gepubliceerd op 18 februari 2005
Huishoudelijk Reglement van de Commissie voor de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Raad evenals voor de controle van de mededelingen van de openbare overheden van de Duitstalige Gemeenschap aangenomen op 18 oktober 2004 - Decreet : h
Huishoudelijk Reglement van de Commissie voor de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Raad evenals voor de controle van de mededelingen van de openbare overheden van de Duitstalige Gemeenschap aangenomen op 18 oktober 2004 HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Als bedoeld in onderhavig huishoudelijk reglement verstaat men onder : - Decreet : het decreet van 7 april 2003 voor de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Raad evenals voor de controle van de mededelingen van de overheden van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd door het decreet van 29 maart 2004; - Wet van 19 mei 1994 : de wet tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, alsmede tot de vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid; - Toezichtscommissie : de commissie voor de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Raad evenals voor de controle van de mededelingen van de leden van de openbare overheden van de Duitstalige Gemeenschap; - Regering : de regering van de Duitstalige Gemeenschap; - Voorzitter van het parlement : de voorzitter van het parlement van de Duitstalige Gemeenschap; - Voorzitter : de voorzitter van het parlement resp. de vice-voorzitter in geval van afwezigheid van de voorzitter van het parlement of in geval van de behandeling van een mededeling van de voorzitter van het parlement; - Mededeling : alle mededelingen en informatiecampagnes van de regering, van een of meerdere van haar leden en van de voorzitter van het parlement, die voor het brede publiek zijn bestemd, waartoe zij niet zijn verplicht op basis van een wettelijke of administratieve bepaling en die direct of indirect door openbare middelen zijn gefinancierd.
Art. 2.§ 1. Behoudens andersluidende bepalingen wordt de samenstelling en de werking van de toezichtscommissie geregeld volgens de in het huishoudelijk reglement van het parlement van de Duitstalige Gemeenschap vastgelegde bepalingen, in het bijzonder van de artikelen 18 - 29 en 73quater. § 2. Alle besluiten van de toezichtscommissie worden met een absolute meerderheid van stemmen genomen.
In afwijking van lid 1 gelden de in artikel 7 van het decreet vermelde besluiten alleen dan als aangenomen, als zij ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen hebben gekregen en als ten minste tweederde van de commissieleden aanwezig waren.
Art. 3.De commissieleden en de toegelaten fractiesecretarissen en deskundigen moeten over de inhoud van de besprekingen en over documenten die de toezichtscommissie ter beschikking staan, een absoluut stilzwijgen bewaren.
Een lid dat in strijd handelt met deze verplichting tot geheimhouding, verliest zijn lidmaatschap van de commissie.
Het feit dat er een overtreding van deze verplichting is, wordt door de toezichtscommissie na het aanhoren van het betrokken lid vastgesteld. De uitsluiting wordt onmiddellijk na deze vaststelling van kracht.
De betrokkene mag bij de beraadslaging over zijn geval zelf niet aanwezig zijn.
Een gesanctioneerd lid wordt overeenkomstig artikel 73quater, § 1, van het huishoudelijk reglement van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap door een lid van dezelfde fractie vervangen.
Een fractiesecretaris of deskundige die in strijd handelt met de verplichting tot geheimhouding, wordt onmiddellijk van andere vergaderingen van de commissie uitgesloten. Zulke overtreding wordt volgens de bepalingen van lid 3 en lid 4 vastgesteld. HOOFDSTUK II. - Controle van de verkiezingsuitgaven
Art. 4.§ 1 - Binnen 14 dagen na de verkiezingen wijst de secretaris-generaal van het parlement van de Duitstalige Gemeenschap de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring op de in artikel 94ter van het kieswetboek vermelde verplichtingen.
In het bijzonder wordt gewezen op het feit dat de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring ook een passende mededeling moet opstellen, als de kandidaten of de geregistreerde kiezers geen opmerkingen over het verslag hebben geformuleerd, dat hiertoe werd opgesteld. § 2. Indien de in artikel 94ter van het kieswetboek vernielde documenten niet binnen de daarvoor voorziene termijnen werden neergelegd, verzoekt de secretaris-generaal de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring deze documenten onverwijld neer te leggen. § 3. Onmiddellijk na de ontvangst van de verklaringen voor de registratie van de identiteit van de natuurlijke personen, die 125 EUR en meer ten gunste van politieke partijen of kandidaten schenken, zend de secretaris-generaal van het parlement van de Duitstalige Gemeenschap aan de afzender een ontvangstbevestiging toe.
