Etaamb.openjustice.be
Huishoudelijk Règlement
gepubliceerd op 20 december 2022

Huishoudelijk Reglement van de Brusselse Ombudsvrouw Op 9 november 2022 goedgekeurd door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Veren(...) Gelet op artikel 18 van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betr(...)

bron
brusselse ombudsman
numac
2022021193
pub.
20/12/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Huishoudelijk Reglement van de Brusselse Ombudsvrouw (gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman) Op 9 november 2022 goedgekeurd door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en op 18 november 2022 door de Assemblee van de Franse Gemeenschapscommissie.

Gelet op artikel 18 van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman, stelt de Brusselse ombudsvrouw het volgende vast: HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder: 1° GDO ombudsman: gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman;2° Ombudsman: de Brusselse ombudsman of ombudsvrouw en zijn/haar personeelsleden;3° klacht: elke klacht in de zin van hoofdstuk II van het GDO ombudsman;4° Brusselse overheidsdienst: entiteit bedoeld bij artikel 2, 1° a) tot g) van het GDO ombudsman;5° Parlement: het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Assemblee van de Franse Gemeenschapscommissie ;6° melding: elke melding van een veronderstelde integriteitsschending in de zin van hoofdstuk III van het GDO ombudsman;7° integriteitsschending: elke inbreuk, elk misbruik of elke ernstige nalatigheid die een dreiging vormt voor het openbaar belang of het schaadt;8° vergeldingsmaatregel: elke negatieve maatregel ten gevolge van een interne of externe melding die de melder ongerechtvaardigde schade berokkent;9° CTB: de Commissie voor Toegang tot Bestuursdocumenten;10° GDO transparantie: gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van 16 mei 2019 betreffende de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse instellingen;11° klager: de persoon namens wie een klacht ingediend wordt;12° melder: het personeelslid dat een melding doet;13° betrokkene bij het onderzoek: de persoon die gehoord werd in het kader van een onderzoek naar een veronderstelde integriteitsschending;14° interne melding: melding van een veronderstelde integriteitsschending bij de hiërarchische meerdere of de interne component gevestigd binnen de Brusselse overheidsdienst waarvoor de melder werkt;15° externe melding: melding van een veronderstelde integriteitsschending bij de Ombudsman.

Art. 2.Dit reglement verduidelijkt de concrete regels volgens welke de ombudsman de bij artikel 2 van het GDO Ombudsman bepaalde opdrachten vervult, namelijk: 1° de klachten over de werking van de Brusselse overheidsdiensten onderzoeken;2° uit eigen beweging of op verzoek van een Parlement onderzoeken uitvoeren over de werking van de Brusselse overheidsdiensten;3° aanbevelingen formuleren en rapporteren over de werking van de Brusselse overheidsdiensten;4° onderzoeken uitvoeren over de meldingen van veronderstelde integriteitsschendingen en de vragen om bescherming tegen vergeldingsmaatregelen behandelen.

Art. 3.Om de werking van de Brusselse overheidsdiensten te onderzoeken, baseert de Ombudsman zich op de normen van goed bestuur, zoals gepubliceerd op zijn site.

Art. 4.Het beroep op de Ombudsman is gratis. HOOFDSTUK II. - Klachten Afdeling 1. - Indiening van een klacht

Art. 5.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon en elke feitelijke vereniging kan bij de Ombudsman een klacht indienen die hem rechtstreeks aanbelangt in zijn betrekkingen met een Brusselse overheidsdienst, ongeacht zijn nationaliteit, woonplaats of maatschappelijke zetel of statuut. § 2 De klacht kan worden ingediend door een vertrouwenspersoon die namens de betrokken natuurlijke persoon, en met diens instemming, optreedt. § 3 De klacht van een rechtspersoon wordt ingediend door een naar behoren gemandateerde natuurlijke persoon.

Art. 6.§ 1. Een klacht kan schriftelijk of mondeling bij de Ombudsman worden ingediend op de volgende wijzen: 1° via het klachtenformulier op de website van de Ombudsman;2° per e-mail;3° per post;4° mondeling per telefoon of in persoon: in het kantoor van de Ombudsman op afspraak of tijdens zijn zitdagen. § 2. Als de klacht mondeling wordt ingediend, wordt ze in schriftelijke vorm bevestigd, in voorkomend geval met de hulp van de Ombudsman. § 3. De klachten worden ingediend in het Nederlands of het Frans.

Indien de klager moeite heeft om zich in een van deze twee talen uit te drukken, kan de Ombudsman aan de klager voorstellen om: 1° de klacht in te dienen in een taal die door een lid van zijn team wordt beheerst;2° zich te laten vergezellen door een vertrouwenspersoon of zich te laten vertegenwoordigen door een mandataris. § 4. Indien de ombudsman het nodig acht, ontvangt hij de klager persoonlijk.

Art. 7.§ 1. De klacht bevat minstens de volgende gegevens: 1° de identiteit en contactgegevens van de klager, tenzij de Ombudsman beslist om een anonieme klacht te behandelen;2° in voorkomend geval, de identiteit en hoedanigheid van de mandataris of de vertrouwenspersoon van de klager;3° een zo duidelijk en nauwkeurig mogelijke beschrijving van het voorwerp van de klacht, van de betrokken Brusselse overheidsdienst en van het chronologische verloop van de feiten;4° de stappen die de klager al bij de betrokken Brusselse overheidsdienst heeft ondernomen om de situatie te trachten op te lossen;5° de eventuele stappen die bij andere instanties werden gedaan, alsook de ingestelde jurisdictionele of administratieve beroepen. § 2. De klager voegt bij zijn klacht een kopie van de documenten die nodig zijn om de klacht te begrijpen. Afdeling 2.- Rechten en plichten van de klager

Art. 8.§ 1.De klager heeft het recht: 1° op een zorgvuldige behandeling van zijn klacht;2° op een neutraal, objectief en onpartijdig onderzoek van zijn klacht;3° om in kennis te worden gesteld van de beslissing van de Ombudsman om zijn klacht al dan niet in behandeling te nemen en, in geval van weigering, een met redenen omkleed antwoord te ontvangen;4° om regelmatig op de hoogte te worden gebracht van het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven en, in voorkomend geval, van het verkregen resultaat. § 2. De klager verbindt zich ertoe alle door de Ombudsman gevraagde aanvullende inlichtingen te verstrekken en hem op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen die relevant zijn voor de behandeling van zijn klacht.

Terwijl de ombudsman zijn klacht behandelt, onthoudt de klager zich ervan parallel, rechtstreeks of via een tussenpersoon, en zonder overleg, tussenbeide te komen bij de betrokken Brusselse overheidsdienst. § 3. De klager kan te allen tijde vragen dat zijn klacht wordt ingetrokken. In dat geval beëindigt de Ombudsman zijn tussenkomst en sluit hij de klacht af. De Ombudsman brengt de Brusselse overheidsdienst daarvan in voorkomend geval op de hoogte. Afdeling 3. - Behandeling van de klacht

Onderafdeling 1. - Ontvangst en beslissing om de klacht te behandelen

Art. 9.§ 1. De Ombudsman bevestigt de ontvangst van de klacht binnen een termijn van 5 werkdagen na de ontvangst ervan. § 2. Indien de Ombudsman vaststelt dat een klacht onvolledig is, verzoekt hij de persoon die de klacht heeft ingediend, hem de ontbrekende gegevens te verstrekken. Indien de Ombudsman binnen een termijn van 30 kalenderdagen geen antwoord heeft gekregen, kan hij beslissen om de klacht af te sluiten.

Art. 10.§ 1. De Ombudsman weigert een klacht te behandelen wanneer: 1° de klacht betrekking heeft op feiten of een instantie waarvoor hij niet bevoegd is;2° de klacht kennelijk ongegrond is, dat wil zeggen uit de lucht gegrepen, tergend of lasterlijk is;3° de klacht betrekking heeft op feiten die zich meer dan drie jaar voor de indiening hebben voorgedaan;4° de klager kennelijk geen stappen heeft ondernomen bij de betrokken Brusselse overheidsdienst om genoegdoening te krijgen;5° de klacht betrekking heeft op soortgelijke of identieke feiten als in een eerder door de Ombudsman behandelde klacht en geen significante nieuwe informatie bevat. § 2. Wanneer de klacht betrekking heeft op feiten die het voorwerp uitmaken van een administratief of jurisdictioneel beroep, beslist de Ombudsman of het opportuun is om die parallel te behandelen.

Art. 11.§ 1. De Ombudsman brengt de klager onverwijld op de hoogte van zijn beslissing om de klacht al dan niet te behandelen. Wanneer hij beslist om de klacht te behandelen, tracht hij een oplossing te vinden voor het concrete geval dat hem wordt voorgelegd. Indien dat niet mogelijk is, stelt hij de klager daarvan onverwijld in kennis. § 2. Indien een andere Ombudsman bevoegd is om de klacht te behandelen, bezorgt hij de klacht aan die ombudsman en stelt hij de klager daarvan in kennis.

Indien een andere instantie dan een ombudsman bevoegd is om de klacht te behandelen, verstrekt de Ombudsman de klager de contactgegevens van de betrokken instantie. Op uitdrukkelijk verzoek van de klager kan hij de klacht rechtstreeks naar die instantie doorverwijzen.

Onderafdeling 2. - Onderzoek van de klacht

Art. 12.§ 1. Wanneer de Ombudsman beslist om de klacht te onderzoeken, brengt hij de betrokken Brusselse overheidsdienst daarvan op de hoogte. § 2. Overeenkomstig artikel 11 van het GDO ombudsman verstrekt de Brusselse overheidsdienst de ombudsman binnen de door hem vastgestelde termijn alle documenten en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het onderzoek van de klacht, en geeft het gevolg aan de verzoeken van de ombudsman om ter plaatse gesprekken te voeren of vaststellingen te doen. § 3. Tijdens het onderzoek van een klacht door de Ombudsman neemt de Brusselse overheidsdienst geen definitieve beslissing zonder de Ombudsman daarvan vooraf in kennis te stellen.

Art. 13.§ 1. Wanneer de gegevens die in het kader van het onderzoek van de klacht verzameld werden zulks verantwoorden, doet de Ombudsman aan de betrokken Brusselse overheidsdienst elk voorstel dat hij nuttig acht of formuleert hij aanbevelingen. § 2. Wanneer hij een aanbeveling formuleert, vermeldt de Ombudsman de termijn waarbinnen de Brusselse overheidsdienst gevraagd wordt te antwoorden. In zijn antwoord geeft de overheidsdienst aan hoe en binnen welke termijn het de aanbeveling beoogt uit te voeren.

Indien de overheidsdienst van oordeel is dat het de aanbeveling van de Ombudsman niet kan volgen, stuurt het hem een gemotiveerd antwoord en stelt het, zo mogelijk, een alternatieve oplossing voor. Indien de overheidsdienst niet binnen de opgelegde termijn reageert, wordt het geacht te hebben geweigerd om de aanbeveling uit te voeren. § 3. Overeenkomstig artikel 16 van het GDO ombudsman brengt de Ombudsman jaarlijks bij het Parlement verslag uit over de tot de overheidsdiensten gerichte aanbevelingen en het gevolg dat eraan werd gegeven.

Art. 14.§ 1. Wanneer de Ombudsman zijn onderzoek afsluit, beoordeelt hij de klacht en brengt hij verslag uit over het resultaat van zijn tussenkomst: 1° de klacht is ongegrond wanneer geen enkel element het mogelijk maakt vast te stellen dat de omstreden handeling of werking in strijd is met de normen van goed bestuur;2° de klacht is gegrond wanneer er elementen zijn die het mogelijk maken vast te stellen dat de omstreden handeling of werking in strijd is met de normen van goed bestuur;in dat geval geeft de Ombudsman aan of de situatie kon worden opgelost en/of verbeteringen voor de toekomst konden worden voorgesteld; 3° wanneer de Ombudsman van oordeel is dat hij niet over voldoende elementen beschikt om de klacht te beoordelen of dat de situatie gedeeltelijk te wijten is aan de klager zelf, vermeldt hij enkel het resultaat van zijn tussenkomst. § 2. De klager en de Brusselse overheidsdienst worden op de hoogte gebracht van de afsluiting van de klacht en de beoordeling ervan door de Ombudsman. Afdeling 4. - Beroep bij de CTB

Art. 15.§ 1. Indien de klacht betrekking heeft op feiten die vatbaar zijn voor beroep zoals bedoeld bij artikel 25, § 1, 2° en 3°, van het GDO transparantie, heeft de indiening van de klacht bij de Ombudsman tot gevolg dat de beroepstermijn zoals bedoeld bij artikel 27 van het GDO transparantie wordt gestuit totdat de Ombudsman zijn tussenkomst heeft beëindigd. § 2. Indien de Ombudsman zijn tussenkomst beëindigt, stelt hij de klager daarvan in kennis. De termijn van 30 of 5 dagen om in beroep te gaan bij de CTB gaat in vanaf de datum van ontvangst door de aanvrager van de kennisgeving van de beëindiging van de tussenkomst van de Ombudsman.

Art. 16.§ 1. De klager stelt de Ombudsman op de hoogte van elk beroep dat bij de CTB wordt ingesteld. § 2. Zodra de Ombudsman verneemt dat een bij hem ingediende klacht hetzelfde voorwerp heeft als een bij de CTB ingediend beroep, stelt hij de CTB daarvan onverwijld per post of e-mail op de hoogte.

Overeenkomstig artikel 29, § 1, van het GDO transparantie worden de termijnen waarbinnen de CTB zich over het beroep moet uitspreken, opgeschort vanaf de dag waarop de CTB deze informatie heeft ontvangen. § 3. De Ombudsman tracht zijn tussenkomst binnen een termijn van maximum vier maanden te beëindigen. § 4. Na zijn tussenkomst stelt de Ombudsman de klager en de CTB in kennis van de beëindiging van zijn tussenkomst en van zijn eventuele aanbevelingen. Hij deelt de klager mee dat hij de CTB binnen 15 dagen moet laten weten of hij het beroep handhaaft. Indien de klager de CTB niet binnen deze termijn op de hoogte stelt, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep bij de CTB. HOOFDSTUK III. - Meldingen van een veronderstelde integriteitschending en bescherming tegen vergeldingsmaatregelen Afdeling 1. - Indiening van de melding

Art. 17.Elk personeelslid van een Brusselse overheidsdienst kan bij de Ombudsman een veronderstelde integriteitschending in een Brusselse overheidsdienst melden.

Art. 18.§ 1. De Ombudsman volgt de ontvangen meldingen van veronderstelde integriteitsschending op. Overeenkomstig artikel 11 van het GDO ombudsman kan de Ombudsman zich laten bijstaan door deskundigen. § 2. Behalve in de gevallen waarin de wet voorziet, houden de Ombudsman en de deskundigen die hem bijstaan de identiteit van de melder geheim. Zij onthouden zich ervan deze bekend te maken aan derden en verspreiden geen informatie aan de hand waarvan de melder rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd.

Art. 19.§ 1. Een melding kan schriftelijk of mondeling bij de Ombudsman worden ingediend op de volgende manieren: 1° via het meldingsformulier of het meldingsportaal op de website van de Ombudsman;2° per e-mail;3° per post;4° mondeling per telefoon of in persoon: in het kantoor van de Ombudsman op afspraak of tijdens zijn zitdagen. § 2. Wanneer de melding mondeling wordt ingediend, wordt ze in schriftelijke vorm bevestigd, in voorkomend geval met de hulp van de Ombudsman. § 3. De melding bevat ten minste de volgende gegevens: 1° de naam en de contactgegevens van de melder, tenzij de melder kiest voor een anonieme melding;2° de naam van de betrokken Brusselse overheidsdienst;3° de aard van de arbeidsverhouding tussen de melder en de betrokken Brusselse overheidsdienst;4° de beschrijving van de veronderstelde integriteits-schending;5° de datum waarop of de periode waarin de integriteitsschending heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of zou kunnen plaatsvinden. § 3. Indien de Ombudsman vaststelt dat een melding niet volledig is, verzoekt hij de melder hem de ontbrekende gegevens te verstrekken. Afdeling 2. - Follow-up van de melding

Onderafdeling 1. - Ontvangst en ontvankelijkheid van de melding

Art. 20.De Ombudsman bevestigt de ontvangst van de melding binnen een termijn van 5 werkdagen na de ontvangst ervan.

Art. 21.§ 1. De Ombudsman onderzoekt de ontvankelijkheid van de melding en stelt de melder binnen een redelijke termijn na ontvangst ervan in kennis van het resultaat van zijn onderzoek. § 2. De melding is niet ontvankelijk wanneer: 1° de melding onvolledig is;2° de melding kennelijk ongegrond is, dat wil zeggen uit de lucht gegrepen, tergend of lasterlijk;3° de melding geen betrekking heeft op een Brusselse overheidsdienst;4° de melder geen personeelslid is van een Brusselse overheidsdienst;5° de melding betrekking heeft op feiten die niet voldoen aan de definitie van een veronderstelde integriteitsschending als bedoeld in het GDO ombudsman;6° de melding niet gebaseerd is op redelijke gegevens of vermoedens, dat wil zeggen voldoende onderbouwd, dat een integriteitsschending heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of waarschijnlijk zal plaatsvinden;7° de melding betrekking heeft op soortgelijke of identieke feiten als in een eerder door de Ombudsman behandelde melding en geen significante nieuwe informatie bevat.

Art. 22.§ 1. Indien de Ombudsman een melding ontvangt maar niet bevoegd is om deze te behandelen, brengt hij de melder hiervan op de hoogte en stuurt hij de melding onverwijld door naar de autoriteit die bevoegd is om deze te behandelen. § 2. Indien de melding geen integriteitsschending betreft, verstrekt de Ombudsman de klager de contactgegevens van elke andere instantie die hem zou kunnen helpen. § 3. Overeenkomstig artikel 12 van het GDO ombudsman stuurt de Ombudsman, wanneer de melding betrekking heeft op feiten die kennelijk een misdaad of een wanbedrijf zijn, de melding onverwijld door naar de procureur des Konings en brengt hij de melder daarvan op de hoogte.

Art. 23.De Ombudsman brengt de melder uiterlijk binnen een termijn van zes maanden op de hoogte van het gevolg dat aan de melding wordt gegeven, met name het uitvoeren van een onderzoek of het afsluiten van de procedure.

Onderafdeling 2. - Onderzoek

Art. 24.§ 1. Wanneer de Ombudsman beslist een onderzoek in te stellen, brengt hij de hoogste leidinggevende van de Brusselse overheidsdienst waarop de melding betrekking heeft, op de hoogte van de instelling van het onderzoek.

In afwijking van het vorige lid, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de hoogste leidinggevende betrokken is bij de veronderstelde integriteitsschending, brengt de Ombudsman de bevoegde minister of staatssecretaris of het bevoegde beheersorgaan op de hoogte. § 2. De Ombudsman voert het onderzoek à charge en à décharge en met inachtneming van de rechten van de verdediging, om na te gaan of de beweringen in de melding gegrond zijn en, zo ja, om de bij de vastgestelde integriteitsschending betrokken personeelsleden te identificeren. § 3. Het onderzoek kan worden uitgebreid tot de feiten en omstandigheden die in de loop van het onderzoek aan het licht komen en die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de omvang, de aard en de ernst van de integriteitsschending. § 4. Voor het voeren van het onderzoek beschikken de daartoe gedelegeerde personeelsleden van de Ombudsman over de bevoegdheden bedoeld in artikel 11 van het GDO ombudsman. § 5. De Ombudsman tracht het onderzoek binnen een termijn van drie maanden af te ronden. Behalve in geval van omstandigheden waarop hij geen invloed heeft, mag deze termijn niet langer zijn dan 12 maanden. § 6. Wanneer de Ombudsman het onderzoek afsluit, stelt hij een onderzoeksverslag op met zijn bevindingen en zijn beoordeling van de feiten, en formuleert hij de aanbevelingen die hij nuttig acht om, in voorkomend geval, een einde te maken aan de integriteitsschending of om de door hem vastgestelde disfuncties te verhelpen. § 7. Overeenkomstig artikel 12 van het GDO ombudsman brengt de Ombudsman, wanneer in het verslag feiten worden vastgesteld die een misdaad of een wanbedrijf kunnen zijn, de procureur des Konings daarvan op de hoogte. § 8. Het onderzoeksverslag wordt toegezonden aan de hoogste leidinggevende van de betrokken Brusselse overheidsdienst.

In afwijking van het vorige lid, indien uit het onderzoeksverslag blijkt dat de hoogste leidinggevende betrokken is bij de integriteitsschending, wordt het onderzoeksverslag, en in voorkomend geval de informatie over de toepassing van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, toegezonden aan de bevoegde minister of staatssecretaris of het bevoegde beheersorgaan. § 9. Wanneer de Ombudsman het onderzoek afsluit, stelt hij de melder en alle bij het onderzoek betrokken personen beknopt schriftelijk in kennis van het resultaat van het onderzoek en van de voortzetting of, indien van toepassing, de opheffing van hun bescherming.

Art. 25.Onverminderd de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en beroepsgeheim waaraan hij onderworpen is, brengt de Ombudsman aan het Parlement jaarlijks verslag uit over zijn werkzaamheden in verband met de follow-up van de meldingen. Afdeling 3.- Bescherming tegen vergeldingsmaatregelen

Onderafdeling 1. - Algemene principes

Art. 26.De Ombudsman beschermt de melder en elke persoon die betrokken is bij het onderzoek over het voorwerp van de melding, tegen vergeldingsmaatregelen of bedreigingen met vergeldingsmaatregelen.

Art. 27.§ 1. De beschermingsperiode vangt aan: 1° voor de melder: op de datum van de melding indien deze ontvankelijk is;2° voor de personen die bij het onderzoek betrokken zijn: op de datum waarop de betrokkene in kennis is gesteld van zijn verhoor in het kader van een onderzoek. § 2. De bescherming wordt opgeheven indien: 1° de persoon zelf betrokken was bij de vastgestelde integriteitsschending;2° de melder opzettelijk een melding heeft gedaan op basis van valse of onjuiste informatie;3° de persoon de onderzoekers bewust valse, onjuiste of kennelijk onvolledige informatie heeft verstrekt;4° de persoon opzettelijk heeft gehandeld om het onderzoek te belemmeren of iemand daartoe heeft aangezet. Onderafdeling 2. - Indiening van het verzoek om bescherming

Art. 28.Een beschermde persoon die meent het slachtoffer te zijn van vergeldingsmaatregelen of bedreiging met vergeldingsmaatregelen, dient bij de Ombudsman een gemotiveerd verzoek om bescherming in.

Art. 29.§ 1. Een verzoek om bescherming kan schriftelijk of mondeling bij de Ombudsman worden ingediend op de volgende manieren: 1° via het elektronisch formulier voor verzoeken om bescherming op de website van de Ombudsman;2° per e-mail;3° per brief;4° mondeling per telefoon of in persoon: in het kantoor van de Ombudsman op afspraak. § 2. Indien het verzoek om bescherming mondeling geformuleerd wordt, wordt het in schriftelijke vorm bevestigd, in voorkomend geval met de hulp van de Ombudsman. § 3. Het verzoek om bescherming bevat ten minste de volgende gegevens: 1° de naam en contactgegevens van de verzoeker;2° de naam van de Brusselse overheidsdienst waar de vergeldingsmaatregelen of de dreiging met vergeldings-maatregelen plaatsvinden;3° alle informatie waaruit blijkt dat de persoon melder is of dat hij of zij is gehoord in het kader van een onderzoek naar een veronderstelde integriteitsschending;4° de beschrijving van de vergeldingsmaatregelen waarvan de persoon meent het slachtoffer te zijn en uitleg over het verband tussen de melding en de vergeldingsmaatregelen. § 4. De klager voegt bij zijn klacht een kopie van de documenten en gegevens die nodig zijn om de klacht te begrijpen. Afdeling 4. - Follow-up van het verzoek om bescherming

Onderafdeling 1. - Ontvangst en ontvankelijkheid van het verzoek

Art. 30.§ 1. De ombudsman bevestigt de ontvangst van het verzoek om bescherming binnen 5 werkdagen na ontvangst. § 2. Indien de ombudsman vaststelt dat het verzoek niet volledig is, verzoekt hij de verzoeker hem de ontbrekende gegevens te verstrekken.

Art. 31.De ombudsman verklaart het verzoek om bescherming niet-ontvankelijk indien: 1° het verzoek onvolledig is;2° het verzoek kennelijk ongegrond is, dat wil zeggen uit de lucht gegrepen, tergend of lasterlijk;3° de vermeende vergeldingsmaatregel niet afkomstig is van een Brusselse overheidsdienst;4° de aanvrager niet voldoende elementen aanvoert waarmee kan worden aangetoond dat hij of zij een interne of externe melding heeft gedaan, of dat hij of zij betrokken is geweest bij een onderzoek naar een veronderstelde integriteitschending;5° het verzoek betrekking heeft op soortgelijke of identieke feiten als een eerder door de ombudsman afgesloten verzoek en geen significante nieuwe informatie bevat. Onderafdeling 2. - Behandeling van het verzoek

Art. 32.§ 1. Indien de Ombudsman vaststelt dat er een redelijk vermoeden van vergeldingsmaatregelen bestaat, vraagt hij schriftelijk aan de betrokken Brusselse overheidsdienst om aan te tonen, binnen de termijn die hij bepaalt, dat de betwiste maatregel, die werd of nog wordt genomen, gebaseerd is op objectieve elementen die geen verband houden met de melding of het onderzoek waarbij de beschermde persoon betrokken was. § 2. Tijdens deze analyse kan de Ombudsman, indien de maatregel een tuchtprocedure betreft, de betrokken Brusselse overheidsdienst verzoeken de procedure op te schorten.

Art. 33.§ 1. Indien de Brusselse overheidsdienst het gevraagde bewijs niet levert, stelt de Ombudsman vast dat er sprake is van vergeldingsmaatregelen. In dat geval kan de Ombudsman aan de betrokken Brusselse overheidsdienst voorstellen om de vergeldingsmaatregelen in te trekken of te compenseren. § 2. Indien de betrokken Brusselse overheidsdienst weigert het voorstel uit te voeren, stuurt zij een gemotiveerd antwoord naar de Ombudsman. § 3. In dat geval kan de Ombudsman beslissen een aanbeveling te doen aan de betrokken Brusselse overheidsdienst. Hij stelt de bevoegde minister hiervan op de hoogte. De Ombudsman brengt jaarlijks verslag uit aan het Parlement over deze aanbevelingen en over het gevolg dat eraan wordt gegeven.

Art. 34.De Ombudsman kan beslissen zijn tussenkomst te beëindigen indien de feiten het voorwerp uitmaken van een jurisdictioneel beroep of een georganiseerd administratief beroep. De betrokken Brusselse overheidsdienst brengt de Ombudsman op de hoogte van de instelling van het beroep. In dat geval stelt de Ombudsman de beschermde persoon onverwijld in kennis van het einde van zijn tussenkomst en de afsluiting van het verzoek om bescherming.

Art. 35.Onverminderd de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en beroepsgeheim waaraan hij onderworpen is, brengt de Ombudsman aan het Parlement jaarlijks verslag uit over zijn werkzaamheden in verband met de bescherming tegen vergeldingsmaatregelen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 36.Dit huishoudelijk reglement, vastgesteld door de Ombudsman en goedgekeurd door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Assemblee van de Franse Gemeenschapscommissie treedt in werking op de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. .

^