Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Decreet van 16/12/2002
← Terug naar "Decreet houdende vastlegging van de ontwikkelingsdoeleinden voor de kleuterafdeling en van de sleutelbevoegdheden voor het lager onderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs met uitzondering van het beroepssecundair onderwijs, alsmede tot wijziging van de decreten van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs en van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs "
Decreet houdende vastlegging van de ontwikkelingsdoeleinden voor de kleuterafdeling en van de sleutelbevoegdheden voor het lager onderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs met uitzondering van het beroepssecundair onderwijs, alsmede tot wijziging van de decreten van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs en van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs Décret fixant les objectifs de développement pour la section maternelle et les compétences-clés pour l'enseignement primaire et le premier degré de l'enseignement secondaire à l'exception de l'enseignement professionnel et modifiant les décrets des 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire
MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE GERMANOPHONE
16 DECEMBER 2002. - Decreet houdende vastlegging van de 16 DECEMBRE 2002. - Décret fixant les objectifs de développement pour
ontwikkelingsdoeleinden voor de kleuterafdeling en van de la section maternelle et les compétences-clés pour l'enseignement
sleutelbevoegdheden voor het lager onderwijs en de eerste graad van primaire et le premier degré de l'enseignement secondaire à
het secundair onderwijs met uitzondering van het beroepssecundair l'exception de l'enseignement professionnel et modifiant les décrets
onderwijs, alsmede tot wijziging van de decreten van 31 augustus 1998 des 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs
betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions
aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles
organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs en van 26 april ordinaires et 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental
1999 betreffende het gewoon basisonderwijs (1) ordinaire (1)
De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Le Conseil de la Communauté germanophone a adopté et Nous,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Gouvernement, sanctionnons ce qui suit :
HOOFDSTUK I. - Ontwikkelingsdoeleinden en sleutelbevoegdheden CHAPITRE Ier. - Objectifs de développement et compétences-clés

Artikel 1.De ontwikkelingsdoeleinden voor de kleuterafdeling,

Article 1er.Les objectifs de développement pour la section maternelle

opgenomen in de bijlage I, en de sleutelbevoegdheden voor het lager figurant à l'annexe Ire ainsi que les compétences-clés pour
onderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs met l'enseignement primaire et le premier degré de l'enseignement
uitzondering van het beroepssecundair onderwijs, opgenomen in de secondaire à l'exception de l'enseignement professionnel figurant à
bijlage II, zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 75, § 4, van het l'annexe II sont fixés conformément à l'article 75, § 4, du décret du
decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs
aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende et au personnel des écoles et portant des dispositions générales
algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires.
onderwijs. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 CHAPITRE II. - Modification du décret du 31 août 1998 relatif aux
betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des
aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et
organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs organisationnel pour les écoles ordinaires

Art. 2.In artikel 75 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende

Art. 2.A l'article 75 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions

de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et
schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et
bepalingen voor het gewoon onderwijs, wordt een § 5 ingevoegd, luidend organisationnel pour les écoles ordinaires, il est inséré un § 5
als volgt : libellé comme suit :
« § 5 - Een inrichtende macht mag om een afwijking verzoeken wat de in « § 5 - Un pouvoir organisateur peut introduire une demande de
dérogation aux objectifs de développement et compétences-clés dont
§ 4 bedoelde ontwikkelingsdoelen en sleutelbevoegdheden betreft, question au § 4 s'il est d'avis qu'ils n'offrent pas assez de marge
indien zij van mening is dat ze niet genoeg handelingsvrijheid bieden pour la mise en oeuvre de ses conceptions pédagogiques.
voor de invoering van haar pedagogische opvattingen. Dans sa demande, le pouvoir organisateur expose ses conceptions
In haar verzoek legt de inrichtende macht haar pedagogische pédagogiques et justifie dans quelle mesure les objectifs de
opvattingen uit en verantwoordt in welke mate de ontwikkelingsdoelen développement et compétences-clés empêchent la mise en oeuvre de ses
en sleutelbevoegdheden de invoering van haar opvattingen beletten. conceptions. De plus, le pouvoir organisateur énonce ses propres
Bovendien lijst de inrichtende macht haar eigen ontwikkelingsdoelen en objectifs de développement et compétences-clés et les explique.
sleutelbevoegdheden op en legt ze uit.
De Regering zoekt na of het verzoek volledig is. Zo ja, onderzoekt zij Le Gouvernement vérifie si la demande est complète. Si oui, il examine
of si
1° de voorgelegde ontwikkelingsdoelen en sleutelbevoegdheden 1° les objectifs de développement et compétences-clés soumis sont
verenigbaar zijn met de fundamentele rechten en vrijheden; compatibles avec les droits et libertés fondamentaux;
2° er voor de kwaliteit van het onderwijs gezorgd is en of de 2° la qualité de l'enseignement est garantie et s'il y a bien
gelijkwaardigheid al dan niet bestaat met het oog op het uitreiken van équivalence de l'enseignement en vue de la délivrance des certificats
de graad- en eindgetuigschriften. de fin de degré et de fin d'études.
In het kader van dit onderzoek wint de Regering het advies van de Dans le cadre de cet examen, le Gouvernement demande l'avis de
Pedagogische Inspectie in. Zij mag eveneens andere deskundigen l'Inspection pédagogique. Il peut également consulter d'autres
raadplegen. experts.
De inrichtende macht die om een afwijking verzoekt, dient haar verzoek Le pouvoir organisateur qui demande une dérogation introduit sa
in ten laatst op 1 september van het schooljaar vóór het schooljaar demande au plus tard le 1er septembre de l'année scolaire qui précède
waar de afwijking van toepassing zou zijn. De Regering beslist over celle à partir de laquelle la dérogation devrait s'appliquer. Le
het verzoek ten laatste op 31 december van het voorafgaande Gouvernement statue sur la demande au plus tard le 31 décembre de
schooljaar. De Regering legt de Raad haar beslissing ter goedkeuring l'année scolaire qui précède celle à partir de laquelle la dérogation
devrait s'appliquer. Le Gouvernement soumet sa décision à
voor. Een afwijking is pas na goedkeuring van de Raad uitvoerbaar. » l'approbation du Conseil. Une dérogation ne devient exécutoire qu'après approbation par le Conseil. »

Art. 3.Artikel 82, lid 1, van hetzelfde decreet wordt door volgende

Art. 3.L'article 82, alinéa 1er, du même décret est remplacé par le

tekst vervangen : libellé suivant :
« Voor de beslissing betreffende de uitreiking van het bewijs van « Pour la décision concernant l'attribution du certificat d'études de
basisonderwijs worden de vakken « moedertaal », « eerste vreemde taal base sont prises en considération les disciplines « langue maternelle
», « wiskunde » « psychomotriciteit en lichamelijke opvoeding », « », « première langue étrangère » « mathématiques », « psychomotricité
kunst en handwerken » alsmede « wereldoriëntatie » in aanmerking et éducation physique », « art et travaux manuels » ainsi que «
ouverture sur le monde », une attention toute particulière étant
genomen, waarbij aan de vakken « moedertaal », « eerste vreemde taal » accordée aux disciplines « langue maternelle », « première langue
en « wiskunde » een heel bijzondere aandacht besteed wordt. » étrangère » et « mathématiques ». »
In artikel 82, lid 3, wordt de passus « bedoeld in de leden 1 en 2 » A l'article 82, alinéa 3, le passage « mentionnés aux alinéas 1 et 2 »
wordt vervangen door « bedoeld in lid 2 ». est remplacé par « mentionnés à l'alinéa 2 ».

Art. 4.Artikel 87 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet

Art. 4.L'article 87 du même décret, modifié par le décret du 25 mai

van 25 mei 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : 1999, est remplacé par la disposition suivante :
« Artikel 87 - Algemeenheden « Article 87 - Généralités
§ 1 - De graad- en eindgetuigschriften bekrachtigen officieel dat de § 1 - Les certificats de fin d'études ou de fin de degré confirment
leerling in elk vak de sleutelbevoegdheden genoeg beheerst die in het officiellement que l'élève maîtrise suffisamment les compétences-clés
lager en secundair onderwijs als minimale bekwaamheden vereist worden pour chaque discipline, à savoir les exigences minimales requises dans
l'enseignement primaire et secondaire pour la délivrance d'un
voor de uitreiking van een graad- of eindgetuigschrift. certificat de fin de degré ou de fin d'études.
§ 2 - De beraadslaging van de klasseraad betreffende de overgang of de § 2 - La délibération du conseil de classe relative au passage ou à la
uitreiking van een graad- of eindgetuigschrift steunt op de vormende délivrance d'un certificat de fin de degré ou de fin d'études se base
en normatieve evaluatie die voor alle in artikel 82 bepaalde vakken sur l'évaluation formative et normative pratiquée pour toutes les
plaatsvinden. disciplines prévues à l'article 82.
De beslissingen genomen door de klasseraad moeten schriftelijk met Les décisions prises par le conseil de classe sont motivées par écrit.
redenen omkleed worden. » »
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 CHAPITRE III. - Modification du décret du 26 avril 1999 relatif a
betreffende het gewoon basisonderwijs l'enseignement fondamental ordinaire

Art. 5.Artikel 18 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het

Art. 5.L'article 18 du décret du 26 avril 1999 relatif à

gewoon basisonderwijs, wordt vervangen door de volgende bepaling : l'enseignement fondamental ordinaire est remplacé par la disposition suivante :
« Artikel 18 - Bewijs van basisonderwijs « Article 18 - Certificat d'études de base
« Het bezoek van het basisonderwijs wordt door een bewijs van La fréquentation de l'école fondamentale est sanctionnée par la
basisonderwijs bekrachtigd. délivrance d'un certificat d'études de base.
Het bewijs van basisonderwijs wordt uitgereikt aan de regelmatige Le certificat d'études de base est délivré à l'élève régulier et à
leerling en aan de leerling die krachtig moet worden gesteund, bedoeld l'élève nécessitant un soutien accru, visé à l'article 60, alinéa 2,
in artikel 60, lid 2, die de sleutelbevoegdheden echter genoeg qui maîtrise de façon suffisante les compétences-clés dans les
beheerst in de vakken « moedertaal », « eerste vreemde taal », « disciplines « langue maternelle », « première langue étrangère », «
wiskunde », « psychomotriciteit en lichamelijke opvoeding » « kunst en mathématiques », « psychomotricité », « art et travaux manuels » ainsi
handwerken » alsmede « wereldoriëntatie ». Voor de uitreiking van dit que « ouverture sur le monde ». Pour la délivrance de ce certificat,
bewijs wordt aan de vakken « moedertaal », « eerste vreemde taal » en une attention toute particulière est accordée aux disciplines « langue
« wiskunde » een heel bijzondere aandacht besteed. » maternelle », « première langue étrangère » et « mathématiques ». »
HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling CHAPITRE IV. - Disposition finale

Art. 6.Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het

Art. 6.Promulguons le présent décret et ordonnons qu'il soit publié

Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. au Moniteur belge .
Eupen, 16 december 2002. Eupen, le 16 décembre 2002.
De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Le Ministre-Président du Gouvernement de la Communauté germanophone,
Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, Ministre de l'Emploi, de la Politique des Handicapés, des Médias et des Sports,
K.-H. LAMBERTZ K.-H. LAMBERTZ
De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, Le Ministre de l'Enseignement et de la Formation, de la Culture et du Tourisme,
B. GENTGES B. GENTGES
De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Le Ministre de la Jeunesse et de la Famille,
Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, de la Protection des Monuments, de la Santé et des Affaires sociales,
H. NIESSEN H. NIESSEN
_______ _______
Nota's Notes
Zitting 2002-2003 Session 2002-2003
Bescheiden van de Raad . - 77 (2002-2003), nr. 1 : Ontwerp van Documents du Conseil : 77 (2002-2003), n° 1 : Projet de décret. - 77
decreet. - 77 (2002-2003), nr. 2 : Amendementsvoorstel. - 77 (2002-2003), n° 2 : Proposition d'amendement. - 77 (2002-2003), n° 3 :
(2002-2003), nr. 3 : Verslag. Rapport.
Integraal verslag . - Bespreking en aanneming. Vergadering van 16 Compte rendu intégral : Discussion et vote. Séance du 16 décembre
december 2002. 2002.
Bijlage I Annexe Ire
I. Ontwikkelingsdoelen voor de kleuterafdeling I. Objectifs de développement pour la maternelle
1° MOEDERTAAL 1. LANGUE MATERNELLE
1.1. Luisteren en spreken 1.1. Ecouter et parler
1.2. Lezen en schrijven 1.2. Lire et écrire
2° ACTIVITEITEN IN EEN VREEMDE TAAL 2. ACTIVITES D'APPRENTISSAGE D'UNE LANGUE ETRANGERE
2.1. Luisteren en begrijpen 2.1. Ecouter et comprendre
2.2. Spreken 2.2. Parler
3° PSYCHOMOTORIEK 3. PSYCHOMOTRICITE
3.1. Motorische competenties 3.1. Aptitudes motrices
3.2. Beweging en gezonde levensstijl 3.2. Mouvement et santé
3.3. Beweging en sociaal functioneren 3.3. Mouvement et socialisation
4° WERELDORI"NTATIE 4. ORIENTATION SUR LE MONDE
4.1. Het kind als individu 4.1. L'enfant comme individu
4.2. Het kind en de natuur 4.2. L'enfant et la nature
4.3. Het kind en de samenleving 4.3. L'enfant et la société
4.4. Het kind en de technologie 4.4. L'enfant et la technologie
4.5. Het kind en de tijd-ruimte-dimensie 4.5. L'enfant et la dimension espace/temps
5° MUZISCHE VORMING 5. EDUCATION MUSICALE
5.1. Uitdrukking en beweging in het schouwspel : muziek en dans 5.1. Expression et mouvement dans le jeu représentatif : musique et danse
5.2. Beeldende kunsten 5.2. Arts plastiques
6° ONTWIKKELING VAN HET WISKUNDIG DENKEN 6. DEVELOPPEMENT DE LA REFLEXION MATHEMATIQUE
6.1. Grootheden en maateenheden 6.1. Grandeurs et mesures
6.2. Getallen en begrippen m.b.t. rekenhandelingen 6.2. Nombres et termes d'opérations
1° MOEDERTAAL 1. LANGUE MATERNELLE
1.1. Luisteren en spreken 1.1. Ecouter et parler
Het kind L'enfant
- toont luisterbereidheid en neemt de andere kinderen, de volwassenen - montre de la disposition à écouter quelqu'un et est sensible aux
en hun rol in de klas en in de school waar; - begrijpt een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek of beelden, met betrekking tot een concrete situatie; - begrijpt door de onderwijzer gegeven opdrachten met betrekking tot activiteiten in de klas of op school; - leeft zich in een boodschap in; - herformuleert met zijn eigen woorden een voor hem bestemde mededeling; - spreekt zich uit over eigen ervaringen of gebeurtenissen uit zijn omgeving; - legt uit hoe het werkt of hoe het van plan is te werken; - beschrijft iemand of iets volgens vorm, kleur, grootte of specifieke eigenschappen; autres enfants et aux adultes ainsi qu'à leur rôle en classe et à l'école; - comprend un message oral ayant rapport à la situation concrète, éventuellement accompagné de gestes, de mimiques ou d'illustrations; - comprend les devoirs distribués par l'enseignant en classe ou à l'école; - communique de lui-même; - répète avec ses propres mots un message qui lui est adressé; - exprime oralement ses propres expériences, relate des événements survenus dans son environnement immédiat et la manière dont il les ressent; - explique sa manière de travailler ou son organisation; - décrit un objet ou une personne à partir de sa forme, de sa couleur, de sa taille et de ses caractéristiques spécifiques;
- stelt en beantwoordt vragen i.v.m. concrete situaties; - pose des questions circonstancielles et y répond;
- reageert in een gesprek door eenvoudige vragen te stellen; - réagit, lors de discussions, en posant des questions simples;
- roept de hulp of medewerking van leerlingen of volwassenen in; - demande l'aide ou la collaboration de camarades ou d'adultes;
- leeft zich in rollen in duidelijk herkenbare situaties in en kan - joue et expérimente des rôles dans des situations clairement
hierop inspelen; établies;
- hanteert in concrete situaties en in behoorlijke vorm de - utilise, dans des situations concrètes et de manière appropriée, la
standaardtaal, ook ondersteund door volwassenen of door oudere langue standard, également avec l'assistance d'adultes ou d'élèves
leerlingen; plus âgés;
- vindt plezier en heeft interesse in het gebruiken van de moedertaal - trouve du plaisir et de l'intérêt à étudier sa langue maternelle, au
door middel van de volgende concrete elementen : moyen des éléments concrets suivants :
identificatie en onderscheiding van de klanken; identification et distinction des sons;
ritmische aspecten van de taal; données rythmiques de la langue;
gebaren en mimiek. gestuelle et mimique.
1.2. Lezen en schrijven 1.2. Lire et écrire
Het kind L'enfant
- beseft dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en opnieuw - sait que les informations sous forme visuelle peuvent être retenues
kunnen worden opgeroepen; et, conformément à cela, rappelées;
- beseft dat mensen door middel van het schrift boodschappen en - sait que l'écriture sert à transmettre des messages et des
mededelingen kunnen overbrengen; informations;
- stelt een boodschap of mededeling weer samen aan de hand van visueel - reconstitue, au moyen de matériaux visuels, un message ou une
materiaal; information;
- begrijpt door symbolen voorgestelde boodschappen in verband met - comprend, sur la base de symboles, les indications relatives à des
concrete activiteiten; activités concrètes;
- kent bekende en gebruikelijke pictogrammen en korte schriftelijke - donne une signification globale à des symboles familiers et courants
mededelingen een globale betekenis toe; ainsi qu'à de brèves communications écrites;
- memoriseert een stuksgewijs voorgelezen tekst; - garde en mémoire un texte lu à haute voix par passages;
- herformuleert voorgelezen passussen; - reformule des passages lus à haute voix;
- structureert en legt verbanden tussen gelezen stukken en stukken die - organise et établit des relations entre les passages lus et à
moeten worden ontdekt; découvrir;
- kan iets veronderstellen; - fait des suppositions;
- kan een concrete gebeurtenis door middel van visueel materiaal weergeven; - kan schriftelijke documenten aanvullen of opstellen die tekst en beeld met elkaar in verband brengen; - onderzoekt schriftelijke documenten en ontdekt de structuur in bladzijden, de onderverdeling in leden, zinnen en woorden; - schrijft, kopieert of overdraagt zijn voornaam, woorden, zinnen, teksten met een affectief samenhang; - ontdekt de verschillende lijnen en afdelingen, de ruimtelijke onderverdeling van een schriftelijke mededeling (b.v. : lijsten, teksten, tabellen met 2 kolommen, boek...); - restitue une expérience concrète au moyen de matériel visuel; - complète ou crée des documents écrits associant le texte et l'image; - étudie des écrits et découvre la structure transversale et la division en paragraphes, en phrases et en mots; - écrit, recopie ou transcrit son prénom, des mots, des phrases, des textes à caractère affectif; - découvre les différents paragraphes et lignes, la configuration d'une communication écrite (par exemple, liste, textes, tableaux à deux colonnes, livre Y);
- gebruikt zinvol de bladzijde als ruimte en de rechte lijnen; - utilise de manière rationnelle l'espace de la page et le tracé
- neemt een lichamelijke houding in die voor het schrijven aangepast aligné; - adopte une position du corps appropriée et profitable à l'écriture.
en bevorderlijk is. 2° ACTIVITEITEN IN EEN VREEMDE TAAL 2. ACTIVITES D'APPRENTISSAGE D'UNE LANGUE ETRANGERE
2.1. Luisteren en begrijpen 2.1. Ecouter et comprendre
Het kind L'enfant
- ontwikkelt interesse en leergierigheid voor de vreemde taal; - développe de l'intérêt et de la curiosité pour la langue étrangère;
- ontwikkelt een gevoel voor de klanken van de vreemde taal (ritme, - développe une sensibilité au son de la langue étrangère (rythme,
fonetiek, intonatie); phonétique, intonation);
- begrijpt elementaire aanwijzingen, aankondigingen of vragen en voert - comprend des instructions, communications ou questions élémentaires
deze uit of reageert op een aangepaste manier om te bewijzen dat het et les exécute ou réagit de façon adéquate afin de démontrer qu'il a
gezegde/de vraag is begrepen; bien compris l'énoncé/la question;
- ontdekt de globale betekenis van het gezegde bij het luisteren, - découvre à l'écoute le sens global d'un énoncé en prenant en
rekening houdende met de samenhang, de intonatie, het ritme, de considération le contexte, l'intonation, le rythme, les médias
gebruikte media (beelden...). utilisés (illustrations, Y).
2.2. Spreken 2.2. Parler
Het kind L'enfant
- wendt de begroetings- en beleefdheidsformules in concrete situaties - utilise des formules de politesse dans certaines situations
aan; concrètes;
- zingt, spreekt en speelt liedjes, gedichten en rijmen na. - chante, parle et récite des chansons, poèmes et rimes.
3° PSYCHOMOTORIEK 3. PSYCHOMOTRICITE
3.1. Motorische competenties 3.1. Aptitudes motrices
Het kind L'enfant
- beweegt zich in de ruimte : klimmen, klauteren, lopen, stappen, - se meut dans l'espace : monter, grimper, courir, marcher, sauter,
springen, kruipen, glijden (eveneens in het water, eventueel in de ramper, glisser, (également dans l'eau, éventuellement dans la neige,
sneeuw, op het ijs); éventuellement sur la glace);
- leert zich zonder gevaar te laten vallen; - apprend à chuter sans danger;
- kan zijn eigen bewegingsbaan stoppen, richten en wijzigen - stoppe son mouvement, s'oriente à nouveau et s'immobilise encore, en
afhankelijk van statische en dynamische hindernissen; fonction des obstacles fixes ou mobiles;
- kan met een eenvoudig bewegingsantwoord snel reageren op auditieve, - réagit rapidement et avec des mouvements simples à des signaux qu'il
visuele en tactiele signalen; a entendus, vus ou sentis;
- kan het evenwicht behouden in verplaatsingen op verschillende - conserve l'équilibre au cours de la locomotion à différentes
hoogten; hauteurs;
- kan onder begeleiding kleuteraangepast materiaal heffen, dragen en - soulève, porte et déplace sous accompagnement du matériel adapté aux
verplaatsen; enfants;
- gebruikt bij het vrije spelen en bij activiteiten spontaan een - se sert spontanément d'un mouvement comme moyen d'expression et de
beweging als uitdrukkings- en communicatiemiddel; communication dans le jeu libre et les activités réalisées;
- schakelt voor verschillende basisbewegingen de ledematen functioneel en gecoördineerd in; - voert de voornaamste basisbewegingen uit (zonder overtollige meebewegingen); - beweegt afwisselend de armen en benen; - kan zich zijwaarts bewegen; - toont een duidelijke linker of rechter voorkeur voor eenhandige taken; - toont in taken waar tweehandigheid vereist is een duidelijke taakverdeling in gebruik van linker- en rechterhand of van linker- en rechtervoet; - bepaalt de etappes die hem tijdens een bewegingsfase getoond worden; - komt tot rustervaringen, neemt zijn lichaam waar en verwoordt deze waarneming op zijn manier; - vindt in de ruimte snel een afgesproken plaats terug en beschrijft de afgelegde weg; - kiest de meest efficiënte bewegingsvorm in bewegings- en spelsituaties; - voert met nauwkeurigheid en ontspannen klein-motorische verrichtingen uit; - gebruikt de functionele grepen voor het hanteren van voorwerpen; - houdt bij een handeling rekening met een te overbruggen afstand; - past de eigen beweging aan de snelheid en het tempo van bewegende objecten, of aan de tijdsduur van auditieve signalen; - past het eigen bewegingsritme spontaan aan een eenvoudig opgelegd ritme; - zoekt zelf een uitvoeringsvolgorde in een bepaalde opstelling van toestellen; - kan twee of meer opeenvolgende hindernissen nemen. 3.2. Beweging en gezonde levensstijl Het kind - utilise ses membres de manière fonctionnelle et coordonnée dans les mouvements de base; - exécute de manière rationnelle les mouvements de base les plus importants (sans mouvements supplémentaires superflus); - meut tour à tour ses bras et ses jambes; - est capable de se déplacer latéralement; - montre une préférence manifeste pour la droite ou la gauche s'il doit accomplir des tâches d'une seule main; - montre, à l'occasion d'activités nécessitant l'usage des deux mains, une répartition des tâches précise entre la main droite et la main gauche ou entre le pied droit et le pied gauche; - repère les étapes qui lui sont montrées pendant une phase de locomotion; - expérimente les phases de repos, prend conscience de son corps et exprime cette perception avec ses propres mots; - retrouve rapidement un point dans l'espace préalablement convenu et décrit le chemin parcouru; - choisit la forme de mouvement appropriée au cours de la locomotion comme au cours du jeu; - exécute avec précision et calme des activités de motricité fine; - exécute des mouvements fonctionnels de saisie pour manipuler des objets; - tient compte de la distance parcourue au cours de la manipulation d'un objet; - adapte son mouvement à la rapidité et au rythme d'objets mobiles ou à la durée dans le temps de signaux acoustiques; - ajuste spontanément son rythme à un rythme simple préexistant; - détermine lui-même une suite d'actions quand des outils sont disposés d'une certaine manière; - franchit l'un après l'autre deux ou plusieurs obstacles. 3.2. Mouvement et santé L'enfant
- vindt zichtbaar plezier in fysieke inspanningen; - éprouve visiblement du plaisir à fournir un effort physique;
- neemt zelf initiatief om zich te bewegen; - prend des initiatives au niveau des mouvements;
- behoudt de natuurlijke vitaliteit en bereidheid om fysieke - entretient son habileté naturelle et sa disposition à fournir des
inspanningen te leveren; efforts physiques;
- ontwikkelt een correcte lichaamshouding; - adopte une posture correcte;
- kan een fysieke inspanning een tijdlang volhouden; - supporte un certain temps un effort physique;
- ontwikkelt een goed hygiënische gewoonte en weet schoeisel en kledij - possède en matière d'hygiène de bonnes habitudes et manières de se
aan de omstandigheden aan te passen; comporter et adapte son habillement et ses chaussures aux
circonstances;
- herkent de effecten van fysieke activiteit op het eigen lichaam en - reconnaît les effets de l'activité physique sur son propre corps et
kan dat op zijn manier verwoorden. peut l'exprimer avec ses propres mots.
3.3. Beweging en sociaal functioneren 3.3. Mouvement et socialisation
Het kind L'enfant
- toont een persoonlijke stijl in spontane expressie; - montre spontanément son habileté à se mouvoir;
- kan zich tijdens een beweging emotioneel uiten binnen aanvaardbare - maîtrise ses émotions dans des limites acceptables au cours d'une
grenzen; activité physique;
- bewijst door zijn bewegingen dat hij zijn lichaamsdelen aanvoelt; - prouve par le mouvement qu'il a conscience des parties de son corps;
- beseft dat het intuïtief met de eigen mogelijkheden en beperkingen rekening moet houden; - gebruikt voor zijn bewegingen het materiaal op de geëigende manier; - haalt voor een bepaalde situatie het aangepast materiaal uit en kan het weer opbergen op de afgesproken plaats; - houdt bij een handeling rekening met de andere kleuters en past zijn handelingen aan; - volgt binnen een eenvoudige spelvorm één tot twee spelregels op; - gaat bij spelen en oefeningen spontaan over tot het maken van eenvoudige afspraken binnen het functioneren in subgroepjes; - is assertief of neemt de rol van andere leerlingen waar. 4° WERELDORI"NTATIE - reconnaît qu'il doit intuitivement tenir compte de son corps dans ses possibilités et limites; - utilise le matériel correspondant à son activité physique; - se procure du matériel adapté à une situation et le rapporte à sa place; - tient compte des autres enfants pendant une activité et adapte la sienne en conséquence; - respecte, au cours d'un jeu simple, une à deux règles de jeu; - parvient, au cours de jeux et d'exercices, à des accords simples au sein de son groupe; - prend le rôle d'un autre et le joue. 4. ORIENTATION SUR LE MONDE
4.1. Het kind als individu 4.1. L'enfant comme individu
Het kind L'enfant
- kan bij zichzelf gevoelens als blijheid, woede, angst, tevredenheid onderkennen en dit op eenvoudige wijze uitdrukken; - kan met eenvoudige woorden een recente situatie waarbij het betrokken was in dialoog met een volwassene beschrijven en vertellen hoe het zich daarbij voelde; - toont in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen in eigen mogelijkheden; - ontdekt en ervaart zijn lichaam als eenheid maar is zich bewust van de verschillende delen ervan; - noemt en geeft aan welk lichaamsdeel instaat voor het horen, zien, ruiken, proeven en voelen; - distingue parmi ses propres sentiments la joie, la colère, la peur, la satisfaction et les exprime simplement; - rapporte avec des mots simples une situation de dialogue récente avec un adulte et décrit les sentiments qu'il a éprouvés alors; - montre, en fonction de la situation, une confiance dans ses possibilités propres; - découvre et représente son corps comme un tout, mais également dans ses parties isolées; - nomme et montre les parties du corps relevant des cinq sens, les oreilles, les yeux, le nez, la peau...;
- kan de verschillen in de vorm, de smaak, de geur, de kleur en in aanvoelen onderscheiden (lichamelijke perceptie); - geeft voorbeelden (geboorte, groei, ontwikkeling, leeftijd en dood) om zijn kennis m.b.t. de kenmerken van het leven te bewijzen; - is zich van het levensritme en van de rol van rust en slaap bewust; - herkent in concrete situaties gedragingen die bevorderlijk of schadelijk zijn voor zijn gezondheid; - weet dat het door de inname van sommige producten en planten ziek kan worden. - reconnaît les différences en matière de forme, de goût, de bruit, de couleur, de toucher (sensation corporelle); - donne des exemples (naissance, croissance, développement, vieillesse, mort) de ses connaissances concernant les caractéristiques de l'existence; - est conscient du rythme de l'existence et du rôle du repos et du sommeil; - reconnaît, dans des situations concrètes, les comportements pouvant nuire ou profiter à sa santé; - reconnaît et comprend que la consommation de certains produits et plantes peut le rendre malade.
4.2. Het kind en de natuur 4.2. L'enfant et la nature
Het kind L'enfant
- begrijpt dat een levend wezen steeds voortkomt uit een ander levend - comprend qu'un être vivant provient toujours d'êtres vivants de la
wezen van dezelfde soort; même espèce;
- begrijpt dat de geboorte altijd voorafgegaan wordt door een periode - comprend que la naissance est toujours précédée d'une période de
van gedragen worden door de moeder of door de ontwikkeling van het grossesse, de gestation ou de couvée;
jong in een ei; - begrijpt dat de geboorte het verlaten van het moederlichaam of van - comprend que la naissance signifie également la sortie du corps de
het ei betekent; la mère ou de l'oeuf;
- neemt de groei, de beweging, de verandering (mutatie en wijziging), - observe la croissance, la locomotion, le changement (mutation et
de voortplanting in verschillende omgevingen waar; modification), la reproduction dans les différents milieux;
- kan mensen, dieren en planten ordenen aan de hand van eenvoudige, - classifie respectivement les hommes, les animaux et les plantes en
zelf gevonden criteria; fonction de critères simples et qu'il a découverts lui-même;
- kan verschillende weersomstandigheden gericht waarnemen, vergelijken - reconnaît, compare et nomme les différentes conditions
en benoemen en voorbeelden geven van de gevolgen voor zichzelf; atmosphériques et donne des exemples de leurs conséquences pour
- kan bij zichzelf en bij anderen het verschil tussen gezond, ziek en l'enfant; - constate chez lui et les autres la différence entre un être en bonne
gewond zijn herkennen. santé, malade ou blessé.
4.3. Het kind en de samenleving 4.3. L'enfant et la société
Het kind L'enfant
- beschrijft op een eenvoudige wijze beroepen en bezigheden van - décrit simplement les métiers et les activités des adultes qui lui
volwassenen die het kent; sont connus;
- onderscheidt in een concrete situatie geven van krijgen, ruilen, - fait la différence, dans une situation concrète, entre donner,
lenen, kopen en verkopen; recevoir, échanger, prêter, acheter ou vendre;
- herkent verschillende gezinsvormen; - reconnaît diverses catégories de famille;
- beseft dat sommige mensen een andere levenswijze hebben, als het geconfronteerd wordt met beelden, informatie of mensen uit een andere cultuur; - kan met concrete voorbeelden illustreren dat mensen die samenleven, zich organiseren volgens regels waaraan iedereen zich moet houden; - kan geweldloze van gewelddadige oplossingen voor conflicten onderscheiden; - kan onder begeleiding elementaire verkeersregels toepassen; - herkent de verschillende geslachten en leert hun gelijkwaardigheid; - comprend, au contact d'images, d'informations ou de personnes d'autres cultures, que d'autres hommes ont un mode de vie différent; - démontre par des exemples concrets que les hommes organisent leur coexistence en fonction de règles que chacun doit respecter; - comprend qu'il y a une différence entre la résolution violente ou non violente de conflits; - applique, bien guidé et accompagné, les règles de circulation les plus importantes; - reconnaît les différents sexes et fait l'expérience de leur équivalence;
- herkent verschillende eigenschappen van de individuen : lichamelijke - reconnaît différentes caractéristiques des individus : affections
en geestelijke aandoeningen, verschillende huidkleuren, verschillende physiques et mentales, couleurs de peau différentes, langues
talen, verschillende talenten, ... différentes, dons différents...
4.4. Het kind en de technologie 4.4. L'enfant et la technologie
Het kind L'enfant
- onderzoekt en onderscheidt enkele gebruikelijke en bekende - étudie et distingue quelques matériaux courants et connus et les
materialen en ordent ze op basis van zelf gevonden eigenschappen; classe en fonction des propriétés qu'il a lui-même découvertes;
- kan van voorwerpen uit zijn omgeving aangeven dat ze gemaakt zijn - explique à propos des objets de son environnement immédiat qu'ils
van metaal, steen, ijzer, glas, papier, stof of kunststof; sont en métal, en pierre, en fer, en verre, en papier, en tissu ou en
- kan van eenvoudige voorwerpen uit zijn omgeving aantonen dat ze plastique; - démonte des objets simples de son environnement et montre qu'ils se
bestaan uit verschillende onderdelen; composent de différentes parties;
- kan met gangbare materialen een eenvoudige constructie maken, - fabrique des constructions simples à l'aide de matériaux courants et
waarbij het geschikt materiaal, geschikte hechtings- en utilise pour cela du matériel adéquat, des procédés de fixation et
verbindingswijzen en geschikt gereedschap kiest; d'assemblage adaptés ainsi que des outils appropriés;
- gaat veilig om met materialen en gereedschap van de klas. - manipule avec assurance les matériaux et outils disponibles en classe.
4.5. Het kind en de tijd-ruimte-dimensie 4.5. L'enfant et la dimension espace-temps
Het kind L'enfant
- herkent het onderscheid tussen het verleden en 't heden in samenhang - reconnaît la différence entre le passé et le présent par rapport au
met het moment waar het spreekt; moment où il prend la parole;
- begrijpt dat de toekomst een tijd van verwachting, wensen, - comprend le futur comme le temps de l'attente, du souhait, de
bedoelingen en projecten is; l'intention et des projets;
- gebruikt de begrippen « vandaag, dag, nacht, morgen, middag, avond » in hun juiste betekenis; - geeft een beperkt aantal vaste gebeurtenissen in het verloop van zijn dag in een juiste volgorde aan; - legt gemeenschappelijke ogenblikken vast die voor de klas en de school als referentie dienen; - kan verschillende soorten kalenders vervaardigen en functioneel gebruiken; - voert een eenvoudig visueel voorgesteld plan zelfstandig uit; - kan terugblikken op minstens twee voorbije activiteiten door deze in de chronologische volgorde te rangschikken; - kan in de tijd vooruitzien door minstens twee activiteiten na elkaar te plannen; - kan een eenvoudige stamboom opmaken; - ontdekt en neemt het cultureel patrimonium (uit het nabije verleden) waar; - stelt vragen over gebeurtenissen uit het verleden; - maakt een tijdschema op van steeds terugkerende gebeurtenissen; - begrijpt de grote cyclussen van de natuur (dag, nacht, seizoenen, jaren); - kan min of meer inschatten hoeveel ruimte zijn eigen lichaam inneemt; - vindt zelfstandig zijn weg in een vertrouwde omgeving; kan de wijk of het dorp, de gemeente waar het woont noemen; - kan een ruimte inrichten in functie van zijn spel; - utilise les termes « aujourd'hui, jour, nuit, matin, après-midi, soir » dans leur signification exacte; - énumère de façon chronologique correcte un nombre limité d'événements fixes (invariables) de sa journée; - désigne des moments communs qui sont comme des points de repère pour la classe et l'école; - élabore et utilise de manière fonctionnelle différents types de calendrier; - respecte de lui-même un emploi du temps simple qu'il se représente visuellement; - il peut se souvenir d'au moins deux activités et les classe chronologiquement; - planifie au moins deux activités successives; - élabore un arbre généalogique simple; - découvre et observe l'héritage culturel (provenant du passé proche); - pose des questions concernant des événements du passé; - élabore une structure chronologique à partir d'événements périodiques; - comprend les grands rythmes naturels (jour, nuit, saisons, années); - estime approximativement l'espace occupé par son corps; - trouve son chemin lui-même dans un environnement familier, nomme le quartier ou le village et la commune qu'il habite;
- kan, mits aanwijzingen, orde brengen in een beperkte ruimte; - aménage un espace selon les nécessités de son jeu;
- stelt met de hulp van volwassenen een vertrouwde ruimte concreet daar; - herkent in zijn omgeving de plaatsen waar het al dan niet spelen mag; - beseft dat het verkeer risico's inhoudt. 5° MUZISCHE VORMING 5.1. Uitdrukking en beweging in het schouwspel : muziek en dans Het kind - kan klanken, geluiden, lawaai en stilte ervaren en herkennen; kan - met de l'ordre dans un espace restreint sous la direction de quelqu'un; - représente concrètement, avec l'aide d'adultes, un espace familier; - reconnaît dans son environnement où il peut jouer et où il ne peut pas; - comprend que la circulation automobile comporte des risques. 5. EDUCATION MUSICALE 5.1. Expression et mouvement dans le jeu représentatif : musique et danse L'enfant - apprend et identifie les sons, les bruits, le bruit et le silence,
klanken en geluiden nabootsen; il imite les sons et les bruits;
- kan ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren en beleven; - apprend et expérimente le rythme en musique et dans le chant;
- herkent ritmevormen en melodieën, kan ze nabootsen of nieuwe - reconnaît les formes rythmiques et les mélodies, les imite ou les
creëren; recrée;
- herkent kinderliedjes, -gedichten en -rijmen alsmede aftelrijmpjes, - reconnaît des chansons enfantines, des comptines et des poèmes pour
spreekt en zingt deze na; enfants, il les dit à haute voix et les chante;
- ontwikkelt een toenemende stembeheersing; - maîtrise de mieux en mieux sa voix et ses possibilités;
- beleeft en ervaart klanken en tonen met zijn eigen stem of met - connaît et expérimente les sons et les sonorités avec sa voix ou des
klankinstrumenten; instruments sonores;
- neemt als toeschouwer interactief deel aan theateractiviteiten die - prend part en tant que spectateur et de manière interactive à des
voor kinderen van zijn leeftijd bestemd zijn; activités théâtrales de son âge;
- kan eigen ervaringen en belevenissen, gedachten en gevoelens - exprime en mots et en gestes ses propres expériences, ses
verwoorden en met gebaren uitdrukken; sensations, ses pensées et ses sentiments;
- kan zich inleven in personages uit zijn omgeving en deze uitbeelden; - se met dans la peau de personnes de son entourage et les représente;
- ontwikkelt zijn aanleg voor fictie; - développe sa prédisposition et son aptitude au jeu de
- kan met een creatief stem- en taalgebruik belevenissen expressief représentation; - représente de façon imagée des choses vécues au moyen de phases
uitbeelden; muettes et en utilisant également la parole;
- zet waargenomen klanken en tonen in beweging om; - traduit en mouvements sons et sonorités;
- toont daaraan vreugde dat dezelfde bewegingen zich herhalen en - prend plaisir à la répétition des mêmes mouvements et improvise des
creëert spontaan nieuwe dansen door het meebewegen op muziek; danses avec un accompagnement musical;
- bootst de anderen na en ontwikkelt een persoonlijke stijl in zijn - imite les autres et développe un style personnel dans ses mouvements
dansbewegingen; chorégraphiques;
- ontwikkelt interesse en leergierigheid voor verschillende - montre de l'intérêt et de la curiosité pour différentes formes
lichamelijke uitdrukkingsvormen van vandaag en gisteren, van hier en d'expression corporelle d'aujourd'hui ou d'hier, d'ici ou d'ailleurs;
elders; - ervaart zelf bepaalde audiovisuele boodschappen; - expérimente dans son univers certains messages audiovisuels;
- kan de volgorde van een reeks voorwerpen, tekeningen, beelden, - modifie l'ordre chronologique d'une série d'objets, de dessins, de
prenten, klanken, tonen en geluiden veranderen en er een nieuw verhaal tableaux, d'imprimés, de sons, de tonalités, de bruits et en fait une
rond vertellen; autre histoire.
5.2. Beeldende kunsten 5.2. Arts plastiques
Het kind L'enfant
- ontwikkelt zijn materiaalgevoeligheid (gevoel voor kunst en - développe sa sensibilité esthétique (sens de l'art et des formes
artistieke vormen) door exploreren en experimenteren; artistiques) par l'expérimentation et l'étude;
- onderscheidt en experimenteert kleur, vorm, materiaal en volumes; - distingue et recherche les couleurs, les formes, la matière, les
- versterkt zijn visueel geheugen door beeldelementen te herkennen; volumes; - développe sa mémoire visuelle par la reconnaissance d'éléments
- verwoordt de ontdekking van beeldelementen (op plastische wijze plastiques; - parle de sa découverte des éléments plastiques (de forme
geordende elementen); artistique);
- wendt verschillende beeldende, technische middelen aan (alleen of - utilise divers moyens (isolés ou groupés) techniques et plastiques
samen) om tot beeldend werk te komen (grafiek, afdruk, tekening, (artistiques) en vue de réaliser un travail plastique (graphique,
kleuring, collage, modelleren); d'impression, de dessin, de peinture, de collage, de modélisme);
- uit impressies in een persoonlijke, authentieke creatie en schept - représente ses impressions dans une création (artistique) plastique
plezier in het zoeken en vinden. personnelle et éprouve de la joie à chercher et trouver.
6° ONTWIKKELING VAN HET WISKUNDIG DENKEN 6. DEVELOPPEMENT DE LA REFLEXION MATHEMATIQUE
6.1. Grootheden en maateenheden 6.1. Grandeurs et mesures
Het kind - vindt op ergonomische wijze oplossingen voor concrete ruimtelijke problemen (inhoud-recipiënt); - onderscheidt regelmatige van onregelmatige twee- en driedimensionele voorwerpen en ordent ze door telling (aantal spitsen, kanten...); - vergelijkt twee dingen op grond van hun kwalitatieve eigenschap (mate) en spreekt zich erover uit; - kan dingen rangschikken volgens de toenemende of afnemende mate van een welbepaald kwalitatief kenmerk (mate); - kan handelend en verwoordend aangeven dat een bepaalde grootheid (lengte, inhoud, oppervlakte, volume, gewicht) van een ding dezelfde blijft, hoe dit ook geplaatst of geordend is in de ruimte; - kan bij benadering een voorwerp "meten" met een zelfgekozen natuurlijke maateenheid; - gebruikt en noemt in concrete situaties gebruikelijke meeteenheden; - kan de duur van twee voor hem bekende, echter duidelijk verschillende activiteiten vergelijken; - verwoordt de snelheid die het met zijn eigen lichaam ervaart of die het bij voorwerpen waarneemt; - telt aan de hand van een kalender de dagen af tussen het nu en een speciale gebeurtenis waarvan de dag is aangegeven binnen de periode van een week (in de toekomst of in het verleden). 6.2. Getallen en begrippen m.b.t. rekenhandelingen Het kind - legt, door het werken met voorwerpen, logische verbanden (kwalitatieve vergelijkingen) door middel van eenvoudige, gekozen of voorgeschreven criteria; - organiseert de nabije en de verre ruimte rekening houdend met zijn gesprekspartner, met voorwerpen of met uiterlijke referentiepunten (structureren/ordenen), gebruikt de begrippen « nabij, naast, ver weg, L'enfant - résout des problèmes d'espace concrets (contenu/contenant) du point de vue de l'ergonomie; - distingue des objets réguliers et irréguliers bi- et tridimensionnels et les classe par énumération (nombre de sommets, de côtés...); - compare deux objets en partant de leurs propriétés qualitatives (mesures) et donne son avis à ce propos; - classe les objets en partant d'une caractéristique qualitative bien définie, en fonction de leur taille croissante ou décroissante (proportions); - montre, par l'expérimentation et l'explication, qu'un certain ordre de grandeur d'un objet (longueur, contenu, surface, volume, poids) reste inchangé, indépendamment de l'emplacement ou de la position que cet objet occupe; - « mesure » un objet approximativement en se servant d'une unité de mesure naturelle choisie par lui-même; - utilise et désigne, dans des situations concrètes, des unités de mesure usuelles; - compare la durée de deux activités familières mais différentes; - décrit la vitesse qu'il expérimente avec son corps ou qu'il ressent à proximité d'objets en mouvement; - compte, à l'aide d'un calendrier, les jours situés entre le présent actuel et un événement particulier situé dans le futur ou dans le passé (semaine). 6.2. Nombres et termes d'opérations L'enfant - établit des relations logiques par le travail avec des objets (comparaisons qualitatives) en se servant de critères simples choisis ou préexistants; - organise l'espace proche et lointain par rapport à l'interlocuteur, à des objets ou des points de repère extérieurs (structurer/classer) : proche, à côté, loin, très proche, très loin, plus proche, plus loin,
dichtbij, heel ver, nabijer, verder, in, op, boven, onder, voor, dans, sur, sous, devant, derrière, premier, dernier, entre, en biais,
achter, eerste, laatste, tussen, schuin, op elkaar, binnen, buiten, l'un sur l'autre, à l'intérieur, à l'extérieur, au-dessus, en dessous,
omhoog en omlaag, rechts, links »; - kan, door concreet te vergelijken, aangeven dat een bepaalde hoeveelheid dingen dezelfde blijft, hoe ze ook geplaatst of geordend zijn in de ruimte; - kan de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen en gebruikt passende hoeveelheidsbegrippen zoals evenveel/niet evenveel dingen, veel/weinig dingen, te veel/te weinig dingen, meer/minder dingen, meest/minst dingen; - vergelijkt hoeveelheden met natuurlijke hoeveelheden (b.v. vingers van een hand) of met vaste patroonreeksen; - telt kleine reeksen hoeveelheden spontaan op; - telt met aanwijzing ten minste vijf dingen correct (simultaan) en zegt daarna hoeveel dingen er geteld zijn (resultatief); - leert aftelrijmpjes en zet ze zover mogelijk voort; - kan, als begin en richting zijn afgesproken, concreet een rangorde (tot vijfde) aanduiden en verwoorden; - kan vanuit een patroon een rij of een reeks dingen verder zetten; - voert in concrete situaties rekenhandelingen uit met betrekking tot aantal en hoeveelheid, kan deze handelingen verwoorden door de gepaste begrippen te hanteren (evenveel maken, bij doen, wegdoen, samentellen, vermeerderen, verminderen, verdelen); - legt uit hoe eenzelfde voorwerp, gebouw of persoon vanuit verschillende gezichtspunten die het zelf concreet inneemt, er telkens anders uitziet. à droite, à gauche; - constate par comparaison concrète qu'un certain nombre d'objets restent inchangés, indépendamment de leur emplacement ou disposition dans l'espace; - compare des assemblages concrets d'objets (quantité) avec une autre quantité d'objets et exprime (verbalement) la comparaison au moyen de termes choisis par lui, tels que « autant que, pas autant que, beaucoup, peu, trop, trop peu, plus, moins, le plus, le moins »; - compare des assemblages avec des « assemblages » naturels (comme, par exemple, les doigts de la main) ou avec des séries de modèles fixes; - énumère, selon une évaluation spontanée, de petites séries d'assemblages; - énumère correctement cinq objets au moins (en désignant/montrant chacun d'entre eux) pour dire finalement combien de choses ont été dénombrées (résultat); - mémorise des séries et les poursuit aussi loin que possible; - indique la séquence d'une série concrète (jusqu'au cinquième rang), après que le point de départ et le point d'arrivée ont été définis et répète la séquence à haute voix; - poursuit une série et conserve à cette occasion la séquence préexistante à l'intérieur de la série; - effectue, dans des situations concrètes, des calculs de nombres et de quantités, exprime cette activité au moyen de termes appropriés (ajouter, soustraire, égaliser, additionner/réunir, agrandir, réduire, diviser); - explique qu'un objet, un bâtiment ou un être humain ont une apparence différente en fonction du point de vue qu'il adopte lui-même.
Bijlage II Annexe II
II. Sleutelbevoegdheden voor het lager onderwijs en voor de eerste II. Compétences-clés pour l'école primaire et pour le premier degré de
graad van het secundair onderwijs met uitzondering van het l'enseignement secondaire à l'exception de l'enseignement
beroepssecundair onderwijs professionnel
1° MOEDERTAAL 1. LANGUE MATERNELLE
1.1. Luisteren en spreken 1.1. Ecouter et parler
1.1.1. Het spreken en luisteren naargelang van de communicatieve 1.1.1. Orienter la parole et l'écoute en fonction de la situation de
situatie oriënteren communication
1.1.2. Het gezegde duidelijk maken 1.1.2. Mettre les énoncés en évidence
1.1.3 De structuur van de mededeling/het gezegde duidelijk maken en 1.1.3. Visualiser la structure de la communication/l'énonciation et
voor de samenhang ervan zorgen assurer la cohésion
1.1.4. De non-verbale communicatie herkennen en gebruiken 1.1.4. Reconnaissance et usage des signes non verbaux
1.2. Lezen 1.2. Lire
1.2.1. Het gelezen naargelang van de communicatieve situatie 1.2.1. Orienter la lecture en fonction de la situation de
oriënteren communication
1.2.2. De tekstboodschappen verwerken 1.2.2. Traitement des messages textuels
1.2.3. De tekststructuur duidelijk maken 1.2.3. Visualisation de la structure du texte
1.2.4. De syntactische, grammatische en lexicale structuren als 1.2.4. Visualisation et utilisation des structures syntaxiques,
werktuigen voor het begrijpen van teksten waarnemen en verwerken grammaticales et lexicales comme instruments de la compréhension des
1.3. Schrijven textes 1.3. Ecrire
1.3.1. Aantekeningen overschrijven, formulieren invullen 1.3.1. Transcrire des notes, remplir des formulaires
1.3.2. Het geschreven product naargelang van de communicatieve 1.3.2. Orienter la production écrite en fonction de la situation de
situatie oriënteren communication
1.3.3. De inhoud uitwerken 1.3.3. Exploitation des contenus
1.3.4. Voor de coherentie en de structuur van de tekst zorgen 1.3.4. Préserver la cohérence et la structure du texte
1.3.5. Grammatische en lexicale structuren aanwenden 1.3.5. Application de structures grammaticales et lexicales
2° EERSTE VREEMDE TAAL 2. PREMIERE LANGUE ETRANGERE
2.1. Luisteren - Spreken 2.1. Ecouter - parler
2.1.1. Het luisteren en spreken naargelang van de communicatieve 2.1.1. Orienter l'écoute et la parole en fonction de la situation de
situatie oriënteren communication
2.1.2. De betekenis verwerken 2.1.2. Acquérir la signification
2.1.3. De structuur en de samenhang van het gezegde duidelijk maken 2.1.3. Visualisation de la structure et de la cohésion de l'énoncé
2.1.4. De kennis aanwenden 2.1.4. Application des connaissances
2.1.5. Syntactische, grammatische en lexicale elementen als werktuigen 2.1.5. Reconnaissance des éléments syntaxiques, lexicaux et
voor het begrijpen herkennen en deze werktuigen gebruiken grammaticaux comme instruments de la compréhension et utilisation de
ces instruments
2.2. Lezen 2.2. Lire
2.2.1. Het lezen naargelang van de communicatieve situatie oriënteren 2.2.1. Orienter la lecture en fonction de la situation de communication
2.2.2. De betekenis verwerken 2.2.2. Acquérir la signification
2.2.3. De tekststructuur duidelijk maken 2.2.3. Visualiser la structure d'un texte
2.3. Schrijven 2.3. Ecrire
2.3.1. Schriftelijke verklaringen correct weergeven 2.3.1. Reproduction correcte d'énoncés écrits
2.3.2. Op eigen verantwoordelijkheid schrijven 2.3.2. Ecrire sous sa propre responsabilité
3° PSYCHOMOTORIEK - SPORT OP SCHOOL 3. PSYCHOMOTRICITE - SPORT A L'ECOLE
3.1. Conditie en motorische competenties 3.1. Aptitudes physiques et motrices
3.1.1. Conditie 3.1.1. Aptitudes physiques
3.1.2. Motorische competenties 3.1.2. Aptitudes motrices
3.2. Persoonlijke en sociale vaardigheden 3.2. Aptitudes individuelles et sociales
3.2.1. Persoonlijke sportvaardigheden 3.2.1. Aptitudes individuelles en matière de sport
3.2.2. Sociale sportvaardigheden 3.2.2. Aptitudes sociales en matière de sport
3.3. Naargelang van het probleem reageren 3.3. Comportement à adopter pour résoudre certains problèmes
3.4. Vakgebonden vaardigheden 3.4. Compétences pratiques
3.4.1. Basiskennis van samenhangen 3.4.1. Connaissance élémentaire d'interactions
3.4.2. Basiskennis van de opbouw en de functies van het menselijk 3.4.2. Connaissance élémentaire de la structure et des fonctions du
lichaam corps humain
4° MENSWETENSCHAPPEN 4. SCIENCES HUMAINES
4.1. Vaardigheden 4.1. Aptitudes
4.1.1. Geschiedenis als gedeelte van zijn eigen ervaringen 4.1.1. Ressentir l'histoire comme partie de soi-même
4.1.2. Tijdtafels kunnen gebruiken 4.1.2. Pouvoir utiliser des tables chronologiques
4.1.3. Informaties gebruikelijk maken 4.1.3. Mettre à profit des informations
4.1.4. Historische documenten begrijpen 4.1.4. Comprendre des documents historiques
4.1.5. Historische feiten analyseren en met elkaar in verband brengen 4.1.5. Analyser et relier les faits historiques
4.1.6. De kennis aanwenden 4.1.6. Application des connaissances
4.1.7. Kritisch evalueren 4.1.7. Evaluation critique
4.1.8. Resultaten voorstellen 4.1.8. Présentation des résultats
4.2. Toegangswegen tot de menswetenschappen 4.2. Initiation aux sciences humaines
4.2.1. De basiskennis van de recente lokale en regionale geschiedenis 4.2.1. Classification des connaissances de base relatives à l'histoire
ordenen régionale et locale récente
4.2.2. De basiskennis van de algemene historische gebeurtenissen en 4.2.2. Classification des connaissances de base relatives aux
feiten op regionaal, Europees en internationaal vlak ordenen événements de l'histoire universelle et aux faits de l'histoire
régionale, européenne et internationale
4.2.3. Basisbegrippen begrijpen en kennen 4.2.3. Compréhension et connaissance des termes de base
4.2.4. Zich van de ontwikkelingen bewust zijn 4.2.4. Compréhension des évolutions
4.2.5. Historische aardrijkskunde 4.2.5. Géographie historique
4.2.6. Burgerzin 4.2.6. Instruction civique
5° NATUURWETENSCHAPPEN EN TECHNOLOGIE (WERELDORI"NTATIE) 5. SCIENCES NATURELLES ET TECHNOLOGIE (ORIENTATION SUR LE MONDE)
5.1. Aardrijkskunde/ruimtelijke oriëntatie 5.1. Géographie/Sens de l'orientation
5.1.1. Algemeen oriëntatievermogen 5.1.1. Aptitudes générales d'orientation
5.1.2. Praktisch ruimtelijk oriëntatievermogen 5.1.2. Aptitudes pratiques d'orientation dans l'espace
5.1.3. Waarnemen en conclusies trekken 5.1.3. Observer et conclure
5.1.4. Werktuigen en hulpmiddelen passend gebruiken 5.1.4. Utilisation appropriée d'instruments et autres outils
5.1.5. Meten en interpreteren 5.1.5. Mesurer et interpréter
5.2. Fysica 5.2. Physique
5.2.1. Waarnemen en interpreteren 5.2.1. Observer et interpréter
5.3. Biologie 5.3. Biologie
5.3.1. Waarnemen en interpreteren 5.3.1. Observer et interpréter
5.3.2. Conclusies trekken voor de eigen gezondheid 5.3.2. Tirer des conclusions pour sa propre santé
5.4. Techniek/technologie 5.4. Technique/Technologie
5.4.1. Waarnemen 5.4.1. Observer
5.4.2. Hypothesen formuleren 5.4.2. Formuler des hypothèses
5.4.3. Concrete werkzaamheden 5.4.3. Travail concret
5.4.4. Controleren en structureren 5.4.4. Vérifier et structurer
5.4.5. Reflecteren over techniek 5.4.5. Réflexion sur la technique
6° ARTISTIEKE/MUZISCHE VORMING 6. EDUCATION ARTISTIQUE ET MUSICALE
6.1. Muziek 6.1. Musique
6.1.1. Muziek beleven 6.1.1. Ressentir la musique
6.1.2. Muziek maken 6.1.2. Faire de la musique
6.1.3. Muziek beluisteren 6.1.3. Ecouter de la musique
6.1.4. Muziek maken en beluisteren 6.1.4. Faire et écouter de la musique
6.1.5. Over muziek praten 6.1.5. Parler de la musique
6.1.6. Muziek lezen 6.1.6. Lire la musique
6.1.7. Ritmiek, lichamelijke expressie en dans 6.1.7. Rythmique, expression corporelle et danse
6.2. Beeldende kunsten 6.2. Arts plastiques
6.2.1. Uitvoering van plastische werkzaamheden 6.2.1. Réalisation de travaux plastiques
6.2.2. Kunstwerken observeren en erover reflecteren 6.2.2. Regarder et étudier des oeuvres d'art
7° WISKUNDE 7. MATHEMATIQUES
7.1. Attitudes 7.1. Comportements
7.2. Oplossingswegen en probleemoplossende vaardigheden 7.2. Approche des solutions et aptitude à résoudre des problèmes
7.3. Getallen 7.3. Nombres
7.3.1. Begripsvorming - wiskundetaal 7.3.1. Définition - Langage mathématique
7.3.2. Procedures 7.3.2. Procédures
7.4. Algebra 7.4. Algèbre
7.4.1. Begripsvorming - feitenkennis 7.4.1. Définition - Connaissance des faits
7.4.2. Procedures 7.4.2. Procédures
7.4.3. Samenhang tussen de begrippen 7.4.3. Rapport entre les termes
7.5. Meten 7.5. Mesurer
7.5.1. Begripsvorming - wiskundetaal - feitenkennis 7.5.1. Définition - Langage mathématique - Connaissance des faits
7.5.2. Procedures 7.5.2. Procédures
7.6. Meetkunde 7.6. Géométrie
7.6.1. Begripsvorming - wiskundetaal - feitenkennis 7.6.1. Définition - notations mathématiques - Connaissance des faits
7.6.2. Procedures en samenhangen tussen de begrippen 7.6.2. Procédures et rapports entre les termes
8° LATIJN 8. LATIN
8.1. Waarnemen en begrijpen 8.1. Observer et comprendre
8.2. Informaties verwerken 8.2. Traiter les informations
8.3. Memoriseren 8.3. Mémoriser
8.4. Aanwenden 8.4. Appliquer
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Pour la consultation du tableau, voir image
^