Etaamb.openjustice.be
Gerechtelijk Wetboek
gepubliceerd op 29 april 2021

Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissing van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019 en 30 maart 2021, tot vaststelling van de voorwaarden en de procedure voor erkenning van de basisopleiding, de specialisatie ople Voorwoord Gelet op artikel 1727 § 2 2° Gerechtelijk Wetboek, dat stelt dat de Federale Bem(...)

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2021031153
pub.
29/04/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissing van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019 en 30 maart 2021, tot vaststelling van de voorwaarden en de procedure voor erkenning van de basisopleiding, de specialisatie opleidingen en de permanente vormingen voor erkende bemiddelaars en de toepassing van artikel 1727, § 1ste al.2 van het gerechtelijk wetboek Voorwoord Gelet op artikel 1727 § 2 2° Gerechtelijk Wetboek, dat stelt dat de Federale Bemiddelingscommissie als opdracht heeft om de minimumprogramma's te bepalen inzake de theoretische en praktische opleiding, alsook de evaluaties met het oog op het afleveren van een erkenning en de erkenningsprocedure vast te stellen;

Gelet op de beslissing van 1 februari 2007, gewijzigd door de beslissing van 11 maart 2010, 23 september 2010, 14 en 28 maart 2019 tot vaststelling van de voorwaarden en de procedure voor erkenning van de basisopleiding, de specialisatie opleidingen en de permanente vormingen voor erkende bemiddelaars en de toepassing van artikel 1727 § 1 lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek.

Aangezien de opleidingsinstanties opmerkingen hebben overgemaakt naar aanleiding van de geplande hervormingen;

Aangezien het, volgens de geest van de wet, nodig is om een voldoende ruime keuze aan opleidingen aan te bieden, welke aangepast zijn aan de verschillende profielen van de kandidaat-bemiddelaars;

Aangezien, voor het verzekeren van een kwaliteitsvolle opleiding, de omschrijving van de voorwaarden tot erkenning van de basisopleiding en van de specialisaties is gepaard gegaan met een grondige denkoefening.

Dit met als doel om op heldere en coherente wijze objectieve criteria uit te werken voor de inhoud, de procedure, de omkadering en de evaluaties van de opleidingen, steeds met respect voor de pedagogische autonomie van de opleidingsinstanties.

Aangezien dit reglement, het aantal uren opleiding, zowel voor de theoretische als de praktische onderdelen, vooropstelt als een absoluut minimum dat door de opleidingsinstanties dient te worden nageleefd, waarbij zij dit kunnen aanpassen aan hun doelpubliek en hun pedagogische methodes, en tevens wordt gespecifieerd dat zij steeds tot doel moeten hebben : het bijbrengen en beheersen van het »kennen, kunnen en zijn van de bemiddeling » conform hun doelpubliek.

Aangezien elke opleidingsinstantie die erkend wenst te worden, deze beslissing dient na te leven;

Aangezien naast dit reglement tevens een niet bindende « aanbeveling » is opgesteld, met een indicatieve opsomming van mogelijke thema's voor de verschillende onderwerpen van de gemeenschappelijke basisopleiding, die als leidraad kan dienen voor de opleidingsinstanties. HOOFDSTUK I. - Erkenning van de opleiding

Artikel 1.In dit reglement dient begrepen te worden onder: 1) De opleidingsinstantie is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een opleiding in overeenstemming met dit reglement wenst te verstrekken;2) Het opleidingscentrum is de opleidingsinstantie die erkend is voor het verstrekken van de basisopleiding- en specialisatie opleidingen;3) De coördinator, is de bemiddelaar die aan de hand van een dossier kan aantonen : - dat hij erkend is door de FBC of, indien de bemiddelaar in het buitenland is opgeleid, dat hij zijn erkenning heeft verkregen van de Commissie Erkenning binnen de Federale Bemiddelingscommissie; - dat hij over de nodige kwalificaties en pedagogische vaardigheden beschikt; - dat hij over minstens 3 jaar praktijkervaring beschikt als erkend bemiddelaar; 4) De basisopleiding betreft de opleiding die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk II afdelingen 1, 2 en 4;5) De specialisatie opleidingen betreffen de opleidingen die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk II, afdelingen 1, 3 en 4;6) De permanente vormingen betreffen de opleidingen die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk III.

Art. 2.De opleidingsinstanties die een basisopleiding en één of meerdere specialisatie opleidingen willen verstrekken, dienen erkend te worden als opleidingscentrum overeenkomstig de voorwaarden vermeld in hoofdstuk II. De opleidingsinstanties die een permanente vorming willen organiseren, dienen deze opleiding te laten erkennen overeenkomstig de voorwaarden vermeld in hoofdstuk 3.

Art. 3.De instanties dienen bij de Federale Bemiddelingscommissie een aanvraag tot erkenning in naargelang het soort opleiding, overeenkomstig de artikelen 17, 18, 19 en 20. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de erkenning van de basisopleiding- en de erkenning van de specialisatie opleidingen Afdeling 1. - Structuur van het opleidingsprogramma

Art. 4.De opleidingsinstantie die een aanvraag indient tot erkenning als opleidingscentrum stelt een programma op voor de basisopleiding en de specialisatie opleiding(en), overeenkomstig de minimum voorwaarden inzake duur en kwaliteit, onverminderd het recht een langer en uitgebreider programma aan te bieden dan voorgeschreven door de minimum voorwaarden.

Zowel voor de basisopleiding als voor de specialisaties, zal de coördinator er over waken dat de inhoud van de opleiding in rechtstreeks verband staat met bemiddeling en dat er een verband bestaat tussen de verschillende onderwerpen.

Een opleidingscentrum kan een deelnemer een vrijstelling verlenen voor één of meerdere onderdelen van de opleiding, op voorwaarde dat: - Ofwel het verzoek gestaafd wordt, hetzij door een eerdere deelname aan opleidingen gegeven voor het onderdeel waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, hetzij door het aantonen van een beroepservaring van ten minste drie jaar in de betrokken materie; - Ofwel omdat de deelnemer effectief een opleiding inzake bemiddeling van tenminste 105 uur heeft gevolgd tijdens de laatste vijf jaar vooraf aan de datum van het verzoek, in België of in het buitenland.

Art. 5.§ 1. De opleidingen om erkend bemiddelaar te worden zoals omschreven in artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek, dienen minstens 105 uur te omvatten, verdeeld over een basisopleiding en minstens één opleiding voor één van de specialisaties voorzien in de artikelen 11 tot 14. § 2. De basisopleiding omvat minimaal 70 uur, waarvan minstens 30 uur theorie en minstens 30 uur praktijk. § 3. Elke specialisatieopleiding moet minstens 35 uur omvatten.

Art. 6.Het opleidingscentrum stelt de Federale Bemiddelingscommissie in kennis van elke wijziging in haar programma of van elke verandering van opleider, en dit minstens zes weken voor de organisatie van de opleiding.

Nadat de Federale Bemiddelingscommissie, indien nodig, aanvullende informatie heeft opgevraagd, kan zij binnen de maand na ontvangst van het volledige dossier, de erkenning aanpassen of weigeren.

Indien de Federale Bemiddelingscommissie binnen deze termijn geen advies heeft uitgebracht, wordt de erkenning gehandhaafd. Afdeling 2. - programma van de basisopleiding

Art. 7.De opleiding zoals voorzien in artikel 8 en alle praktijkoefeningen zoals voorzien in artikel 9, worden gegeven of begeleid door minstens één coördinator

Art. 8.§ 1. Het theoretische gedeelte van de basisopleiding omvat minstens volgende onderwerpen: 1. Het begrip van conflict, geweld en intimidatie;2. Inleiding tot de bemiddeling;3. Recht in verband met bemiddeling;4. Communicatie in relatie tot de bemiddeling;5. Psychologie in relatie tot de bemiddelaar en de bemiddeling;6. Sociologie in relatie tot bemiddeling;7. Bemiddelingsproces;8. Deontologie en ethiek;9. Statuut van de bemiddelaar;10. Theorie en praktijk van derde betallen en rechtsbijstand en bemiddeling;11. Bemiddeling op afstand via digitale platformen; § 2. De onderverdeling van het aantal lesuren tussen de onderwerpen voorzien in paragraaf 1 wordt aan de vrije beoordeling van de opleidingscentra gelaten in functie van hun doelpubliek en hun pedagogische aanpak. § 3. Omwille van de kwaliteit en teneinde de kandidaat-bemiddelaars toe te laten zich het "kennen, kunnen en zijn" van bemiddeling eigen te maken, wordt aan de opleidingsinstanties aanbevolen niet meer dan 7 uur vorming (zonder pauzes) per dag te voorzien.

Art. 9.De praktische oefeningen georganiseerd in het kader van de basisopleiding dienen rechtstreeks in verband te staan met de onderwerpen voorzien in artikel 8 en moeten de volgende thema's omvatten: 1. De fases van het bemiddelingsproces;2. Toepassing van de bemiddelingsprincipes;3. Bemiddelingsvaardigheden;4. Communicatieve vaardigheden;5. Onderhandelingsvaardigheden ;6. Wijze van tussenkomst in concrete situaties;7. Concrete gevalstudies via rollenspelen in;8. Toepassing van bemiddeling op afstand via digitale platformen. Afdeling 3. - Programma van de specialisatie opleidingen

Afdeling 3.1. Omkadering

Art. 10.De hieronder beschreven specialisatie opleidingen, zowel wat de theorie betreft als de praktijk, worden gegeven of begeleid door minstens één coördinator die erkend is in de desbetreffende specialisatieopleiding. Afdeling 3.2. 2. Programma van de specialisatie opleiding "bemiddeling

in familiale zaken"

Art. 11.De specialisatie opleiding "bemiddeling in familiale zaken" bedraagt minstens 35 uur en dient volgende onderwerpen te omvatten : § 1. Theorie : 1. Beginselen van het recht inzake : - Huwelijk, wettelijk en feitelijk samenwoning; - Echtscheiding en scheiding van tafel en bed, feitelijke scheiding; - Ouderlijke relaties (ouderlijk gezag, persoonlijke relaties, modaliteiten van huisvesting, enz.); - Onderhoudsverplichtingen : o bijdrage in de onderhouds- en opvoedingskosten van kinderen (begrippen gewone kosten, buitengewone kosten, bijzondere kosten), berekeningsmethodes o onderhoudsbijdrage tussen ex-echtgenoten, berekeningsmethodes. - Huwelijksvermogensrecht en erfrecht; - Verzoeningsprocedure voor de familierechtbank; - Gerechtelijke procedures in familiezaken; - Gevolgen van de regels van openbare orde en van dwingend recht; 2. Psychologie en sociologie - Psychologie en sociologie in relatie tot families; - Psychologische effecten van familiale conflicten; - Familiale relaties en familiale dynamiek; - Plaats van het kind en van de jongere in bemiddeling. 3. Inleiding tot internationale bemiddeling in familiezaken;4. Inleiding tot de multiculturele bemiddeling;5. Familiale bemiddeling op afstand via digitale platformen. § 2 Praktijk : De praktijkoefeningen die in het kader van deze specialisatie opleiding worden georganiseerd dienen rechtstreeks in verband te staan met de inhoud van artikel 11 § 1. Afdeling 3.3. Programma van de specialisatie opleiding "burgerlijke-

en handelszaken"

Art. 12.De specialisatie opleiding "bemiddeling in burgerlijke- en handelszaken" bedraagt minstens 35 uur en dient de volgende onderwerpen te omvatten : § 1. Theorie : 1. Beginselen inzake: - Verbintenissenrecht; - Zakenrecht; - Consumentenrecht; - Aansprakelijkheidsrecht; - Verzekeringsrecht; - Economisch en vennootschapsrecht; - Gevolgen van de regels van openbare orde en van dwingend recht; - Verzoeningprocedure voor de ondernemingsrechtbank; 2. Bemiddeling in burgerlijke- en handelszaken;3. Inleiding tot bemiddeling in internationale burgerlijke- en handelszaken;4. Inleiding tot de multiculturele bemiddeling;5. Bemiddeling in burgerlijke- en handelszaken op afstand via digitale platformen § 2.Praktijk : De praktijkoefeningen die in het kader van deze specialisatie opleiding worden georganiseerd, dienen rechtstreeks in verband te staan met de inhoud van artikel 12. § 1. Afdeling 3.4. Programma van de specialisatie opleiding "bemiddeling in

sociale zaken" (arbeidsrelaties en sociale zekerheid)

Art. 13.De specialisatieopleiding "bemiddeling in sociale zaken" bedraagt minstens 35 uur en dient de volgende onderwerpen te omvatten : § 1. Theorie : 1. Beginselen van arbeids- en sociale zekerheidsrecht inzake: - procedure in verzoening bij de arbeidsrechtbank; - gevolgen van de bepalingen van openbare orde en van dwingend recht; 2. De sociale bemiddeling : - De menselijke, relationele en materiële dimensies van de werkomgeving; - De verschillende actoren in de organisatie en de cultuur van een bedrijf; - Welzijn op het werk; - Interpersoonlijke en collectieve conflicten op de werkvloer. 3. Inleiding tot internationale bemiddeling in sociale zaken;4. Inleiding tot multiculturele bemiddeling;5. Sociale bemiddeling op afstand via digitale platformen § 2.Praktijk : De praktijkoefeningen die in het kader van deze specialisatie opleiding worden georganiseerd, dienen rechtstreeks in verband te staan met de inhoud van artikel 13. § 1. Afdeling 3.5. Programma van de specialisatie opleiding « bemiddeling

met de overheid »

Art. 14.De specialisatieopleiding "bemiddeling met de overheid" bedraagt minstens 35 uur en dient de volgende onderwerpen te omvatten: § 1. Theorie : 1. Beginselen van het recht inzake: - Het bijzondere kenmerken van geschillen met de overheid; - Het juridische kader, de belangrijkste beginselen van publiek- en administratief recht en de hiermee verband houdende procedures; - Beleids- en besluitvormingskader; - Financieel en budgettair kader. 2. Bemiddeling met de overheid : - Toepassingsgebied, bijzonderheden en beperkingen van bemiddeling met de overheid; - Relatie tussen publieke overheden, de vertegenwoordigers van de overheidsdiensten en de burger; - Bemiddeling vanuit het respectievelijk oogpunt van de ambtenaar en de burger; 3. Inleiding tot internationale bemiddeling met de overheid;4. Inleiding tot multiculturele bemiddeling;5. Bemiddeling met de overheid op afstand via digitale platformen. § 2. Praktijk : De praktijkoefeningen die in het kader van deze specialisatie opleiding worden georganiseerd, moeten rechtstreeks in verband staan met de inhoud van artikel 14. § 1. Afdeling 4. - evaluaties

Art. 15.§ 1. De wijze van eindevaluatie van de deelnemers wordt aan de vrije beoordeling gelaten van de erkende vormingscentra, in functie van hun doelpubliek en hun pedagogische aanpak.

Er wordt aan de vormingscentra aanbevolen om de roosters voor zelfevaluatie en eindevaluatie van de kandidaat-bemiddelaar te gebruiken zoals opgesteld door de Federale Bemiddelingscommissie en gepubliceerd op zijn website. § 2. Onverminderd andere wettelijke bepalingen, wordt een attest waarbij men geslaagd is voor de basisopleiding afgeleverd aan de deelnemer, op voorwaarde dat hij daadwerkelijk 70 uur opleiding heeft gevolgd overeenkomstig artikel 5 § 2 en minstens 12/20 heeft behaald voor de theorie en minstens 12/20 voor de praktijk. § 3. Onverminderd andere wettelijke bepalingen, wordt het bekwaamheidsattest van de specialisatieopleiding afgeleverd aan de deelnemer, op voorwaarde dat hij beschikt over een attest waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor de basisopleiding, hij effectief 35 uur opleiding heeft gevolgd overeenkomstig artikel 5 § 3, en hij minstens 12/20 heeft behaald voor de theorie en minstens 12/20 voor de praktijk. § 4. Voor de eindevaluatie en het afleveren van het bekwaamheidsattest dienen de opleidingscentra beroep te doen op minstens één erkende bemiddelaar die `onpartijdig en extern aan de opleiding' is. Deze persoon is aanwezig tijdens de eindevaluatie en geeft zijn beoordeling. Deze beoordeling is enkel informatief en niet bindend s, en heeft als doel de evaluatie door de opleiders van de opleidingscentra te objectiveren. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de erkenning van permanente vormingen

Art. 16.§ 1 Onverminderd de bepalingen in het reglement van de Federale Bemiddelings Commissie die de verplichtingen beschrijft van de erkende bemiddelaars met betrekking tot de permanente vorming, kan de permanente vorming bestaan uit een theoretische opleiding, een praktische opleiding of een intervisie. § 2 De theoretische opleiding omvat, zonder limitatief te zijn, onder meer het volgen van cursussen, de actieve of passieve deelname aan congressen, conferenties, cycli van congressen, symposia, colloquia, studiedagen, seminaries, webinars, e-seminaries, workshops en andere soorten van werkateliers..

De theoretische opleiding dient een rechtstreeks nut te hebben voor bemiddeling en verband te houden met de bemiddelingspraktijk. § 3 De praktische opleiding omvat, zonder limitatief te zijn, onder meer gevallenstudies, supervisies, rollenspelen of stages.

De supervisie wordt toevertrouwd aan een erkend bemiddelaar of een expert, die beschikken over een professionele ervaring van minstens 5 jaar, hetzij in één van de domeinen van bemiddeling, hetzij als supervisor. Dit moet worden aangetoond door voorlegging van een curriculum vitae.

De supervisie kan individueel of collectief zijn. § 4 De intervisie De intervisie bestaat uit een uitwisseling van standpunten tussen collegae- bemiddelaars over concrete bemiddelingsdossiers. De intervisie wordt georganiseerd met minstens vijf deelnemers, waarvan de meerderheid erkende bemiddelaars zijn. § 5 Met uitzondering van de intervisie en de supervisie, moet de permanente vorming gegeven of begeleid worden door minstens één erkende opleider-bemiddelaar. HOOFDSTUK IV. - Erkenningsprocedure Afdeling 1. - erkenning van een instantie als opleidingscentrum voor

het geven van de basisopleiding en specialisatie opleidingen.

Art. 17.§ 1. De opleidingsinstantie die erkend wil worden als opleidingscentrum, dient bij het secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie, een aanvraag in tot erkenning van de basisopleiding en de specialisatie opleiding(en) die voldoen aan de voorwaarden beschreven in hoofdstuk II. § 2. De Federale Bemiddelingscommissie kan op elk ogenblik nagaan of de voorwaarden van de erkenning nageleefd worden. Afdeling 2. - erkenning van de permanente vorming

Art. 18.§ 1 De opleidingsinstantie die enkel de erkenning vraagt voor één of meer theoretische en/of praktische permanente vormingen, dient een aanvraag in bij het secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie, met de programma's die voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig hoofdstuk III. Het programma van elke permanente vorming vermeldt het aantal uren waarvoor de erkenning wordt aangevraagd. Elk nieuw programma van permanente vorming moet het voorwerp uitmaken van een nieuwe aanvraag tot erkenning. § 2. Een opleidingsinstantie die een aanvraag tot erkenning als opleidingscentrum indient overeenkomstig artikel 17 en tevens een permanente vorming wil organiseren, legt terzelfdertijd een aanvraag neer voor de erkenning van minstens één programma van permanente vorming, conform de voorwaarden beschreven in hoofdstuk III. Ingeval van een erkenning als vormingscentrum en voor ten minste één permanente vorming, verloopt elke nieuwe aanvraag tot erkenning van permanente vorming ingediend binnen de 3 jaar na de erkenning als vormingscentrum volgens een vereenvoudigde erkenningsprocedure.

Volgens deze vereenvoudigde erkenningsprocedure moet het opleidingscentrum de Federale Bemiddelingscommissie in kennis stellen van het ontwerpprogramma van permanente vorming, en dit minstens één maand voor de organisatie ervan. De Federale Bemiddelingscommissie kan, desgevallend na inwinning van aanvullende informatie, de erkenning aanpassen of weigeren binnen 15 werkdagen na ontvangst van het volledige dossier.

Bij gebrek aan advies binnen deze termijn vanwege de Federale Bemiddelingscommissie, wordt de permanente vorming voor het gevraagde aantal uren erkend.

Enkel bij wijziging van het programma of de lesgever, moet het opleidingscentrum een nieuwe aanvraag tot erkenning voor zijn permanente vorming indienen. § 3 De intervisie In afwijking van de bepalingen van § 1 en § 2, is voor de intervisie geen voorafgaande aanvraag tot erkenning vereist, doch volstaat een attest van deelname met vermelding van: - de naam en de hoedanigheid van de deelnemers-bemiddelaars . - het aantal uren van de intervisie Afdeling 3. - Algemene bepalingen

Art. 19.De opleidingsinstantie voegt bij zijn aanvraag tot erkenning een administratief dossier dat minstens de volgende stukken bevat: - voor rechtspersonen: een uittreksel van de statuten of van de oprichtingsakte, waaruit het maatschappelijk doel van de vennootschap blijkt, samen met vermelding van de publicatie in het Belgisch Staatsblad; - de identiteit van de contactpersoon; - een model van het attest van effectieve deelname aan de opleiding; - voor de basis- en de specialisatie opleidingen, een model van de attesten zoals voorzien in artikel 15 § 2 en § 3.

Art. 20.De opleidingsinstantie legt terzelfdertijd een inhoudelijk dossier neer, met gebruik van de formulieren gepubliceerd op de website van de Federale Bemiddelingscommissie en opgave van volgende stukken: - De beschrijving van de opleidingsprogramma's, die beantwoorden aan de voorwaarden voorzien in dit reglement met, voor elk onderdeel, de vermelding van het aantal uren en de naam van de betrokken opleider(s); - Het Curriculum Vitae van de opleiders vermeld in de beschrijving van de programma's en van de erkend bemiddelaars belast met de begeleiding of coördinatie van de opleidingen. Het CV moet voor de opleiders - bemiddelaars minstens de erkenning vermelden en aangeven of zij desgevallend voldoen aan de voorwaarden van artikel 1, 3); - De beschrijving van de gebruikte evaluatiemethodes, zoals voorzien in artikel 15.

Art. 21.De aanvragen tot erkenning worden onderzocht, na controle door het secretariaat van de Federale Bemiddelingscommissie of de dossiers beantwoorden aan de vereisten van de artikelen 19 en 20.

De aanvragen tot erkenning worden onderzocht door de Commissie voor de Erkenning van Opleidingen en Opleidingsinstanties, op zijn conformiteit met het reglement, hetgeen kan leiden tot een voorstel tot aanpassing van het voorgestelde programma.

De commissie beschikt tevens over een marginaal toetsingsrecht op basis van kennelijke onredelijkheid.

De Commissie voor de Erkenning van Opleidingen en Opleidingsinstanties kan aanvullende informatie opvragen en de vertegenwoordiger van de opleidingsinstantie uitnodigen om gehoord te worden.

De Commissie voor de Erkenning van Opleidingen en Opleidingsinstanties verstrekt een gemotiveerd advies aan het Bureau van de Federale Bemiddelingscommissie.

Het Bureau neemt een gemotiveerde beslissing.

Art. 22.De opleidingsinstantie erkend als opleidingscentrum legt elke vier jaar een verslag neer bij de Federale Bemiddelingscommissie met vermelding van alle opleidingen die men heeft georganiseerd, op straffe van intrekking van de erkenning als vormingscentrum.

Om zijn erkenning te behouden moet elk erkend vormingscentrum om de twee jaar minstens één basisopleiding en één specialisatie opleiding organiseren.

De Federale Bemiddelingscommissie publiceert de gegevens van alle erkende vormingscentra op zijn website.

Art. 23.Het Bureau kan, naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief, na gemotiveerd advies van de Commissie Vorming de erkenning van een opleidingscentrum of van een opleidingsprogramma intrekken. De betrokken opleidingsinstantie wordt daarbij vooraf in de mogelijkheid gesteld om te worden gehoord.

Art. 24.Aanvullend op dit reglement, heeft de Federale Bemiddelingscommissie, ten behoeve van de opleidingsinstanties, een niet bindende en indicatieve aanbeveling uitgevaardigd omtrent de inhoud van de basisopleidingen, zoals deze voorzien werden in dit reglement. Deze aanbeveling wordt gepubliceerd op de website van de Federale Bemiddelingscommissie. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding en overgangsbepaling De Federale Bemiddelingscommissie publiceert op haar website een lijst met de erkende opleidingsinstanties, alsook de titels van alle erkende opleidingen.

Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 september 202 1.

Overgangsbepalingen 01. De basis- en specialisatieopleidingen die door de Federale Bemiddelingscommissie werden goedgekeurd overeenkomstig de Beslissing van 1 februari 2007, laatst gewijzigd op 23 september 2010 en 14 en 28 maart 2019, zullen, met inbegrip van de fysieke eindevaluatie, uiterlijk op 31 augustus 2021 worden voltooid.Indien het materieel onmogelijk is, wegens de gezondheidsvoorschriften ten gevolge van de COVID-crisis, om deze opleidingen tegen voormelde datum af te ronden, kunnen deze worden afgerond binnen een termijn van maximum drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de opleidingen opnieuw in fysieke vorm kunnen worden hervat, met als vroegste aanvangsdatum 1 september 2021.

Basisopleidingen en specialisatie opleidingen die na 1 september 2021 doorgaan, zullen aan de regels van huidige Beslissing voldoen en dienen het voorwerp uit te maken van een nieuwe erkenning.

Aanvragen tot erkenning op basis van de huidige Beslissing moeten uiterlijk op 30 juni 2021 bij de Federale Bemiddelingscommissie worden ingediend. Dit geldt ook voor opleidingsinstanties die werden erkend overeenkomstig de regels van de Beslissing gewijzigd op 23 september 2010. Indien een opleidingsinstantie over een erkenning beschikt voor basis-en specialisatie opleidingen volgens de regels van de Beslissing gewijzigd op 28 maart 2019, zal het dossier dat bij de Federale Bemiddelingscommissie dient te worden ingediend om de reeds verkregen erkenning te behouden, beperkt blijven tot de vermelding van de methodes die zullen worden gebruikt om te voldoen aan de nieuwe eisen met betrekking tot de eind-evaluatie, vervat in artikel 15 van huidige Beslissing. Indien de gevraagde erkenning, op basis van een vóór 1 juli 2021 ingediend volledig dossier, niet vóór 1 september 2021 door de Federale Bemiddelingscommissie wordt verleend, zal de opleidingsinstantie de desbetreffende basisopleiding en gespecialiseerde opleidingen kunnen opstarten op basis van een tijdelijke erkenning, ondanks het uitblijven van een beslissing. De Federale Bemiddelingscommissie zal, onder de voormelde voorwaarden, de erkenning niet kunnen weigeren, maar zal wel bindende aanbevelingen kunnen formuleren voor de desbetreffende opleidingen, waaraan de opleidingsinstanties zullen moeten voldoen, binnen de door de Commissie aangegeven termijn, zodat de tijdelijke erkenning definitief zou worden. 02. De erkenningen die op basis van de artikelen 18 § 2 lid 2 van het reglement van 2010 en 21 § 2 lid 2 van het reglement van 2019 (de zogenaamde "carte blanche") aan opleidingsinstituten zijn toegekend, worden op 1 september 2021 beëindigd.De bepalingen van het nieuwe reglement zijn vanaf die datum van toepassing.

Permanente vormingen, die vóór 1 september 2021 werden erkend, kunnen worden voltooid volgens de modaliteiten die voorheen van toepassing waren (inclusief de voorheen toegekende "cartes blanches"). Aanvragen tot goedkeuring van permanente vormingen, die vanaf 1 september 2021 worden gegeven, zullen worden ingediend overeenkomstig de criteria opgenomen in de huidige Beslissing.

^