gepubliceerd op 25 november 2000
Huishoudelijk reglement opgesteld in uitvoering van artikel 259bis-6, § 3 van het Gerechtelijk Wetboek en goedgekeurd door de algemene vergadering op 4 oktober 2000 Aanhef Dit reglement betreft, in uitvoering van artikel 259bis-6, § Met het oog op een duidelijke en objectieve voorlichting van het publiek over het optreden van de H(...)
Huishoudelijk reglement opgesteld in uitvoering van artikel 259bis-6, § 3 van het Gerechtelijk Wetboek en goedgekeurd door de algemene vergadering op 4 oktober 2000 Aanhef Dit reglement betreft, in uitvoering van artikel 259bis-6, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, de werking van de Hoge Raad voor de Justitie, voor zover deze niet uitdrukkelijk bij wet geregeld is.
Met het oog op een duidelijke en objectieve voorlichting van het publiek over het optreden van de Hoge Raad voor de Justitie wordt een documentatie met een beschrijving van haar bevoegdheden en interne organisatie ter beschikking gesteld van eenieder die er om vraagt. Afdeling I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.De voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie, hierna de Raad genoemd, is de protocollaire vertegenwoordiger van de Raad. Als hij verhinderd is kan hij die taak aan een ander lid van het bureau of van de Raad opdragen.
Art. 2.Organen van de Raad in de zin van dit reglement zijn : het bureau, de algemene vergadering, de colleges, de benoemings- en aanwijzingscommissies, de verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie, de subcommissies van de benoemings- en aanwijzingscommissies, de advies- en onderzoekscommissies en de verenigde advies- en onderzoekscommissie.
Art. 3.De werkzaamheden binnen de Raad vinden in beginsel op de zetel van de Raad plaats. Bij beslissing van het betrokken orgaan kunnen deze uitzonderlijk buiten de zetel van de Raad plaatsvinden.
Art. 4.De voorzitter staat in voor de goede werking van het orgaan dat hij voorzit. Behoudens in de gevallen geregeld in de wet van 22 december 1998 (B.S. 2 februari 1999), hierna de wet genoemd, wordt het voorzitterschap bij verhindering van de voorzitter bekleed door een lid van het bureau dat daartoe door het bureau wordt aangesteld.
Art. 5.De voorzitter roept het betrokken orgaan bijeen en vermeldt de plaats, dag en uur van de aanvang en van het vermoedelijke einde van de vergadering. Hij opent en sluit de vergadering. Hij leidt de debatten. Als leden om de bijeenroeping van het orgaan verzoeken, overeenkomstig artikelen 13, 21, 26, 28 en 29 van dit reglement, vergadert dit orgaan binnen veertien dagen na het verzoek, tenzij de aanvragers akkoord zijn met een latere datum.
Art. 6.De voorzitter bepaalt de agenda van de vergadering. Een lid dat een agendapunt wil laten toevoegen, vraagt dit aan de voorzitter.
De voorzitter voegt dit punt toe aan de agenda van de eerstvolgende vergadering. In afwijking hiervan kunnen in geval van hoogdringendheid nieuwe agendapunten worden toegevoegd met instemming van twee derden van de aanwezige leden.
Art. 7.De uitnodigingen worden ten minste acht werkdagen voor de vergaderingen aan alle leden verstuurd.
In geval van hoogdringendheid, te beoordelen door de voorzitter, worden de uitnodigingen ten minste twee werkdagen voor de vergadering verstuurd.
Zij bevatten de plaats, datum en uur, de agenda en kopie van de te onderzoeken documenten.
In geval van vergadering bij hoogdringendheid, kan een amendement of voorstel tot tekstwijziging de dag van de vergadering zelf worden ingediend. In het andere geval moet een amendement of voorstel tot tekstwijziging ten laatste drie kalenderdagen voor de vergadering aan de voorzitter worden overgelegd.
Art. 8.Een lid dat verhinderd is om aan de vergadering deel te nemen verwittigt hiervan onmiddellijk de voorzitter. Dit lid kan de voorzitter ten laatste vierentwintig uur voor de dag van de vergadering schriftelijke opmerkingen meedelen. De voorzitter brengt de ontvangen opmerkingen bij de aanvang van de vergadering ter kennis van de andere leden.
Art. 9.De voorzitter wordt op elke vergadering bijgestaan door een lid van het administratief personeel, die de functie van secretaris op zich neemt.
