Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 december 1998
gepubliceerd op 09 januari 1999

Koninklijk besluit waarbij aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1998000792
pub.
09/01/1999
prom.
01/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/01/1998000792/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

De rechtsgrond van dit ontwerp wordt gevormd door de artikelen 60, eerste en tweede lid, en 64, § 1, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, die respectievelijk de oprichting, de bevoegdheid en de taken van deze overheid regelen. 1. Luidens artikel 60 van de voornoemde bijzondere wet van 12 januari 1989, zijn er drie instellingen met rechtspersoonlijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld bij de artikelen 59bis, § 4bis, tweede lid, en 108ter, § 3, van de Grondwet (artikelen 136 en 166, § 3, van de gecoördineerde Grondwet), namelijk de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.2. De materies die tot hun bevoegdheid behoren zijn : - de bevoegdheden inzake culturele aangelegenheden, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden; - de bevoegdheden die hun worden toegewezen door de Gemeenschapsraden. 3. Artikel 64, § 1, van de voornoemde bijzondere wet van 12 januari 1989 bepaalt : « Elke Gemeenschapscommissie oefent dezelfde bevoegdheden uit als de andere inrichtende machten in de aangelegenheden bedoeld in artikel 61 van deze wet ». Zij hebben in het bijzonder elk tot taak : 1° een programmering uit te werken en uit te voeren van de infrastructuur met betrekking tot deze aangelegenheden;2° de nodige instellingen op te richten, ze te beheren en subsidies te verlenen onder de voorwaarden die bepaald zijn met name door de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot het kleuter-, lager, secundair, normaal, technisch en kunstonderwijs;3° aan de betrokken overheid aanbevelingen alsook adviezen te richten, zowel op eigen initiatief als op verzoek van die overheid;4° initiatieven te nemen en aan te moedigen inzake culturele en persoonsgebonden aangelegenheden. Bijgevolg moeten de voornoemde instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in casu de Vlaamse Gemeenschapscommissie, worden beschouwd als openbare overheden, in de zin van artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die, met toepassing van artikel 29 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, door de Vlaamse Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, werd geraadpleegd met betrekking tot de toegang tot het Rijksregister van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, maakt in haar advies nr. 12/96 (punt 4) gegeven op 15 mei 1996, geen bezwaar tegen de toegang van deze overheid tot de wettelijke informatiegegevens van het Rijksregister, mits de bepalingen van artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, worden nageleefd. Het lijkt wenselijk dat aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie die, krachtens artikel 64, § 1, tweede lid, 4°, van de voormelde bijzondere wet van 12 januari 1989, belast is met het nemen van initiatieven en het aanmoedigen inzake culturele en persoonsgebonden aangelegenheden van de Vlaamse Gemeenschap van Brussel-Hoofdstad, voor het concretiseren van deze taak, met name onder andere voor de organisatie van een Vlaams onthaal- en opvangbeleid voor de personen die zich vanuit Vlaanderen zijn komen vestigen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en van een informatiebeleid ten aanzien van de inwoners van dit Gewest die het gebruik van het Nederlands hebben gevraagd in hun betrekkingen met de gemeentelijke overheden van hun hoofdverblijfplaats, toegang wordt verleend tot de wettelijke informatiegegevens van het Rijksregister.

Dergelijke toegang zal de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in staat stellen haar taak van culturele uitstraling door een efficiënte dienstverlening aan de Brusselse Vlamingen uit te voeren onder meer, door het verstrekken van informatie over de Vlaams-Brusselse beleidsinstanties op gewestelijk en gemeentelijk niveau alsmede over de Vlaamse instellingen die van de Vlaamse Gemeenschapscommissie afhangen.

De Vlaamse Gemeenschapscommissie vraagt dan ook om toegang te kunnen verkrijgen tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, teneinde de taken die haar wettelijk werden toegekend, te kunnen uitvoeren.

In naleving van de voorschriften van artikel 11 van de voornoemde wet van 8 augustus 1983, wordt in dit besluit overigens enkel toegang verleend tot het Rijksregister aan de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die daartoe bij name en schriftelijk worden aangewezen door de voorzitter van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, en binnen de perken van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Hiertoe wordt er niet alleen rekening gehouden met de behoeften en de specifieke taken van de Vlaamse Gemeenschapscommissie maar ook met het belang van de personen waarop de in deze gegevensbank geregistreerde informatiegegevens betrekking hebben en met het recht van deze personen op een gebruik van deze gegevens dat verenigbaar is met de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.

Het ontwerp van besluit houdt rekening met de door de Raad van State geformuleerde opmerkingen in zijn op 10 februari 1998 uitgebracht advies.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. - Advies nr. 12/96 van 15 mei 1996 : Onthaal- en opvangbeleid voor de Brusselse inwijkelingen vanuit Vlaanderen De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de adviesaanvraag, vanwege de Vlaamse Minister van Brusselse aangelegenheden d.d. 23 januari 1996, door de Commissie ontvangen op 24 januari 1996;

Gelet op het verzoek om bijkomende inlichtingen van de Commissie d.d. 6 maart 1996 alsmede het antwoord d.d. 10 april 1996;

Gelet op het verslag van de heer C. Voet;

Brengt op 15 mei 1996 hiernavolgend advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag 1. Bij schrijven van 23 januari 1996 heeft de Vlaamse Minister van Brusselse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting advies gevraagd aan de Commissie of de « Vlaamse gemeenten (kunnen aangezet worden) de Brusselse adressen van hun uitwijkelingen mee te delen aan de Voorzitter van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met het oog op een efficiënte dienstverlening aan de Vlaams-Brusselse overheid en administratie ».Tevens werd gevraagd of een toegang tot het Rijksregister met het oog op het bekomen van de hierbovenvermelde informatie in overeenstemming is met de wet op de privacy. 2. Bij brief van 6 maart 1996 werden door de Commissie vragen gesteld, die door de Minister werden beantwoord bij brief van 10 april 1996. II. Onderzoek 1. Volgens artikel 60 van de wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen zijn er drie instellingen met rechtspersoonlijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld bij de artikelen 59bis, § 4bis, tweede lid, en 108ter, § 3 van de Grondwet, namelijk de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De materies die tot hun bevoegdheid behoren zijn de volgende : a) de bevoegdheden inzake culturele aangelegenheden, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden;b) de bevoegdheden die hen worden toegewezen door de Gemeenschapsraden.2. Art.64, § 1 van voornoemde wet bepaalt : « Elke gemeenschapscommissie oefent dezelfde bevoegdheden uit als de andere inrichtende machten in de aangelegenheden bedoeld in artikel 61 van deze wet.

Zij hebben in het bijzonder elk tot taak : 1° een programmering uit te werken en uit te voeren van de infrastructuur met betrekking tot deze aangelegenheden;2° de nodige instellingen op te richten, ze te beheren en subsidies te verlenen onder de voorwaarden die bepaald zijn met name door de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot het kleuter-, lager, secundair, normaal, technisch en kunstonderwijs;3° aan de betrokken overheid aanbevelingen alsook adviezen te richten, zowel op eigen initiatief als op verzoek van die overheid;4° initiatieven te nemen en aan te moedigen inzake culturele en persoonsgebonden aangelegenheden.» 3. In verband met inzonderheid het lid 4° van voornoemd artikel 64, onderstreept het Bureau van de Raad het belang van een specifiek onthaal- en opvangbeleid voor de Brusselse inwijkelingen vanuit Vlaanderen.Teneinde de Vlaamse onthaalpolitiek te kunnen concretiseren (o.a. informatie verstrekken over de Vlaams-Brusselse beleidsinstanties op gewestelijk en gemeentelijk niveau alsmede Vlaamse instellingen in het bedrijfsleven) - zie de adviesaanvraag van de Minister d.d. 23 januari 1996 - wenst men over de adressen te beschikken van de personen die vanuit Vlaanderen naar Brussel uitwijken. 4. In verband met de toegang tot het Rijksregister : Artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, bepaalt dat « De Koning (toegang verleent) tot het Rijksregister aan de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut, ... ».

Daar de Vlaamse Gemeenschapscommissie een openbare overheid uitmaakt, bestaat er geen fundamenteel bezwaar tegen de toegang tot het Rijksregister wat de wettelijke gegevens betreft, en mits natuurlijk naleving van artikel 5 van voornoemde wet. 5. In verband met het verstrekken van inlichtingen door de gemeentebesturen van Vlaanderen : Artikel 6 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, bepaalt het volgende : « Geen enkele lijst van personen ingeschreven in de registers mag aan derden worden verstrekt.Dit verbod is niet van toepassing op de overheden of de openbare instellingen die door of krachtens de wet gemachtigd zijn om dergelijke lijsten te verkrijgen en dit voor de informatie waarop deze machtiging betrekking heeft. » Door de Vlaamse Gemeenschapscommissie een openbare overheid is voldoet zij aan de voorwaarden om de gevraagde informatie te bekomen.

De Commissie is dan ook van oordeel dat positief op de door de Minister gestelde vragen kan worden geantwoord.

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 4 juli 1997 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen", heeft op 10 februari 1998 het volgende advies gegeven : Strekking van het ontwerp Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit beoogt de Vlaamse Gemeenschapscommissie toegang te verlenen tot de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen met betrekking tot de naam en voornamen, de geboorteplaats en -datum, het geslacht, de hoofdverblijfplaats en de samenstelling van het gezin (artikel 1, eerste lid, inleidende zin, van het ontwerp).

Het is de bedoeling om met die gegevens "een Vlaams onthaal- en opvangbeleid van de Brusselse inwijkelingen vanuit Vlaanderen en van een Vlaams informatiebeleid ten aanzien van de in het Nederlands ingeschreven inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (lees : tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad) (te organiseren)".

De genoemde gegevens mogen worden gebruikt "om informatie mede te delen over de Vlaams-Brusselse beleidsinstanties op gewestelijk en gemeentelijk niveau, alsmede over de Vlaamse instellingen die van de Vlaamse Gemeenschapscommissie afhangen" (artikel 1, eerste lid, 1° ) en "om publicaties te verzenden betreffende de eigen werking" (artikel 1, eerste lid, 2°).

De toegang tot het Rijksregister wordt voorbehouden aan personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie die hiertoe formeel worden aangewezen door de voorzitter van de Raad en/of van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (artikel 1, tweede lid).

De lijst van die personeelsleden wordt jaarlijks opgemaakt en jaarlijks toegestuurd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 3).

Rechtsgrond Artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning toegang verleent tot het Rijksregister aan de openbare overheden "voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen".

Om te bepalen welke informatie die overheidsinstanties gemachtigd zijn te kennen, kan men ervan uitgaan dat zulk een machtiging, als die niet uitdrukkelijk wordt verleend, kan worden afgeleid uit de taken waarmee die overheidsinstanties bij wet, bij decreet of krachtens een wet of een decreet worden belast.

Te dezen wordt in artikel 1 van het ontwerp verwezen naar de opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bedoeld in artikel 64, § 1, tweede lid, 4°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen. Bij die wetsbepaling wordt aan de gemeenschapscommissies opgedragen om initiatieven te nemen en aan te moedigen inzake culturele en persoonsgebonden aangelegenheden.

De organisatie van een "Vlaams onthaal- en opvangbeleid van de Brusselse inwijkelingen uit Vlaanderen" of van een "Vlaams informatiebeleid ten aanzien van de in het Nederlands ingeschreven inwoners van het (tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad)" valt onder de bedoelde initiatieven.

Er kan worden aangenomen dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie, om de genoemde initiatieven te nemen, moet kunnen beschikken over bepaalde persoonsgegevens met betrekking tot de personen tot wie zij zich in het bijzonder wil richten. In zoverre de kennis van de in het ontwerp bedoelde gegevens van het Rijksregister kan bijdragen tot het uitvoeren van de bedoelde taken, vindt het ontwerp dan ook rechtsgrond in het genoemde artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983, gelezen in samenhang met het genoemde artikel 64, § 1, tweede lid, 4°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989.

Onderzoek van de tekst Artikel 1 1. De omschrijving, in de inleidende zin van het eerste lid, van de doelgroep van het onthaal- en opvangbeleid, met name de "Brusselse inwijkelingen vanuit Vlaanderen", is onduidelijk.Het gaat allicht om personen die zich vanuit Vlaanderen zijn komen vestigen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. De tekst zou in die zin gepreciseerd kunnen worden.

Het is evenmin duidelijk wat bedoeld wordt met de "in het Nederlands ingeschreven inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest". Ook die tekst zou gepreciseerd kunnen worden. 2. Volgens de gemachtigde ambtenaar wordt in artikel 1, eerste lid, 1°, met de woorden "Vlaams-Brusselse beleidsinstanties op gewestelijk en gemeentelijk niveau" het volgende bedoeld : a) op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met betrekking tot "informatie waarover geen publicatie bestaat";b) op het niveau van de gemeenten : "voorzieningen zoals kinderdagverblijven en peutertuinen, die gesubsidieerd worden met kredieten van de bevoegde Nederlandstalige schepenen van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest".3. Volgens het tweede lid worden de betrokken "personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie" aangewezen door de "voorzitter van de Raad (lees : de Nederlandse taalgroep van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest) en/of van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie". Het is ongebruikelijk dat de voorzitter van een beraadslagend orgaan een bevoegdheid kan uitoefenen met betrekking tot het personeel van de betrokken instelling. Het is nog minder gebruikelijk dat dezelfde bevoegdheid door twee onderscheiden personen uitgeoefend kan worden, op zulke wijze dat de ene de beoordeling door de andere terzijde zou kunnen schuiven.

Het is dan ook aan te raden om de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid voor te behouden aan de voorzitter van het College.

De kamer was samengesteld uit De heren: W. Deroover, kamervoorzitter;

P. Lemmens en L. Hellin, staatsraden;

A. Alen en H. Cousy, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. F. Lievens, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer L. Hellin.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. R. Thielemans, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer J. Drijkoningen, referendaris.

De griffier, F. Lievens.

De voorzitter, W. Deroover.

1 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op artikel 60, eerste en tweede lid, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en op artikel 64, § 1;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens,inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het advies nr. 12/96 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 15 mei 1996 op aanvraag van de Vlaamse Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het kader van zijn opdracht zoals bedoeld bij artikel 64, § 1, tweede lid, 4°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen, met name onder andere het organiseren van een onthaal- en opvangbeleid van de personen die zich vanuit Vlaanderen zijn komen vestigen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en van een informatiebeleid ten aanzien van de inwoners van dit Gewest die het gebruik van het Nederlands hebben gevraagd in hun betrekkingen met de gemeentelijke overheden van hun hoofdverblijfplaats, wordt aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest machtiging verleend om toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 9° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor de hierna bepaalde doeleinden en binnen de in het tweede lid bepaalde perken : 1° om informatie mede te delen over de Vlaams-Brusselse beleidsinstanties op gewestelijk en gemeentelijk niveau, alsmede over de Vlaamse instellingen die van de Vlaamse Gemeenschapscommissie afhangen;2° om publicaties te verzenden betreffende de eigen werking. De in het eerste lid bedoelde toegang is voorbehouden aan de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie die daartoe schriftelijk en bij name worden aangewezen door de voorzitter van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, op grond van het ambt dat zij uitoefenen en binnen de perken van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen enkel voor de in dit artikel vermelde doeleinden worden gebruikt. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 5 van de voornoemde wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben gekregen, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden met de Vlaamse Gemeenschapscommissie onderhouden voor de in artikel 1, eerste lid, bedoelde doeleinden.

Art. 3.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, aangewezen personeelsleden, met vermelding van hun ambt en hun graad, wordt jaarlijks opgemaakt en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestuurd.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^