Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 februari 1999
gepubliceerd op 02 maart 1999

Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers overgaan naar de administratieve cel opgericht bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022104
pub.
02/03/1999
prom.
01/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/01/1999022104/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers overgaan naar de administratieve cel opgericht bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikelen 131 en 134, gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, 136 en 139;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 november 1998 houdenden diverse bepalingen betreffende de overdracht van de personeelsleden van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 november 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 januari 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 7 januari 1999;

Gelet op het protocol van 15 januari 1999 van het Sectorcomité XII - Sociale Zaken;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwezende het feit dat voor de toepassing van de besluiten genomen in toepassing van de artikelen 131, 134 en 136 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, die in werking treden op 1 januari 1999, met hoogdringendheid de nodige schikkingen moeten getroffen worden voor het verzekeren van de overdracht van het personeel van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers aan de Rijksdienst van Sociale Zekerheid vanaf 1 januari 1999;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° het Fonds : het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers;2° de cel : de administratieve cel waarin voorzien bij artikel 6bis, § 2, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998;3° de personeelsleden : de vastbenoemde ambtenaren van het Fonds en de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden.

Art. 2.De in bijlage genoemde personeelsleden van het Fonds worden van ambtswege overgedragen aan de cel.

Art. 3.§ 1. Onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 27 november 1998 houdende diverse bepalingen betreffende de overdracht van de personeelsleden van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering genieten de personeelsleden van de in dit artikel opgenoemde waarborgen. § 2. De in vorig artikel bedoelde personeelsleden die personeelsleden zijn van het Fonds, worden als vastbenoemd personeelslid benoemd en bekleed in hun rang, met een graad gelijk aan of gelijkwaardig met die welke ze dragen bij het Fonds. § 3. De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol of -regime.

Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. § 4. Voor de personeelsleden die in het Fonds belast zijn met de uitoefening van een hogere functie, wordt voor hun overdracht alleen rekening gehouden met hun statutaire graad. Indien zij in de cel vanaf de datum van de overdracht zonder onderbreking opnieuw worden belast met de uitoefening van dezelfde hogere functie als die welke zij in het Fonds uitoefenden, worden zij voor de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen geacht de hogere functie verder uit te oefenen. § 5. De overgedragen personeelsleden die onderworpen zijn aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel behouden na hun overdracht de laatste beoordeling of evaluatie welke hun toegekend is.

Indien een personeelslid op de datum van zijn overdracht krachtens dit besluit een aanvraag tot herziening van zijn beoordeling of zijn evaluatie heeft ingediend, dan wordt de procedure bij de cel voortgezet. § 6. De personeelsleden die bij het Fonds geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor graad- of baremaverhoging behouden na hun overdracht de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor één van die examens hebben verworven.

Voor hun rangschikking worden de geslaagden geacht het vergelijkend examen of het examen te hebben afgelegd bij de cel.

Indien het over vergelijkende examens gaat waarvan het proces-verbaal op dezelfde datum is afgesloten, worden de geslaagden onderling gerangschikt alsof het om eenzelfde vergelijkend examen ging.

Indien het over vergelijkende examens gaat waarvan het proces-verbaal op verschillende data is afgesloten, wordt voorrang verleend aan de geslaagden voor het vergelijkend examen waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^