De secretaris is belast met de opstelling van een proces-verbaal van de vergadering zonder vermelding van de naam van de sprekers tenzij deze daar uitdrukkelijk om verzoeken. De secretaris ondertekent dit proces-verbaal samen met de voorzitter. Het bureau wordt belast met de bewaring van de documenten.
Art. 10.Het proces-verbaal wordt na ondertekening aan de leden gezonden en op de volgende vergadering ter goedkeuring voorgelegd.
Art. 11.Elke verzending kan gebeuren per gewone post, elektronische post of per telefax. Afdeling II. - Het bureau
Art. 12.De procedure voor de samenstelling van het bureau, de aanwijzing van de commissies waarvan de leden van het bureau het voorzitterschap bekleden, en de bepaling van de volgorde waarin zij het voorzitterschap van de Raad bekleden, wordt voorgeschreven in een bijzonder reglement dat als bijlage wordt gevoegd en integrerend deel uitmaakt van dit reglement.
Art. 13.Het bureau vergadert op verzoek van de voorzitter van de Raad en zo vaak als zijn opdrachten vereisen. Het vergadert ten minste om de veertien dagen of op verzoek van ten minste twee van zijn leden.
Art. 14.Het bureau vraagt de bijstand van de leden van de Raad indien nodig.
Art. 15.Het bureau coördineert de werkzaamheden van de Raad, zorgt voor de uitvoering van de beslissingen van zijn organen en is belast met het dagelijks bestuur.
Art. 16.Het bureau bepaalt de wijze van rekrutering en selectie van het administratief personeel, op grond van dossiers voorbereid met de hulp van een werkcel, hierna de administratieve cel genoemd. Het legt zijn voorstellen voor aan de algemene vergadering.
Art. 17.Het bureau is belast met de verdeling van de taken onder het administratief personeel en met de coördinatie van hun werkzaamheden.
Art. 18.Het bureau bereidt de begroting voor, met de hulp van de administratieve cel. Het legt aan de algemene vergadering de begrotingsvoorstellen voor die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de Raad.
De verbintenissen tot uitgaven en de betalingsopdrachten worden door de voorzitter van de Raad ondertekend, binnen de perken van de dotatie van de Raad.
Als de voorzitter van de Raad verhinderd is kunnen de verbintenissen tot uitgaven en de betalingsopdrachten geldig worden ondertekend door een lid van het bureau.
Als de verbintenis of betalingsopdracht de som of de tegenwaarde van 50.000 BEF (1.239,47 EURO) overtreft wordt zij tevens ondertekend door een ander lid van het bureau.
Art. 19.Het bureau moet de communicatie zowel binnen als buiten de Raad zo goed mogelijk bevorderen.
Onverminderd het recht op vrije meningsuiting van elk lid van de Raad binnen de grenzen van artikel 34 van dit reglement, gebeurt elke mededeling naar de buitenwereld die betrekking heeft op een stellingname of beslissing van de Raad in beginsel in de eerste plaats door het bureau.
Het bureau overhandigt regelmatig de agenda van zijn activiteiten aan de leden van de Raad, die daarenboven op de zetel van de Raad alle documenten kunnen raadplegen en kopiëren, onverminderd de bijzondere bepalingen uitgevaardigd door elke commissie. Afdeling III. - De algemene vergadering
Art. 20.Elke bevoegdheid die door de wet niet uitdrukkelijk aan een orgaan van de Raad wordt toegekend behoort tot de taken van de algemene vergadering.
Art. 21.De algemene vergadering vergadert zo vaak als haar opdrachten vereisen en ten minste tweemaal per jaar. Zij vergadert in beginsel met gesloten deuren. De voorzitter van de Raad roept de algemene vergadering samen, in geval van hoogdringendheid als hij het wenselijk oordeelt, of telkens een college, een commissie, of een werkcel erom verzoekt. Zij wordt tevens bijeengeroepen op verzoek van ten minste elf leden.
Art. 22.Indien nodig richt de algemene vergadering in haar midden werkcellen op waarvan zij de taken bepaalt. De algemene vergadering bepaalt de omvang van de mandaten die zij toebedeelt aan één van haar organen of werkcellen.
Elk jaar stelt de algemene vergadering in haar schoot een deontologische cel in die paritair is samengesteld uit een Nederlandstalige magistraat en niet-magistraat en een Franstalige magistraat en niet-magistraat.
Art. 23.De algemene vergadering keurt de adviezen, voorstellen, verslagen, richtlijnen, programma's en andere handelingen van de colleges en commissies, bedoeld in artikelen 259bis-9, § 1 en 2, 259bis-10, § 3, 259bis-12, § 1, 259bis-14, § 3, 259bis-15, § 7 en 259bis-16, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, alsmede de voorstellen en verslagen van de werkcellen goed.
Deze goedkeuring en de datum van de beslissing wordt, gevolgd door de handtekening van de voorzitter en de secretaris, vermeld in elk document dat door de algemene vergadering is goedgekeurd. De voorzitter, handelend in naam van de Raad, maakt het document desgevallend over aan de betrokken overheden. De beslissing tot verwerping van een amendement of voorstel tot tekstwijziging wordt gevoegd bij de tekst van het amendement of verworpen voorstel. Deze documenten worden bewaard door de Raad, waar zij door de leden geraadpleegd kunnen worden.
Art. 24.De algemene vergadering keurt de begroting goed die door het bureau is voorbereid, en sluit de rekeningen af op verslag van twee commissarissen der rekeningen die zij elk jaar aanwijst.
Art. 25.De algemene vergadering bepaalt de criteria voor de toekenning van de presentiegelden en de vergoedingen van de leden van de Raad, gelet op zijn verschillende activiteiten. Afdeling IV. - De colleges
Art. 26.Elk college verenigt de leden van de Raad die tot hetzelfde taalstelsel behoren en heeft als taak advies te verlenen op gemotiveerd verzoek van het bureau, de algemene vergadering of een commissie. Het vergadert tevens op verzoek van ten minste zes leden.
Elk college vergadert met gesloten deuren, na bijeenroeping door zijn voorzitter, zo vaak als haar opdrachten vereisen en ten minste eenmaal per jaar.
Art. 27.Indien nodig richt elk college in zijn midden werkcellen op waarvan het de opdracht bepaalt. Afdeling V. - De benoemings- en aanwijzingscommissies
Art. 28.Elke benoemings- en aanwijzingscommissie, hierna de commissie genoemd, vergadert zo vaak als haar opdrachten vereisen, en ten minste zesmaal per jaar voor elke commissie en tweemaal per jaar voor de verenigde benoemings- en aanwijzingscommissie, hierna de verenigde commissie genoemd. De commissies vergaderen in beginsel met gesloten deuren na bijeenroeping door de voorzitter of op verzoek van ten minste drie leden.
De verenigde commissie bepaalt de wijze van beraadslaging en stemming.
Indien nodig richt elke commissie in haar midden werkcellen op waarvan zij de opdracht bepaalt. Afdeling VI. - De advies- en onderzoekscommissies
Art. 29.De verenigde advies- en onderzoekscommissie, hierna de verenigde commissie genoemd, vergadert zo vaak als haar opdrachten vereisen en ten minste tweemaal per jaar. De voorzitter roept de verenigde commissie bijeen op verzoek van ten minste vier leden. Elke advies- en onderzoekscommissie, hierna de commissie genoemd, wordt bijeengeroepen door haar voorzitter op vraag van ten minste twee leden. De commissies vergaderen in beginsel met gesloten deuren.
De verenigde commissie bepaalt de wijze van uitvoering van haar opdrachten en de bijzondere procedureregels.
Indien nodig richt elke commissie in haar midden werkcellen op waarvan zij de opdracht bepaalt.
Art. 30.De verenigde commissie kan beslissen bepaalde van haar adviezen bekend te maken. Daartoe wendt zij zich tot de algemene vergadering. Afdeling VII. - Onverenigbaarheden en deontologie
Art. 31.Voor de leden van de Raad gelden de onverenigbaarheden bedoeld in artikel 259bis-3, § 2 en de regeling inzake belangenconflicten bedoeld in artikel 259bis-19, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn, net als de deskundigen en de leden van het administratief personeel, gebonden door het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek, voor alle gegevens waarvan zij kennis nemen in de uitoefening van hun opdrachten.
Art. 32.Het lid dat een belangenconflict heeft behandelt het dossier niet, of neemt niet deel aan de beraadslaging en de stemming. Het bestaan van het conflict wordt vermeld in het proces-verbaal van de vergadering.
Art. 33.De leden van de Raad verwittigen de voorzitter van de commissie waarvan zij lid zijn onmiddellijk van de aanwijzingen betreffende misdaden of wanbedrijven waarvan zij kennis krijgen bij de uitoefening van hun opdrachten. Deze roept eventueel de commissie bijeen en treft de nodige maatregelen.
Art. 34.De leden van de Raad mogen geen afbreuk doen aan het vertrouwen van derden in de Raad en moeten onafhankelijk zijn in de uitoefening van hun opdrachten.
Art. 35.De leden van de Raad zijn in het bijzonder verplicht de termijnen voor de uitvoering van hun opdrachten zo goed mogelijk na te leven, geregeld aan de vergaderingen deel te nemen, en de beslissingen van de organen van de Raad na te leven.
Art. 36.Een tekortkoming aan de deontologische verplichtingen vervat in de vorige artikelen kan een ernstige reden zijn in de zin van artikel 259bis-3, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek. De ernst van de verweten tekortkoming moet van die aard zijn dat zij onmiddellijk en definitief de voortzetting van de werkzaamheden in de Raad onmogelijk maakt. Zij wordt in het bijzonder beoordeeld in het licht van de functies die het lid in de Raad uitoefent, de herhaling van de inbreuk en het belang van de Raad.
Art. 37.Een tekortkoming aan de deontologische verplichtingen wordt naar gelang van het geval door het bureau, een college, een commissie of een werkcel aangegeven bij de deontologische cel. De deontologische cel hoort het lid over de ingeroepen redenen en stelt een dossier samen dat bestaat uit : de aangifte, het verslag van het verhoor en de eventuele schriftelijke opmerkingen van het lid. De deontologische cel stelt een verslag op voor de algemene vergadering waarin zij een klassering zonder gevolg, een waarschuwing of de procedure bedoeld in artikel 259bis-3, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek voorstelt. Tot klassering zonder gevolg of waarschuwing wordt beslist door de algemene vergadering bij geheime stemming met volstrekte meerderheid van stemmen, op voorwaarde dat ten minste de helft van de leden aanwezig is. De leden van de deontologische cel nemen niet deel aan de beraadslaging en de stemming van de algemene vergadering.
REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN HET BUREAU VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE 1.INLEIDING Het bureau van de Hoge Raad voor de Justitie (hierna de Raad genoemd) wordt stapsgewijs opgericht in de hierna vermelde volgorde : a. kandidaatstelling;b. voordracht door elk college van twee leden voor het bureau van de Raad;c. aanwijzing van de leden van het bureau door de Raad;d. voorstel, door elk college, van de commissies die zijn leden van het bureau zullen voorzitten;e. aanwijzing, door de Raad, van de commissies die de leden van het bureau zullen voorzitten;f. vaststelling van de beurtrol voor de uitoefening van het voorzitterschap van de Raad. 2. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN 2.1. Elk college, samengeroepen door het oudste herkozen lid, wijst twee leden aan (magistraat en niet-magistraat) die het « voorlopig bureau » vormen. Dat voorlopig bureau is belast met de leiding van de verrichtingen tot samenstelling van het bureau, verrichtingen die hij op elk ogenblik, indien nodig, kan schorsen of onderbreken. Het voorlopig bureau beslecht soeverein elke betwisting die tijdens de verrichtingen zou kunnen ontstaan, met inbegrip van de in punt 2.3 van dit reglement vermelde mogelijke betwistingen betreffende de geldigheid van de stemmen, zowel in de colleges als in de Raad. Het waakt tevens over de eenvormige toepassing van onderhavig reglement in beide colleges. 2.2. De beslissingen die in de Raad bij tweederde meerderheid van de leden moeten worden genomen, vereisen een meerderheid van dertig leden.
