Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Bericht van --
← Terug naar "Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 september 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling « Schendt artikel 4, § 3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds (...)"
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 september 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling « Schendt artikel 4, § 3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds (...) Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 18 juin 2019, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 6 septembre 2019, le Tribunal de première instance du Hainaut, division Mons, a posé la ques « L'article 4, § 3, de la loi du 19 mars 2017 instituant un fonds budgétaire relatif à l'aide (...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
januari 1989 Bij vonnis van 18 juni 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Par jugement du 18 juin 2019, dont l'expédition est parvenue au greffe
Hof is ingekomen op 6 september 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Bergen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4, § 3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat iedere door een strafgerecht veroordeelde verdachte, inverdenkinggestelde, beschuldigde of voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijke persoon wordt veroordeeld tot het betalen van een bijdrage aan dat Fonds, net zoals de burgerlijke partij die in het ongelijk wordt gesteld nadat zij het initiatief tot de rechtstreekse dagvaarding heeft genomen of wanneer een onderzoek is geopend ten gevolge van haar optreden als burgerlijke partij, terwijl het niet in een dergelijke maatregel voorziet ten aanzien van de vrijwillig tussenkomende partij of de gedwongen tussenkomende partij die, bijvoorbeeld, aangezien zij in het ongelijk wordt gesteld op haar hoger beroep, zou worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep jegens de Staat, in de wetenschap dat artikel 162 van het Wetboek van strafvordering bepaalt dat die kosten die bijdrage omvatten ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7248 van de rol van het Hof. De griffier, de la Cour le 6 septembre 2019, le Tribunal de première instance du Hainaut, division Mons, a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 4, § 3, de la loi du 19 mars 2017 instituant un fonds budgétaire relatif à l'aide juridique de deuxième ligne, en ce qu'il prévoit que chaque suspect, inculpé, accusé ou personne civilement responsable du délit qui est condamné par une juridiction pénale est condamné au paiement d'une contribution audit fonds, de même que la partie civile qui succombe après avoir pris l'initiative de la citation directe ou lorsqu'une enquête a été ouverte à la suite de son action en tant que partie civile, alors qu'il ne prévoit pas une telle mesure à l'égard de la partie intervenante volontaire ou de la partie intervenante forcée qui, par exemple, succombant sur son appel, serait condamnée aux frais d'appel envers l'Etat, sachant que l'article 162 du Code d'instruction criminelle dispose que lesdits frais comprennent cette contribution, ne viole-t-il pas les articles 10 et 11 de la Constitution ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 7248 du rôle de la Cour. Le greffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
^