Art. 5.Na ontvangst van de in artikel 94ter van het kieswetboek vermelde verslagen, verklaringen en opmerkingen begint de toezichtscommissie met de controle van de verkiezingsuitgaven. Deze controle moet in ieder geval uiterlijk op de 91ste dag na de verkiezing beginnen.
De toezichtscommissie besluit, zich indien nodig door het Rekenhof te laten adviseren. De controle van de verkiezingsuitgaven wordt tot de ontvangst van het advies van het Rekenhof onderbroken. De secretaris-generaal wordt met de uitvoering van dit besluit belast.
Art. 6.De toezichtscommissie controleert eerst of de verslagen aan de wettelijke eisen voldoen. Daarvoor kan zij eventueel om bijkomende, schriftelijke toelichtingen bij de voorzitter van het hoofdbureau vragen.
Als de toezichtscommissie op basis van de beschikbare documenten van oordeel is, dat een verslag foutief of onvolledig is, verzoekt zij de voorzitter van het betreffende hoofdbureau dringend de noodzakelijke toelichtingen mee te delen of bijkomende informatie te bezorgen.
Art. 7.De toezichtscommissie controleert verder op basis van de voorgelegde verslagen of de wettelijke eisen, waaraan de politieke partijen en de kandidaten onderworpen zijn, in acht werden genomen.
Als zij daarbij van oordeel is dat in strijd werd gehandeld met de bepalingen van de wet van 19 mei 1994, verzoekt zij de voorzitter(s) van de betreffende politieke partij(en) of de kandidaat(kandidaten) dringend om een schriftelijk standpunt.
Het dringend verzoek om het bezorgen van een schriftelijk standpunt wordt door de voorzitter per aangetekende brief overgemaakt.
Art. 8.Als het dringend verzoek onbeantwoord blijft of als de toezichtscommissie binnen tien dagen na het verzenden van de aangetekende brief geen naar haar oordeel tevredenstellend antwoord ontvangt, worden de betrokkenen door de toezichtscommissie voor een hoorzitting opgeroepen.
De betrokkenen worden daarvan door de voorzitter per aangetekende brief op de hoogte gebracht. De aangetekende brief vermeldt de plaats, de datum en het tijdstip van de hoorzitting. Bovendien wordt uitdrukkelijk vermeld dat de toezichtscommissie bij niet verontschuldigde afwezigheid haar beslissing zal nemen op basis van het door de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring opgesteld verslag evenals op basis van de reglementair geformuleerde opmerkingen.
De opgeroepen personen mogen zich door een derde persoon van hun keuze laten vergezellen.
Art. 9.Uiterlijk negentig dagen na ontvangst van de verslagen neemt de toezichtscommissie een eindrapport aan. Dit rapport bevat in het bijzonder de volgende informatie : - conclusies met betrekking tot de juistheid en de volledigheid van alle aan de commissie voorgelegde rapporten, - informatie over de in artikel 5, § 2, van het decreet vermelde punten, - indien nodig, informatie over de in artikel 6 van het decreet vastgelegde strafmaatregelen.
Het eindrapport wordt door de voorzitter evenals door de verslaggever ondertekend en als parlementair document gedrukt.
De voorzitter van het parlement maakt het eindrapport van de toezichtscommissie onverwijld over aan de diensten van het Belgische Staatsblad.
Art. 10.§ 1. Als de toezichtscommissie in haar eindrapport een of meerdere overtredingen van de wet van 19 mei 1994 vaststelt, doet de voorzitter indien nodig in opdracht van de toezichtscommissie aangifte bij het bevoegde parket. § 2. Met betrekking tot de afschriften van vervolgbesluiten en de niet door de toezichtscommissie gedane aangiften, die haar door de Procureur des Konings werden voorgelegd, neemt de toezichtscommissie binnen dertig dagen na ontvangst ervan een gemotiveerd standpunt aan. HOOFDSTUK III. - Controle van de mededelingen van de openbare overheden Deel 1. - Adviserende bevoegdheid
Art. 11.Indien de regering, een of meerdere van haar leden of de voorzitter van het parlement de toezichtscommissie voor de publicatie of verspreiding van een mededeling om de afgifte van een deskundig advies willen verzoeken, leggen zij overeenkomstig artikel 5, § 2, van het decreet een passende overzichtsnota neer en wel overeenkomstig het voorgedrukt formulier, dat bij het beschikbare huishoudelijke reglement als bijlage is gevoegd.
Het secretariaat van de toezichtscommissie zendt de regering, het (de) betreffende lid (leden) van de regering of de voorzitter van het parlement onmiddellijk een ontvangstbevestiging toe.
De in artikel 5, § 2, lid 3, van het decreet voorziene termijn begint vanaf de datum van deze ontvangstbevestiging.
Art. 12.De voorzitter van de toezichtscommissie controleert de voorgelegde overzichtsnota.
Behoudens de bepalingen van artikel 13 legt de voorzitter de leden van de toezichtscommissie de overzichtsnota samen met zijn betreffende opmerkingen, conclusies en aanbevelingen voor.
Art. 13.Op voorwaarde dat de toezichtscommissie een compendium van haar tot nu toe genomen beslissingen heeft opgesteld, kan zij haar bevoegdheid om positieve adviezen te verstrekken, naar de voorzitter delegeren. Het compendium dient voor de leden van de regering en de voorzitter van het parlement als leidraad en wordt hun bezorgd.
Binnen vijf werkdagen, nadat de voorzitter de leden een overzichtsnota samen met het ontwerp van een positief advies heeft toegezonden, kunnen de commissieleden verzoeken dat de toezichtscommissie zich met deze aangelegenheid bezighoudt.
In dit geval wordt de toezichtscommissie op verzoek van een lid door de voorzitter bijeenroepen.
Na afloop van de lid 2 vermelde evocatietermijn deelt de voorzitter de regering, de betreffende minister(s) of de voorzitter van het parlement het positieve advies mee.
Art. 14.De regering, de betrokken minister(s) of de voorzitter van het parlement kan (kunnen) desgewenst worden aangehoord, voordat de toezichtscommissie haar advies formuleert.
De toezichtscommissie kan ook zelf tot het aanhoren van de betreffende persoon (personen) besluiten. De toezichtscommissie of haar voorzitter kan van de regering, de betreffende minister(s) of de voorzitter van het parlement aanvullende informatie verlangen. Aan dit verzoek moet zo snel mogelijk gevolg worden gegeven.
In de onder lid 1 tot 3 beschreven gevallen kan de toezichtscommissie besluiten de in artikel 8, § 2, lid 3, van het decreet voorziene termijn met 15 dagen te verlengen.
Art. 15.De toezichtscommissie kan haar positief advies afhankelijk maken van wijzigingen van bepaalde delen van de geplande mededeling.
Art. 16.In elk geval informeert de voorzitter de regering, de betrokken minister(s) of de voorzitter van het parlement onmiddellijk over het advies van de toezichtscommissie.
Art. 17.De regering, de minister(s) of de voorzitter van het parlement maakt de toezichtscommissie een exemplaar over van de gepubliceerde of verspreide mededeling.
Deel 2. - Strafbevoegdheid
Art. 18.Binnen een maand nadat een verzoek tot aanhangigmaking overeenkomstig artikel 8, § 3, van het decreet schriftelijk is binnengekomen, roept de voorzitter de toezichtscommissie samen.
De voorzitter stelt een passend dossier op en maakt dit over aan de leden van de commissie.
Voordat de commissie een beslissing neemt over het opleggen van een straf overeenkomstig artikel 8, § 4, van het decreet, aanhoort zij eerst de regering, de betreffende minister(s) of de voorzitter van het parlement en wel op eigen initiatief of op haar (zijn/hun) verzoek.
Het besluit tot het opleggen van de in artikel 8, § 4, van het decreet vermelde straffen wordt genomen binnen een maand, nadat de toezichtscommissie de zaak in behandeling heeft genomen. Het besluit is gegrond en wordt de betrokkene(n) binnen de volgende zeven dagen per aangetekende brief meegedeeld.
Beslissingen over de gedeeltelijke of volledige aanrekening van de totale kosten van de mededeling op de verkiezingsuitgaven worden aan de controleorganen van de andere parlementen overgemaakt en in het Belgisch staatsblad gepubliceerd. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling
Art. 19.Het onderhavig huishoudelijk reglement treedt onmiddellijk in werking, nadat het is aangenomen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld