichtingsvoorstel vastgestelde minimumpercentage van de aandelen van elke vennootschap is ingebracht en dat aan alle overige voorwaarden is voldaan.
Deze vaststelling wordt opgenomen in het uittreksel bedoeld in artikel 69. HOOFDSTUK III. - Omzetting van een naamloze vennootschap in SE
Art. 890.Het voorstel tot omzetting van een naamloze vennootschap in SE wordt opgesteld door de raad van bestuur.
Art. 891.Het voorstel tot omzetting wordt neergelegd overeenkomstig artikel 75.
Art. 892.De onafhankelijke deskundige(n) bedoeld in artikel 37, 6, van Verordening (EG) nr. 2157/2001, is hetzij de commissaris, hetzij, bij ontstentenis van een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant aangewezen door de raad van bestuur.
Art. 893.De algemene vergadering keurt het voorstel tot omzetting en de statuten van de SE goed zoals bepaald in artikel 699. HOOFDSTUK IV. - Deelname aan een SE door een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de europese gemeenschap heeft
Art. 894.Een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de Europese Gemeenschap heeft kan deelnemen aan de oprichting van een SE, op voorwaarde dat zij overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgericht, haar statutaire zetel in die lidstaat heeft en een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een lidstaat heeft.
TITEL III. - Openbaarmakingsformaliteiten
Art. 895.De inschrijving van een SE gebeurt overeenkomstig artikel 67, § 2 en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2157/2001.
TITEL IV. - Organen HOOFDSTUK I. - Bestuur Afdeling I. - Voorschriften die het monistisch en het dualistisch
stelsel gemeen hebben
Art. 896.Onverminderd artikel 61, § 2, mogen de leden van de leidinggevende, de toezichthoudende of de bestuursorganen rechtspersonen zijn, indien de statuten dit toelaten.
Art. 897.De SE is verbonden door de handelingen van de organen die bevoegdheid hebben om haar te vertegenwoordigen, zelfs indien die handelingen buiten haar doel liggen, tenzij zij bewijst dat de derde daarvan op de hoogte was of er, gezien de omstandigheden niet onkundig van kon zijn; bekendmaking van de statuten alleen is geen voldoende bewijs. Afdeling II. - Monistisch stelsel
Art. 898.Het bestuursorgaan is de raad van bestuur.
Het bestuursorgaan mag het dagelijks bestuur opdragen overeenkomstig artikel 525. Het mag geen gebruik maken van de delegatiebevoegdheid bepaald in artikel 524bis.
Art. 899.Onder voorbehoud van artikel 43, § 2, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 wordt het minimum aantal bestuurders bepaald overeenkomstig artikel 518, § 1. Afdeling III. - Dualistisch stelsel
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 900.§ 1. Het leidinggevend orgaan is de directieraad die is samengesteld uit één of meerdere leden.
Het bestuursorgaan mag het dagelijks bestuur opdragen overeenkomstig artikel 525. Het mag geen gebruik maken van de delegatiebevoegdheid bepaald in artikel 524bis. § 2. Het toezichthoudend orgaan is de raad van toezicht die is samengesteld uit ten minste drie leden.
Art. 901.Onder voorbehoud van de beperkingen die door Verordening (EG) nr. 2157/2001, door dit wetboek of door de statuten gesteld worden, zijn de bevoegdheden van de directieraad en van zijn leden dezelfde als deze van de raad van bestuur en van de bestuurders.
Art. 902.Elk verslag dat krachtens dit wetboek is opgelegd aan de raad van bestuur, is opgesteld door de directieraad. Behoudens wettelijke afwijking of een strengere bepaling in de statuten, wordt het verslag tijdig aan de raad van toezicht meegedeeld en onderworpen aan dezelfde regels van openbaarmaking als deze die gelden voor de verslagen van de raad van bestuur.
Art. 903.De directieraad is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel, behoudens die waarvoor volgens de wet alleen de algemene vergadering of de raad van toezicht bevoegd zijn.
De statuten sommen de categorieën handelingen op die door de directieraad aan een machtiging door de raad van toezicht moeten worden onderworpen. De raad van toezicht kan zelf ook bepaalde categorieën handelingen aan een machtiging onderwerpen.
Het ontbreken van een machtiging door de raad van toezicht is niet tegenstelbaar aan derden.
Art. 904.Indien, op het ogenblik van zijn benoeming, een lid van de directieraad, lid is van de raad van toezicht, dan neemt zijn mandaat als lid van laatstgenoemde raad van rechtswege een einde op zijn indiensttreding. Hetzelfde geldt indien op het ogenblik van zijn benoeming, een lid van de raad van toezicht, lid van de directieraad is, dan neemt zijn mandaat als lid van de directieraad van rechtswege een einde op zijn indiensttreding.
Onderafdeling II. - Directieraad I. Statuut van de leden van de directieraad
Art. 905.De leden van de directieraad worden benoemd en ontslagen door de raad van toezicht.
De voorwaarden van hun benoeming en ontslag worden bepaald door de statuten, of, bij gebreke van statutaire bepalingen, door de raad van toezicht. Zij kunnen voor de eerste keer benoemd worden bij de oprichting.
Art. 906.Met toepassing van artikel 39, 3, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 mag de raad van toezicht, in geval van een vacature, één van zijn leden aanwijzen om de functie van lid van de directieraad uit te oefenen, voor een maximumduur van één jaar.
II. Bevoegdheid en werking
Art. 907.Indien er meerdere zijn, vormen de leden van de directieraad een college.
In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de vennootschap zulks vereisen, kunnen de besluiten van de directieraad, ingeval de statuten dat toestaan, worden genomen bij eenparig schriftelijk akkoord van de leden van de directieraad.
Die procedure kan echter niet worden gevolgd voor de vaststelling van de jaarrekening, de aanwending van het toegestane kapitaal of in enig ander geval dat door de statuten is uitgesloten.
Art. 908.De bestuursbevoegdheden van de directieraad kunnen door de statuten worden beperkt. Zodanige beperking kan, evenmin als de eventuele verdeling van de taken door de leden van de directieraad overeengekomen, aan derden worden tegengeworpen, ook al is die beperking of verdeling openbaar gemaakt.
Art. 909.Behoudens hetgeen in artikel 912 is bepaald en onverminderd de vertegenwoordigingsbevoegdheid toegekend overeenkomstig artikel 525, vertegenwoordigt de directieraad de vennootschap jegens derden en in rechte, als eiser of als verweerder.
De statuten kunnen aan een of meer leden van de directieraad bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de vennootschap te vertegenwoordigen. Deze statutaire bepaling kan aan derden worden tegengeworpen. De statuten kunnen aan deze vertegenwoordigingsbevoegdheid beperkingen aanbrengen. Deze beperkingen kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, ook al zijn ze openbaar gemaakt.
Onderafdeling III. - Raad van toezicht I. Statuut van de leden van de raad van toezicht
Art. 910.De leden van de raad van toezicht kunnen ten allen tijde door de algemene vergadering worden ontslagen.
Zij zijn herkiesbaar tenzij de statuten anders bepalen.
Art. 911.Wanneer een plaats bij de raad van toezicht openvalt, hebben de overblijvende leden van de raad van toezicht het recht om voorlopig in de vacature te voorzien, indien de statuten niet anders bepalen. In dat geval zal de algemene vergadering in haar eerstvolgende bijeenkomst de definitieve benoeming doen.
In geval van voortijdige vacature doet het nieuw benoemde lid van de raad van toezicht de tijd uit van degene die hij vervangt.
II. Bevoegdheid en werking
Art. 912.De raad van toezicht vormt een college. Hij kiest uit zijn midden een voorzitter.
De raad van toezicht controleert het bestuur waarmee de directieraad belast is.
Hij kan zelf de bevoegdheid van bestuur niet uitoefenen, noch de vennootschap jegens derden vertegenwoordigen. Hij vertegenwoordigt evenwel de vennootschap in de geschillen tussen de vennootschap en de leden van de directieraad of één van hen.
Art. 913.De raad van toezicht vergadert na oproeping door zijn voorzitter. Deze moet de vergadering bijeenroepen als hij daartoe verzocht wordt door een lid van de raad van toezicht of door een lid van de directieraad.
De raad van toezicht vergadert ten minste een maal per kwartaal.
De leden van de directieraad mogen de vergaderingen van de raad van toezicht bijwonen, indien zij door deze raad uitgenodigd worden. Zij hebben er raadgevende stem.
Onderafdeling IV. - Gemeenschappelijke regels voor de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht I. Bezoldiging
Art. 914.De leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht worden al dan niet bezoldigd.
De vaste of veranderlijke bezoldiging van de leden van de directieraad wordt door de raad van toezicht vastgesteld, binnen de grenzen in de statuten bepaald. Zij kan niet worden gewijzigd dan met instemming van de belanghebbenden.
De bezoldiging van de leden van de raad van toezicht wordt door de algemene vergadering vastgesteld, binnen de grenzen in de statuten bepaald. Zij bestaat in een vast bedrag en/of in presentiegelden.
II. Belangenconflicten
Art. 915.§ 1. Indien een lid van de directieraad, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van de directieraad, moet hij dit meedelen aan de andere leden van de directieraad. De directieraad moet zich onthouden van iedere beslissing dienaangaande. De verklaring van het lid van de directieraad alsook de rechtvaardigingsgronden betreffende voornoemd strijdig belang moeten worden opgenomen in de notulen van de directieraad. De directieraad overhandigt onmiddellijk een kopie van deze notulen aan de raad van toezicht, die tijdens zijn volgende vergadering zal moeten beslissen. Ingeval de vennootschap een of meer commissarissen heeft benoemd, moet het betrokken lid van de directieraad tevens die commissarissen van het strijdig belang op de hoogte brengen.
Met het oog op de publicatie ervan in het beleidsverslag bedoeld in artikel 95, of bij gebreke daarvan, in een stuk dat gelijktijdig met de jaarrekening moet worden neergelegd, omschrijft de directieraad in de notulen de aard van de in het eerste lid bedoelde beslissing of verrichting.
In het beleidsverslag moeten de voornoemde notulen in hun geheel worden opgenomen. § 2. De vennootschap kan de nietigheid vorderen van beslissingen of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel en de in artikel 917 bepaalde regels, indien de wederpartij bij die beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn. § 3. Paragraaf 1 en artikel 917 zijn niet van toepassing wanneer de beslissingen of verrichtingen die tot de bevoegdheid behoren van de directieraad, betrekking hebben op beslissingen of verrichtingen die tot stand zijn gekomen tussen vennootschappen waarvan de ene rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 95 % bezit van de stemmen verbonden aan het geheel van de door de andere uitgegeven effecten, dan wel tussen vennootschappen waarvan ten minste 95 % van de stemmen verbonden aan het geheel van de door elk van hen uitgegeven effecten in het bezit zijn van een andere vennootschap.
Bovendien zijn § 1 en artikel 917 niet van toepassing wanneer de beslissingen van de directieraad betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen.
Art. 916.§ 1. Indien een lid van de raad van toezicht, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van de raad van toezicht, desgevallend met toepassing van het vorig artikel, moet hij dit meedelen aan de andere leden van de raad van toezicht, vóór de raad van toezicht een besluit neemt. De verklaring van het lid van de raad van toezicht alsook de rechtvaardigingsgronden betreffende voornoemd strijdig belang in hoofde van het betrokken lid moeten worden opgenomen in de notulen van de raad van toezicht die de beslissing zal moeten nemen. Ingeval de vennootschap één of meer commissarissen heeft benoemd, moet het betrokken lid tevens die commissarissen van het strijdig belang op de hoogte brengen.
Met het oog op de publicatie ervan in het verslag bedoeld in artikel 938, omschrijft de raad van toezicht in de notulen de aard van de in het eerste lid bedoelde beslissing of verrichting en verantwoordt de genomen beslissing alsook de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap. In het verslag van de raad van toezicht moeten de voornoemde notulen in hun geheel worden opgenomen.
Het in artikel 143 bedoelde verslag van de commissarissen moet een afzonderlijke omschrijving bevatten van de vermogensrechtelijke gevolgen voor de vennootschap van de besluiten van de raad van toezicht, ten aanzien waarvan een strijdig belang in de zin van het eerste lid bestaat.
Bij de SE die een publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, mag het in het eerste lid bedoelde lid van de raad van toezicht niet deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van toezicht over deze verrichtingen of beslissingen, noch aan de stemming in dat verband. § 2. De vennootschap kan de nietigheid vorderen van beslissingen of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel en de in artikel 917 bepaalde regels, indien de wederpartij bij die beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn. § 3. Paragraaf 1 en artikel 917 zijn niet van toepassing wanneer de beslissingen of verrichtingen die tot de bevoegdheid behoren van de raad van toezicht, betrekking hebben op beslissingen of verrichtingen die tot stand zijn gekomen tussen vennootschappen waarvan de ene rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 95 % bezit van de stemmen verbonden aan het geheel van de door de andere uitgegeven effecten, dan wel tussen vennootschappen waarvan ten minste 95 % van de stemmen verbonden aan het geheel van de door elk van hen uitgegeven effecten in het bezit zijn van een andere vennootschap.
Bovendien zijn § 1 en artikel 917 niet van toepassing wanneer de beslissingen van de raad van toezicht betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen.
Art. 917.§ 1. Op elke beslissing of elke verrichting gedaan ter uitvoering van een beslissing van een beursgenoteerde SE, wordt voorafgaandelijk de procedure toegepast die is bepaald in de §§ 2 en 3, wanneer ze verband houdt met : 1° betrekkingen van de beursgenoteerde SE met een vennootschap die daarmee verbonden is, met uitzondering van haar dochtervennootschappen;2° betrekkingen tussen een dochtervennootschap van de beursgenoteerde SE en een vennootschap die met die dochtervennootschap verbonden is maar geen dochtervennootschap is van die vennootschap. Met een beursgenoteerde SE wordt gelijkgesteld de SE waarvan de effecten toegelaten zijn tot een markt die gelegen is buiten de Europese Unie en door de Koning erkend als gelijkwaardig voor de toepassing van dit artikel.
Dit artikel is niet van toepassing op : 1° de gebruikelijke beslissingen en verrichtingen die hebben plaatsgevonden onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen;2° beslissingen en verrichtingen die minder dan één procent van het nettoactief van de vennootschap vertegenwoordigen, zoals dat blijkt uit de geconsolideerde jaarrekening. § 2. Alle beslissingen of verrichtingen, bepaald in § 1, moeten voorafgaandelijk onderworpen worden aan de beoordeling van een comité bij de raad van toezicht, van drie onafhankelijke leden. Dit comité wordt bijgestaan door één of meer onafhankelijke deskundigen, door het comité aangesteld. De deskundige wordt door de SE vergoed.
Het comité omschrijft de aard van de beslissing of verrichting, beoordeelt het bedrijfsmatige voor- of nadeel voor de SE en voor haar aandeelhouders. Het begroot de vermogensrechtelijke gevolgen ervan en stelt vast of de beslissing of verrichting al dan niet van aard is de SE een nadeel te berokkenen dat in het licht van het beleid dat de SE voert, kennelijk onrechtmatig is. Indien het comité de beslissing of verrichting niet kennelijk onrechtmatig bevindt, doch meent dat zij de SE benadeelt, verduidelijkt het comité welke voordelen de beslissing of verrichting in rekening brengt ter compensatie van de vermelde nadelen.
Het comité brengt een schriftelijk gemotiveerd advies uit bij de directieraad en, in voorkomend geval, de raad van toezicht, onder vermelding van elk van de voormelde beoordelingselementen. § 3. De directieraad of de raad van toezicht, al naargelang het geval, na kennis te hebben genomen van het advies van het comité bepaald in § 2, beraadslaagt over de voorgenomen beslissing of verrichting. In voorkomend geval zijn de artikelen 915 en 916 van toepassing.
De directieraad of de raad van toezicht, al naargelang het geval, vermeldt in zijn notulen of de hiervoor omschreven procedure werd nageleefd, en, in voorkomend geval, op welke gronden van het advies van het comité wordt afgeweken.
De commissaris verleent een oordeel over de getrouwheid van de gegevens die vermeld staan in het advies van het comité en in de notulen bedoeld in voorgaand lid. Dit oordeel wordt aan de notulen van het orgaan dat de beslissing genomen heeft gehecht.
Wanneer de directieraad moet beslissen, wordt het besluit van het comité, een uittreksel uit de notulen van de directieraad en het oordeel van de commissaris opgenomen in het beleidsverslag. Wanneer de raad van toezicht moet beslissen, wordt het besluit van het comité, een uittreksel uit de notulen van de raad van toezicht en het oordeel van de commissaris opgenomen in het verslag van de raad van toezicht, zoals bedoeld in artikel 938. § 4. In de ondernemingen waar een ondernemingsraad werd ingesteld in uitvoering van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, wordt de benoeming van de kandidaten tot onafhankelijk lid van de raad van toezicht voorafgaand aan de benoeming door de algemene vergadering, ter kennis gebracht aan de ondernemingsraad. Een gelijkaardige procedure is vereist bij hernieuwing van het mandaat.
De onafhankelijke leden, in de zin van § 2, eerste lid, dienen ten minste te voldoen aan volgende criteria : 1° gedurende een periode van twee jaar voorafgaand aan hun benoeming, noch in de SE, noch in een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in artikel 11, een mandaat of functie van lid van de raad van bestuur, lid van de directieraad, van de raad van toezicht of van het directiecomité, dagelijks bestuurder of kaderlid hebben uitgeoefend;deze voorwaarde geldt niet voor de verlenging van het mandaat van onafhankelijk lid; 2° geen echtgenoot of persoon met wie zij wettelijk samenwonen of bloed- of aanverwanten tot de tweede graad hebben die in de SE of in een daarmee verbonden vennootschap of persoon zoals bepaald in artikel 11, een mandaat van lid van de raad van bestuur, van de directieraad, van de raad van toezicht of van het directiecomité, dagelijks bestuurder of kaderlid uitoefent;of een financieel belang heeft zoals bepaald in 3°; 3° a) geen maatschappelijke rechten bezitten die één tiende of meer vertegenwoordigen van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van de vennootschap;b) indien zij maatschappelijke rechten bezitten die een quotum van minder dan 10 % vertegenwoordigen : - mogen die maatschappelijke rechten samen met de maatschappelijke rechten die in dezelfde vennootschap worden aangehouden door vennootschappen waarover het onafhankelijk lid controle heeft, geen tiende bereiken van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van de vennootschap; of - mogen de daden van beschikking over deze aandelen of de uitoefening van de daaraan verbonden rechten niet onderworpen zijn aan overeenkomsten of aan eenzijdige verbintenissen die het onafhankelijk lid heeft aangegaan; 4° geen relatie onderhouden met een vennootschap die van aard is hun onafhankelijkheid in het gedrang te brengen. Het benoemingsbesluit maakt melding van de motieven op grond waarvan de hoedanigheid van onafhankelijk bestuurder wordt toegekend.
De Koning, alsook de statuten, kunnen in bijkomende of strengere criteria voorzien. § 5. Beslissingen en verrichtingen betreffende betrekkingen die een niet beursgenoteerde Belgische dochtervennootschap van een beursgenoteerde Belgische SE onderhoudt met vennootschappen die met die laatste verbonden zijn, mogen eerst na toestemming van de moedervennootschap plaatsvinden. Voor die toestemming geldt de procedure bepaald in de §§ 2 en 3. De §§ 6 en 7 alsook artikel 920, § 2, zijn van toepassing op de moedervennootschap. § 6. De SE kan de nietigheid vorderen van beslissingen of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels, indien de wederpartij bij die beslissingen of verrichtingen van die overtreding op de hoogte was of had moeten zijn. § 7. Indien de beursgenoteerde SE een dochtervennootschap is vermeldt ze in haar jaarverslag de wezenlijke beperkingen of lasten die de moedervennootschap haar tijdens het besproken jaar heeft opgelegd, of waarvan zij de instandhouding heeft gevraagd.
III. Aansprakelijkheid
Art. 918.De leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht zijn overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk voor de uitoefening van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen begaan in het kader van de uitoefening van hun functie.
Art. 919.De leden van de directieraad zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2157/2001, van dit wetboek of van de statuten van de vennootschap.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op de leden van de raad van toezicht.
Wat overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht slechts ontheven van de aansprakelijkheid bepaald in het eerste en het tweede lid indien hen geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen, naargelang van het geval, hebben aangeklaagd, wat betreft de leden van de directieraad op de eerstkomende vergadering van de raad van toezicht en wat betreft de leden van de raad van toezicht, op de eerstkomende algemene vergadering, nadat zij er kennis van hebben gekregen.
Art. 920.§ 1. Onverminderd artikel 919, zijn de leden van de raad van toezicht persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de SE of door derden ten gevolge van beslissingen of verrichtingen die hebben plaatsgevonden overeenkomstig de artikelen 915 en 916, indien die beslissing of verrichting aan een lid van de directieraad of aan een lid van de raad van toezicht een onrechtmatig financieel voordeel heeft bezorgd ten nadele van de SE. § 2. In de beursgenoteerde SE zijn de leden van de directieraad persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de vennootschap of door derden ten gevolge van beslissingen of verrichtingen waarmee de directieraad, zelfs met inachtneming van de bepalingen van artikel 917, heeft ingestemd, voor zover deze beslissingen of verrichtingen een onrechtmatig financieel nadeel hebben bezorgd aan de SE ten voordele van een vennootschap van de groep.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op de leden van de raad van toezicht wanneer de beslissingen en de verrichtingen goedgekeurd werden door deze raad.
Art. 921.Indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen, kunnen leden van de directieraad of leden van de raad van toezicht, of gewezen leden van de directieraad of van de raad van toezicht, alsook alle personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden vastgesteld voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap tot het beloop van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.
De vordering kan zowel door de curator als door de benadeelde schuldeisers worden ingesteld. De benadeelde schuldeiser die een vordering instelt brengt de curator hiervan op de hoogte. In dat geval wordt het door de rechter toegekende bedrag beperkt tot de door de schuldeisers geleden schade en komt het hen uitsluitend toe in het belang van de boedel, ongeacht een mogelijke vordering van de curatoren.
Als kennelijk grove fout wordt beschouwd iedere vorm van ernstige en georganiseerde fiscale fraude in de zin van artikel 3, § 2, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. HOOFDSTUK II. - Algemene vergadering van aandeelhouders Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen
Onderafdeling I. - Bijeenroeping van de algemene vergadering
Art. 922.De algemene vergadering kan worden bijeengeroepen door de raad van bestuur, de directieraad, de raad van toezicht of door de commissarissen, zo die er zijn.
Zij moeten de algemene vergadering bijeenroepen op verzoek van de aandeelhouders die gezamenlijk ten minste 10 % van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen; er kan een lager percentage worden vastgesteld in de statuten.
In het verzoek tot bijeenroeping wordt aangegeven welke punten op de agenda zullen worden geplaatst. Dit gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 533.
Indien na de indiening van het verzoek overeenkomstig het tweede lid de algemene vergadering niet tijdig, in elk geval binnen een termijn van ten hoogste twee maanden, wordt gehouden, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de plaats van de statutaire zetel heeft, zetelend zoals in kortgeding, de bijeenroeping van een algemene vergadering binnen een bepaalde termijn gelasten of daarvoor aan de aandeelhouders die het verzoek hebben gedaan, of aan hun vertegenwoordigers, toestemming verlenen de algemene vergadering bijeen te roepen.
Art. 923.Overeenkomstig artikel 56 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 kan of kunnen een of meer aandeelhouders die gezamenlijk ten minste 10 % van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, verzoeken om één of meer nieuwe punten op de agenda van een algemene vergadering te plaatsen.
Tenzij in de statuten andere termijnen en procedures bepaald zijn, kunnen voormelde aandeelhouders binnen achtenveertig uur, hetzij na ontvangst van de oproeping per aangetekende brief, hetzij na de eerste bekendmaking van de oproeping in een advertentie, naargelang het geval, aan de raad van bestuur of aan de directieraad, het nieuwe punt of de nieuwe punten die zij voorstellen aan de agenda toe te voegen meedelen. Dit voorstel met de aangevulde agenda wordt ten minste acht dagen voor de algemene vergadering meegedeeld door bekendmaking in dezelfde persorganen als de eerste oproeping en in het Belgisch Staatsblad en desgevallend per aangetekende brief.
Onderafdeling II Verloop van de algemene vergadering en wijze van de uitoefening van het stemrecht
Art. 924.De bestuurders, de leden van de directieraad en leden van de raad van toezicht, geven ieder in functie van hun bevoegdheden antwoord op de vragen die hen door de aandeelhouders worden gesteld met betrekking tot de vervulling van hun taak en tot de agendapunten, voor zover de mededeling van gegevens of feiten niet van die aard is dat zij ernstig nadeel zou berokkenen aan de vennootschap, aan haar aandeelhouders of aan haar personeel en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 49 van Verordening (EG) nr. 2157/2001. Afdeling II. - Gewone algemene vergadering
Art. 925.De algemene vergadering vindt een maal per jaar plaats, ten minste binnen zes maanden na de afsluiting van het boekjaar. Evenwel mag de eerste algemene vergadering binnen achttien maanden na de oprichting plaatsvinden.
Art. 926.In het dualistisch stelsel beslist de algemene vergadering over de aan de leden van de raad van toezicht en van de directieraad te verlenen kwijting overeenkomstig artikel 554.
Art. 927.De raad van bestuur of de directieraad hebben/heeft het recht, tijdens de zitting, de beslissing met betrekking tot de goedkeuring van de jaarrekening drie weken uit te stellen. Deze verdaging doet geen afbreuk aan de andere genomen besluiten, behoudens andersluidende beslissing van de algemene vergadering hieromtrent. De volgende vergadering heeft het recht de jaarrekening definitief vast te stellen. Afdeling III. - Bijzondere algemene vergadering
Art. 928.Vanaf het tijdstip dat een vennootschap de mededeling van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ontvangt dat haar kennis is gegeven van een openbaar overnamebod op de effecten van die vennootschap en tot aan het einde van het bod, mag enkel de algemene vergadering beslissingen nemen of verrichtingen uitvoeren die een aanzienlijke wijziging in de samenstelling van de activa of de passiva van de vennootschap tot gevolg zouden hebben, of verbintenissen aangaan zonder werkelijke tegenprestatie. Deze beslissingen of verrichtingen mogen niet worden genomen of uitgevoerd onder voorwaarde van welslagen of mislukken van het openbaar overnamebod.
De raad van bestuur of de directieraad mogen evenwel verrichtingen ten einde brengen die voor de ontvangst van de mededeling van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voldoende zijn gevorderd, alsook aandelen, winstbewijzen en certificaten die daarop betrekking hebben verkrijgen overeenkomstig artikel 620, § 1, derde lid.
De in dit artikel bedoelde beslissingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de bieder en van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen door de raad van bestuur of de directieraad, al naargelang het geval. Zij worden tevens openbaar gemaakt. Afdeling IV. - Buitengewone algemene vergadering
Art. 929.Het besluit tot wijziging van de statuten kan steeds worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen indien ten minste de helft van het kapitaal vertegenwoordigd is en indien de statuten erin voorzien. HOOFDSTUK III. - Vennootschapsvordering en minderheidsvordering
Art. 930.De vennootschapsvordering en de minderheidsvordering kunnen ingesteld worden tegen de bestuurders, de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht, overeenkomstig de artikelen 561, 562 tot 567 en 926.
TITEL V. - Verplaatsing van de statutaire zetel
Art. 931.Het voorstel tot zetelverplaatsing wordt opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad.
Dit voorstel wordt neergelegd overeenkomstig artikel 75.
Art. 932.De raad van bestuur of de directieraad, stelt een verslag op waarin de juridische en economische aspecten van de zetelverplaatsing worden toegelicht en onderbouwd en waarin de gevolgen van de verplaatsing voor de aandeelhouders, de schuldeisers en de werknemers worden toegelicht.
Art. 933.Uiterlijk binnen twee maanden na de bekendmaking van het verplaatsingsvoorstel in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, kunnen de schuldeisers en de houders van andere rechten jegens de vennootschap wier vordering is ontstaan voor deze bekendmaking en die nog niet is vervallen, een zekerheid eisen of elke andere waarborg, niettegenstaande enig hiermee strijdig beding.
De vennootschap kan deze rechtsvordering afweren door de schuldvordering te voldoen tegen haar waarde, na aftrek van het disconto.
Indien geen overeenstemming wordt bereikt of indien de schuldeiser geen voldoening heeft gekregen, wordt het geschil voorgelegd door de meest gerede partij aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar statutaire zetel heeft.
De rechtsvordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding; hetzelfde geldt voor de tenuitvoerlegging van de genomen beslissing.
Onverminderd de rechten in de zaak zelf bepaalt de voorzitter de zekerheid die de vennootschap moet stellen en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren, tenzij hij beslist dat geen zekerheid hoeft te worden gesteld gelet op de waarborgen en voorrechten waarover de schuldeiser beschikt of op de solvabiliteit van de vennootschap.
Indien de zekerheid niet binnen de bepaalde termijn is gesteld, wordt de schuldvordering onverwijld opeisbaar.
De rechtsvordering ingesteld door een schuldeiser leidt niet tot het verbieden van de verderzetting van de zetelverplaatsing.
De bepalingen van dit artikel beletten niet dat de overeenkomsten worden toegepast waarin aan de schuldeiser de machtiging wordt verleend om de onmiddellijke terugbetaling te eisen van zijn schuldvordering in geval van zetelverplaatsing.
Art. 934.Overeenkomstig artikel 8, 8, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 geeft een notaris met standplaats in België een attest af waaruit afdoende blijkt dat de aan de zetelverplaatsing voorafgaande handelingen en formaliteiten vervuld zijn.
Art. 935.De zetelverplaatsing van een SE met statutaire zetel in België naar een andere lidstaat heeft geen rechtsgevolg wanneer de Minister van Economie zich daartegen overeenkomstig artikel 8, § 14, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 middels officiële kennisgeving verzet binnen twee maanden na de bekendmaking van het verplaatsingsvoorstel in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. De bekendmaking wordt gepubliceerd in overeenstemming met artikel 75.