De beslissingen die in de colleges met absolute meerderheid van de stemmen moeten worden genomen, vereisen, enerzijds, de aanwezigheid van ten minste de helft van de leden en, anderzijds, de helft + een van de stemmen zonder dat er rekening wordt gehouden met de blanco en ongeldige stembiljetten. Met de blanco en ongeldige stembiljetten wordt derhalve rekening gehouden voor het quorum van de aanwezigheden maar niet voor de berekening van de meerderheid. 2.3. De stemmen worden opgenomen door de leden van het voorlopig bureau, in de Raad door de vier leden van het voorlopig bureau, in de colleges door de twee leden van het college die deel uitmaken van het voorlopig bureau. Elke kandidaat kan daarbij aanwezig zijn of een getuige aanwijzen. De leden van het voorlopig bureau, de kandidaten of de getuigen hebben het recht de stembiljetten te betwisten. 2.4. Eke stemming is geheim en gebeurt schriftelijk met behulp van biljetten waarvan de modellen bij dit reglement zijn gevoegd. 2.5. Het voorlopig bureau maakt van elke stap van de verrichtingen proces-verbaal op en geeft daarvan stelselmatig kennis aan het college of aan de Raad. 3. KANDIDAATSTELLING 3.1. Het voorlopig bureau brengt de leden van de Raad bij aangetekende brief, ter post afgegeven uiterlijk veertien dagen voor de dag waarop de verkiezingen plaatshebben, op de hoogte van de mogelijkheid om zich kandidaat te stellen als lid van het bureau van de Raad. Dit reglement wordt bij die brief gevoegd. 3.2. De kandidaatstelling wordt ingediend bij aangetekende brief, ter post afgegeven uiterlijk acht dagen voor de dag waarop de verkiezingen plaatshebben, en gericht aan een van de vier leden van het voorlopig bureau door hen aangewezen. De kandidaat kan een curriculum vitae bijvoegen. Voor het overige kunnen de kandidaten ten persoonlijke titel aan de leden van de Raad elk schrijven richten dat zij nuttig achten. 3.3. Het voorlopig bureau stelt de lijst van de ontvangen kandidaturen op en bezorgt een kopie van die lijst en van de kandidaatstellingen met curriculum vitae aan alle leden van de Raad bij gewone brief, ter post afgegeven uiterlijk vier dagen voor de dag waarop de verkiezingen plaatshebben. 3.4. De poststempel geldt als bewijs voor de verzending van de voormelde brieven. 3.5. De verkiezingen hebben plaats in de lokalen van de Raad op dag en uur bepaald door de Raad. 3.6. Vóór de stemming, kan elke kandidaat in alfabetische volgorde, mondeling, gedurende maximum tien minuten, zijn kandidatuur toelichten aan de leden van de Raad. Nadien zal er een debat over de kandidaturen plaatshebben. 4. VOORDRACHT DOOR ELK COLLEGE VAN TWEE LEDEN VOOR HET BUREAU VAN DE RAAD 4.1. Met behulp van stembiljetten (model A) met de namen van de kandidaten die per categorie alfabetisch gerangschikt zijn, kiest elk college bij volstrekte meerderheid van de stemmen het lid magistraat en het lid niet-magistraat, die het aan de Raad als leden van het bureau zal voorstellen.
Er wordt gestemd door het plaatsen van een "x" in het vak dat overeenstemt met de gekozen kandidaat. Is nietig het stembiljet waarop voor meer dan één kandidaat per categorie werd gestemd of waarop buiten de "x" andere aanduidingen zijn aangebracht. 4.2. Ingeval na een eerste stemronde in de ene en/of de andere categorie de volstrekte meerderheid niet wordt behaald, wordt er overgegaan tot een tweede stemronde tussen de twee kandidaten van de betrokken categorie(en) die het hoogste aantal stemmen hebben behaald.
Ingeval er tussen twee of meer kandidaten die het hoogste aantal stemmen behalen, staking van stemmen is, heeft er enkel onder hen een herstemming plaats. Indien twee of meer kandidaten tweede zijn geklasseerd met gelijkheid van stemmen, nemen dezen allen deel aan de herstemming. 4.3. Ingeval na de tweede stemronde geen enkele kandidaat van de ene of de andere categorie de volstrekte meerderheid heeft behaald, wordt overgegaan tot een tweede herstemming tussen de twee kandidaten die het hoogste aantal stemmen hebben behaald (stembiljet model Abis).
Ingeval er tussen twee of meer kandidaten die het hoogst aantal stemmen behalen, staking van stemmen is, heeft er enkel tussen hen een tweede herstemming plaats. Indien twee of meer kandidaten tweede zijn geklasseerd met gelijkheid van stemmen, nemen dezen allen deel aan deze tweede herstemming. 4.4. Ingeval ook na de derde stemronde geen enkele kandidaat van de ene of de andere categorie de volstrekte meerderheid heeft behaald, worden de verrichtingen voor de betrokken categorie(en) stopgezet.
De Raad wordt daarvan ingelicht; die beslist alsdan dat er een nieuwe oproep tot kandidaten zal plaatshebben voor de betrokken categorie(s) en stelt een nieuwe datum vast voor de voordracht(en) en aanwijzing(en). 5. AANWIJZING VAN DE LEDEN VAN HET BUREAU DOOR DE RAAD 5.1. Met behulp van stembiljetten (model B) met de namen van de door het college voorgedragen kandidaten, wijst de Raad, bij tweederde meerderheid van zijn leden, de leden van het bureau aan. 5.2. De kandidaat die de tweederde meerderheid van de leden behaalt, is aangewezen. Ingeval die meerderheid niet wordt behaald voor een of meer voorgedragen kandidaten, wordt de procedure overgedaan vanaf punt 4.1 van dit reglement voor het (de) vacant gebleven manda(a)t(en). 5.3. Ingeval na het hernemen van de procedure, één of meer kandidaten voormelde meerderheid niet behalen, beslist de Hoge Raad dat er een nieuwe oproep tot kandidaten zal plaatshebben voor de betrokken categorie(ën) en stelt hij een nieuwe datum vast voor de voordracht(en) en aanwijzing(en). 6. VOORSTEL, DOOR ELK COLLEGE, VAN DE COMMISSIES DIE ZIJN LEDEN VAN HET BUREAU ZULLEN VOORZITTEN 6.1. Indien er tussen de beide leden van het bureau een akkoord tot stand komt over de uitoefening van het voorzitterschap van de respectieve commissies, brengen zij hun college daarvan op de hoogte vooraleer er wordt gestemd. 6.2. Met behulp van stembiljetten (model C), wijst elk college bij volstrekte meerderheid van de stemmen voor elke commissie het lid aan, dat het aan de Raad zal voordragen als voorzitter. Enkel de stem voor twee verschillende kandidaten, één per commissievoorzitterschap, is geldig. 6.3. Indien geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid behaalt, zal tot een nieuwe stemronde worden overgegaan.
In geval van staking van stemmen wordt er tot een tweede stemronde overgegaan.
In geval van staking van stemmen bij die tweede stemronde, zal men het lot laten beslissen. De door het lot aangewezen kandidaat kiest de commissie voor welke hij wenst te worden voorgedragen. 7. AANWIJZING DOOR DE RAAD VAN DE COMMISSIES DIE DE LEDEN VAN HET BUREAU ZULLEN VOORZITTEN 7.1. De voorstellen van de beide colleges worden voorgelegd aan de Raad, die ze al dan niet goedkeurt (stembiljet model D). 7.2. Indien twee derden van de leden van de Raad de voorstellen goedkeuren, zijn ze aanvaard. 7.3. In het tegenovergestelde geval wordt overgegaan tot een nieuwe stemronde waarin de leden zich over het voorstel van elk college afzonderlijk uitspreken (stembiljet model E). 7.4. Het voorstel van een college dat wordt goedgekeurd door twee derden van de leden is aangenomen. 7.5. De procedure wordt vanaf punt 6.1 van dit reglement overgedaan voor het voorstel dat niet door twee derden van de leden wordt goedgekeurd. 8. VASTSTELLING VAN DE BEURTROL VOOR DE UITOEFENING VAN HET VOORZITTERSCHAP VAN DE RAAD 8.1. Als de leden van het bureau tot een akkoord komen over de beurtrol voor de uitoefening van het voorzitterschap, wordt dat akkoord voorgelegd aan de Raad, die het al dan niet goedkeurt (stembiljet model F). 8.2. De beurtrol voor de uitoefening van het voorzitterschap staat vast wanneer twee derden van de leden van de Raad het akkoord goedkeuren. 8.3. In het tegenovergestelde geval of wanneer de leden van het bureau het niet eens zijn, wijst de Raad, met behulp van stembiljetten waarop de namen van de vier leden van het bureau in alfabetische volgorde zijn vermeld (model G), het lid van het bureau aan dat gedurende het eerste jaar de Raad zal voorzitten.
Indien de twee derden-meerderheid niet wordt behaald, wordt de stemming overgedaan, zo nodig tweemaal.
Indien na de derde stemronde de twee derden-meerderheid door geen enkel bureaulid wordt behaald, wordt het bureaulid dat de Raad gedurende het eerste jaar zal voorzitten bij loting aangewezen. 8.4. Voor de vorm stelt de Raad de beurtrol voor de uitoefening van het voorzitterschap vast (stembiljetten model H), rekening houdend met de voorschriften van artikel 259bis-4, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, met dien verstande dat in eerste instantie van taal wordt gewisseld.
Model A VOORDRACHT VAN DE BUREAULEDEN VOOR DE HRJ Nederlandstalig College Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld