Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Wet van --
← Terug naar "Instituut der Revisoren erkend door de Bankcommissie , beroepsvereniging gevestigd in de Brusselse agglomeratie In uitvoering van de artikelen 6 en 7 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen en van de artikelen 3 en 4 van(...) Statuten - Beroepsvereningen : 1940, nr. 521 Lijst bestuursleden bekendgemaakt : 1997, nr. 231"
Instituut der Revisoren erkend door de Bankcommissie , beroepsvereniging gevestigd in de Brusselse agglomeratie In uitvoering van de artikelen 6 en 7 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen en van de artikelen 3 en 4 van(...) Statuten - Beroepsvereningen : 1940, nr. 521 Lijst bestuursleden bekendgemaakt : 1997, nr. 231 Institut des Réviseurs agréés par la Commission bancaire , union professionnelle établie dans l'agglomération bruxelloise En application des articles 6 et 7 de la loi du 31 mars 1898 sur les unions professionnelles et des articles 3 et(...) Statuts - Unions professionnelles : 1940, n° 521 Liste des membres publiée : 1997, n° 231 Mod(...)
RAAD VAN STATE BEROEPSVERENIGINGEN - UNIONS PROFESSIONNELLES
Instituut der Revisoren erkend door de Bankcommissie (I.R.B.C.), beroepsvereniging gevestigd in de Brusselse agglomeratie In uitvoering van de artikelen 6 en 7 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen en van de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948, genomen in uitvoering van artikel 6 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen. Statuten - Beroepsvereningen : 1940, nr. 521 Lijst bestuursleden bekendgemaakt : 1997, nr. 231 Wijzigingen aan de statuten

Artikel 1.Beroepsverening, opgericht op 9 oktober 1940 onder de benaming "Belgisch Instituut voor Bankrevisoren" (B.I.B.) zal voortaan de benaming dragen van "Instituut der Revisoren erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen" (I.R.C.B.F.). Het Instituut heeft zijn zetel in de Brusselse agglomeratie; zijn bevoegdheid strekt zich uit over het ganse land.

Artikel 2.Het Instituut heeft tot doel de studie en de bescherming van de beroepsbelangen van zijn leden; het zal hun beroepsbedrijvigheid ondersteunen en ontwikkelen. Te dien einde zal het zich inspannen alle middelen te hunner beschikking te stellen, die geschikt zijn om de uitoefening van hun beroep te vergemakkelijken en te verbeteren. Het zal er bestendig bekommerd om zijn, door zijn bedrijvigheid en door de toepassing van zijn reglementen, het vertrouwen en het aanzien te rechtvaardigen, die het beroep van revisor erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen moeten kenmerken; het zal zich in het bijzonder met alle kwesties bezighouden, die betrekking hebben op de waardigheid en de toekomst van het beroep.

Artikel 4.Om werkend lid te zijn, moet de revisor erkend zijn door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Al de erkende revisoren kunnen zich bij het Instituut laten inschrijven. Zij verliezen automatisch hun hoedanigheid van werkend lid op het ogenblik dat zij niet meer erkend zijn door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. De inschrijving bij het Instituut brengt de algehele toetreding mee tot haar statuten, reglementen en het voorzorgsfonds.

Artikel 5.De bestuursraad kan de titel van erelid toekennen aan leden die ontslag namen na gedurende tenminste tien jaar het beroep van revisor erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen met waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid te hebben uitgeoefend.

Artikel 10.Het Instituut staat onder leiding van een "bestuursraad", samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter, en uit 5 leden. De voorzitter en de ondervoorzitter worden gekozen door de algemene vergadering onder de werkend leden, in geheime stemming, en bij meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen. De ondervoorzitter moet gekozen worden op de taalrol waartoe de aangeduide voorzitter niet behoort. Ze worden verkozen voor een tijdperk van maximum drie jaar, eindigend op de dag van de jaarlijkse algemene vergadering. De mandaten van de aftredende voorzitter en ondervoorzitter kunnen maar éénmaal vernieuwd worden. In geval van overlijden, van ontslag of van verlies van de hoedanigheid van werkend lid, wordt de voorzitter in zijn functie door de ondervoorzitter vervangen tot aan de volgende jaarlijkse algemene vergadering. In dezelfde gevallen, of indien op hem beroep wordt gedaan om de functie van de voorzitter waar te nemen, wordt de ondervoorzitter vervangen door het oudste lid, of in geval van gelijkheid door het oudste lid van de bestuursraad, op de taalrol waartoe de voorzitter niet behoort, of indien dit lid weigert, door degene die op hem volgt naar anciënniteit. De eerste jaarlijkse algemene vergadering zal in de regelmatige vervanging voorzien volgens de normale procedure; de vervanging van de voorzitter brengt de verkiezing van de ondervoorzitter mee, de vervanging van de ondervoorzitter wordt in duur beperkt door de verstrijking van het mandaat van de fungerende voorzitter. De andere leden van de bestuursraad worden door de algemene vergadering gekozen voor een tijdperk van maximum drie jaar. Elke taalrol moet noodzakelijk in ten minste twee van deze leden voorzien. De uittredende leden zijn altijd herkiesbaar. Indien om reden van ontslag, overlijden of van een andere oorzaak, het getal van deze leden beneden vier valt, zal een algemene vergadering worden opgeroepen om de raad voltallig te maken. De procedure voor de verkiezingen van voorzitter, ondervoorzitter en van de leden van de bestuursraad wordt bepaald door de schikkingen van het huishoudelijk reglement. De bestuursraad zal onder de leden twee secretarissen aanduiden, die kunnen instaan voor het gebruik der twee landstalen. Een van hen zal belast worden met het ambt van penningmeester. Elk mandaat kan steeds door de algemene vergadering herroepen worden. Het blijft slechts geldig tot de dag waarop de titularis zou ophouden de bediening uit te oefenen waardoor hij de hoedanigheid van werkend lid verwierf. Bekrachtigd bij beslissing van de Raad van State, Ve Vakantiekamer, de 27 juli 2006. Voor de hoofdgriffier van de Raad van State, M.-Chr. MALCORPS,

Institut des Réviseurs agréés par la Commission bancaire (I.R.C.B.), union professionnelle établie dans l'agglomération bruxelloise En application des articles 6 et 7 de la loi du 31 mars 1898 sur les unions professionnelles et des articles 3 et 4 de l'arrêté du Régent du 23 août 1948, pris en exécution de l'article 6 de la loi du 31 mars 1898 sur les unions professionnelles. Statuts - Unions professionnelles : 1940, n° 521 Liste des membres publiée : 1997, n° 231 Modifications aux statuts

Article 1er.L'union professionnelle constituée le 9 octobre 1940, sous la dénomination "Institut belge des Réviseurs de Banques (I.B.R.), sera désormais appelée "Institut des Réviseurs agréés par la Commission bancaire et financière" (I.R.C.B.F.). Cet Institut a son siège dans l'agglomération bruxelloise; sa circonscription s'étend à tout le pays.

Article 2.L'Institut a pour objet l'étude et la protection des intérêts professionnels de ses membres; il soutiendra et développera leur activité professionnelle. A cette fin, il s'efforcera de mettre à leur disposition tous les moyens propres à en faciliter et perfectionner l'exercice. Il aura la préoccupation constante de justifier par son action et par l'application de ses règlements, la confiance et la considération qui doivent caractériser la profession de réviseur agréé par la Commission bancaire et financière; il se saisira notamment de toutes questions ayant trait à la dignité et à l'avenir de la profession.

Article 4.Pour être membre effectif, il faut être réviseur agréé par la Commission bancaire et financière. Tous les réviseurs agréés peuvent se faire inscrire à l'Institut. Ils perdent automatiquement la qualité de membre effectif dès qu'ils ne sont plus reconnus par la Commission bancaire et financière. L'inscription à l'Institut emporte adhésion pleine et entière à ses statuts, à ses règlements et à son fonds de prévoyance.

Article 5.Le conseil de direction peut accorder le titre de membre honoraire aux membres qui ont démissionné après avoir exercé la profession de réviseur agréé par la Commission bancaire et financière avec dignité, probité et délicatesse pendant dix ans au moins.

Article 10.L'Institut est dirigé par un "conseil de direction" composé d'un président, d'un vice-président et de 5 membres. Le président et le vice-président sont désignés par l'assemblée générale parmi les membres effectifs, au scrutin secret, à la majorité des votes valablement exprimés. Le vice-président doit obligatoirement être choisi sur le rôle linguistique auquel n'appartient pas le président désigné. Ils sont élus pour un terme de trois ans maximum, expirant le jour de l'assemblée générale annuelle. Les mandats du président et du vice-président sortants ne sont renouvelables qu'une fois. En cas de décès, de démission ou de perte de la qualité de membre effectif, le président est, jusqu'à la prochaine assemblée générale annuelle, remplacé dans ses fonctions par le vice-président. En ces mêmes cas, ou s'il est appelé à remplacer le président, le vice-président est remplacé par le membre le plus ancien, ou en cas d'égalité, par le plus âgé du conseil de direction dans le rôle linguistique auquel n'appartient pas le président ou, si celui-ci se désiste, par celui qui le suit en ancienneté. La première assemblée générale annuelle pourvoira aux remplacements réguliers suivant la procédure normale; le remplacement du président entraîne l'élection du vice-président; le remplacement du vice-président est limité en durée à l'expiration du mandat du président en fonctions. Les autres membres du conseil de direction sont élus par l'assemblée générale, pour un terme de trois ans maximum. Chaque rôle linguistique doit nécessairement fournir deux au moins de ces membres. Les membres sortants sont toujours rééligibles. Si, par démissions, décès ou autre cause, le nombre de ces membres tombe au-dessous de quatre, une assemblée générale sera convoquée pour compléter le conseil. La procédure d'élections des président, vice-président et des membres du conseil de direction est déterminée par les dispositions du règlement d'ordre intérieur. Le conseil de direction désignera deux secrétaires parmi ses membres assurant l'usage des deux langues nationales. L'un d'eux sera chargé des fonctions de trésorier. Tout mandat est toujours révocable par l'assemblée générale. Il ne peut se prolonger au-delà du jour où le titulaire viendrait à cesser les fonctions qui le qualifient au titre de membre effectif. Entériné par décision du conseil d'Etat, Ve chambre des vacations, le 27 juillet 2006. Pour le greffier en chef du Conseil d'Etat, M.-Chr. MALCORPS,

griffier. greffier.
^