Het attest bedoeld in artikel 934 mag enkel worden afgegeven nadat het verzet is ingetrokken of vernietigd of van een tegengestelde beslissing die in kracht van gewijsde is getreden.
De Koning bepaalt bij een in de ministerraad overlegd besluit de versnelde procedure die van toepassing is op het beroep tegen het verzet bedoeld in dit artikel.
Art. 936.De doorhaling in België van de oude inschrijving ten gevolge van de verplaatsing van de statutaire zetel naar het buitenland wordt overeenkomstig artikel 75 bekendgemaakt.
Art. 937.De verplaatsing in België van de statutaire zetel van een SE moet in een authentieke akte worden vastgesteld. Deze akte kan pas worden opgesteld dan op voorlegging van het attest afgeleverd door de bevoegde instantie in het land van oorsprong van de SE. Deze akte alsook de daarmee gepaard gaande wijziging van de statuten worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74; zij worden van kracht vanaf de inschrijving van de vennootschap.
TITEL VI. - Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening, en controle hierop - Specifieke bepalingen van toepassing op het dualistisch stelsel
Art. 938.De raad van toezicht deelt aan de algemene vergadering, voorzien in artikel 92, een verslag met haar opmerkingen over de rekeningen van het boekjaar, alsook, in voorkomend geval, over het beleidsverslag van de directieraad.
Dit verslag wordt samen met de jaarrekening overeenkomstig artikel 100, 7° neergelegd.
Art. 939.In de gevallen bepaald in artikel 137, § 1, strekt het vorderingsrecht van de commissarissen zich uit tot de raad van toezicht.
Art. 940.Het verslag van de commissarissen vermeldt in het bijzonder of zij van de raad van toezicht de gevraagde uitleg en informatie gekregen hebben.
TITEL VII. - Ontbinding, vereffening, insolventie en staking van de betalingen
Art. 941.Op vraag van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie spreekt de rechtbank van koophandel de ontbinding van de SE uit die haar statutaire zetel in België heeft indien haar hoofdbestuur er niet gevestigd is.
Alvorens de ontbinding uit te spreken, kan de rechtbank de SE in de gelegenheid stellen binnen een termijn haar situatie te regulariseren overeenkomstig atikel 64, 1, van Verordening (EG) nr. 2157/2001.
Overeenkomstig § 3 van voormeld artikel 64, is deze beslissing niet vatbaar voor voorlopige tenuitvoerlegging.
Art. 942.De openbaarmaking bedoeld in artikel 65 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 gebeurt overeenkomstig artikel 74.
TITEL VIII. - Omzetting van een SE in NV
Art. 943.Het voorstel tot omzetting wordt opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad. Dit voorstel wordt neergelegd overeenkomstig artikel 75.
Art. 944.De onafhankelijke deskundige(n) bedoeld in artikel 66, 5, van Verordening (EG) nr. 2157/2001, is hetzij de commissaris, hetzij, bij ontstentenis van een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant aangewezen door de raad van bestuur of door de directieraad..
Art. 945.De algemene vergadering besluit tot de omzetting overeenkomstig artikel 699.
TITEL IX. - Strafbepalingen
Art. 946.De strafbepalingen van dit wetboek betreffende de naamloze vennootschap zijn van (overeenkomstige) toepassing op de SE.
Art. 947.In het dualistisch stelsel zijn de strafbepalingen betreffende de leden van de raad van bestuur van toepassing op de leden van de directieraad.
Art. 948.Worden gestraft met de geldboete bepaald in artikel 126, de leden van de raad van toezicht die het verslag bepaald in art. 938 niet hebben opgesteld of voorgelegd. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 32.Artikel 588 van het Gerechtelijk wetboek wordt aangevuld als volgt : « 14° op de vorderingen ingesteld op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE). »
Art. 33.Artikel 627 van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « 17° in het geval van artikel 588, 14°, de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de statutaire zetel van één van de fuserende vennootschappen of van de toekomstige Europese vennootschap. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 34.De bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 8, 8; 25, 2, en 26, 1, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 zijn de notarissen met standplaats in België.
De bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 54 van voornoemde Verordening zijn de commissarissen.
De bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 55, 3, van voornoemde Verordening is de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het gerechtelijk arrondissement waarbinnen de statutaire zetel van de SE is gevestigd.
De bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 64, 4, van voornoemde Verordening is het de procureur des Konings.
Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 8 oktober 2004.
Art. 36.Onze minister bevoegd voor Justitie en Onze minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN