Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 142/2023 van 9 november 2023 Rolnummer 7799 In zake: de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 23, § 1, 1°, en 27 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aan Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 142/2023 van 9 november 2023 Rolnummer 7799 In zake: de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 23, § 1, 1°, en 27 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aan Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...) Extrait de l'arrêt n° 142/2023 du 9 novembre 2023 Numéro du rôle : 7799 En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 23, § 1 er , 1°, et 27 du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par le Tribunal de pr La Cour constitutionnelle, composée des présidents P. Nihoul et L. Lavrysen, et des juges T. Gie(...)
GRONDWETTELIJK HOF COUR CONSTITUTIONNELLE
Uittreksel uit arrest nr. 142/2023 van 9 november 2023 Extrait de l'arrêt n° 142/2023 du 9 novembre 2023
Rolnummer 7799 Numéro du rôle : 7799
In zake: de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 23, § 1, 1°, En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 23, § 1er,
en 27 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door 1°, et 27 du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par le
de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. Tribunal de première instance de Liège, division de Liège.
Het Grondwettelijk Hof, La Cour constitutionnelle,
samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de composée des présidents P. Nihoul et L. Lavrysen, et des juges T.
rechters T. Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt et K. Jadin, assistée du
bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, greffier N. Dupont, présidée par le président P. Nihoul,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Objet des questions préjudicielles et procédure
Bij vonnis van 28 april 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Par jugement du 28 avril 2022, dont l'expédition est parvenue au
Hof is ingekomen op 10 mei 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg greffe de la Cour le 10 mai 2022, le Tribunal de première instance de
Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : Liège, division de Liège, a posé les questions préjudicielles suivantes :
« Schenden de artikelen 23, § 1, 1°, en 27 van het WIB 1992 de « Les articles 23, § 1er, 1°, et 27 du CIR 1992 violent-ils les
grondwettelijke beginselen van wettigheid en/of gelijkheid vervat in principes constitutionnels de légalité et/ou d'égalité contenus dans
de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, in zoverre zij huurgelden die les articles 170 et 172 de la Constitution, en ce qu'ils rendent
zijn voortgebracht door gebouwen die zijn gefinancierd door het beroep imposables des loyers générés par des immeubles financés par le
op hypothecaire leningen, waarvan de interesten aftrekbaar zijn recours à l'emprunt hypothécaire dont les intérêts sont déductibles en
krachtens artikel 14 van het WIB 1992 met het doel de vastgoedsector vertu de l'article 14 du CIR 1992 dans le but d'encourager le secteur
aan te moedigen, belastbaar maken vanaf een aantal verwervingen dat immobilier à partir d'un nombre d'acquisitions qui n'est pas déterminé
niet door de wetteksten is bepaald en op basis van het criterium van par les textes légaux et sur base du critère prédominant dans la
het beroep op het krediet dat overheerst in de administratieve pratique administrative et dans la jurisprudence du recours au crédit
praktijk en in de rechtspraak ? ?
Schenden diezelfde wettelijke bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door een discriminatie in het leven te roepen onder natuurlijke personen die eenzelfde hoeveelheid gebouwen bezitten, naargelang zij al dan niet over persoonlijk spaargeld of eigen middelen beschikken die zijn verkregen door erfenis of schenking en die hergebruikt zijn om hun aankoop te financieren terwijl geen van beiden over een georganiseerde handelsstructuur beschikt, risico's op verliezen heeft genomen en tijd eraan besteedt in de enige en laatste sector die, passief dan nog, het mogelijk maakt een devaluatie van het geld en de toevalligheden en onzekerheden van de roerende beleggingen en de beurzen, die gekenmerkt worden door een grote fluctuatie en Ces mêmes dispositions légales violent-elles les articles 10 et 11 de la Constitution en créant une discrimination entre personnes physiques détentrices d'une même quantité d'immeubles selon qu'elles disposent ou non d'une épargne personnelle ou de fonds propres acquis par succession ou donation remployés pour financer leur achat alors qu'aucune des deux ne dispose d'une structure commerciale organisée, n'a pris de risques de pertes et n'y consacre de temps dans le seul et dernier secteur qui permette passivement encore d'éviter une dévaluation de la monnaie et les aléas et incertitudes des placements mobiliers et des places boursières caractérisées par une grande
volatiliteit, te vermijden ? fluctuation et volatilité ?
Zijn diezelfde bepalingen, in samenhang gelezen met de artikelen 20 en Ces mêmes dispositions, combinées avec les articles 20 et 23 de la loi
23 van de wet van 24 december 2002 ` tot wijziging van de du 24 décembre 2002 modifiant le régime des sociétés en matière
vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling d'impôts sur les revenus et instituant un système de décision
van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken ', in anticipée en matière fiscale sont-elles conformes au principe de
overeenstemming met het wettigheidsbeginsel vervat in de artikelen 170 en 172 [van de Grondwet] en in artikel 1 van het Eerste [Aanvullend] Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, aangezien de belastingplichtige die investeert in vastgoed en handelt als goede huisvader om spaartegoeden aan te leggen of om zich te verzekeren van toekomstig spaargeld, op voorhand niet weet of en wanneer hij een boekhouding moet bijhouden die eigen is aan de handelsondernemingen, noch welke de fiscale regeling zal zijn die op hem van toepassing zal zijn en zich in een zodanige situatie van rechtsonzekerheid bevindt dat de Dienst Voorafgaande Beslissingen, die geacht wordt rechtszekerheid te brengen, een bron van willekeur blijkt door voorwaarden op te leggen die de fiscale wet niet uitdrukkelijk bevat en zich achteraf opwerpt als wetgever in een aangelegenheid die nochtans gedomineerd wordt door het wettigheidsbeginsel dat de ambtenaar die de belasting vaststelt de mogelijkheid biedt geen rekening te houden met een voorafgaande beslissing die dat beginsel overtreedt ? Schenden diezelfde bepalingen artikel 1 van het Eerste [Aanvullend] Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat het beginsel van rechtszekerheid en van gewettigd vertrouwen verankert, in zoverre de belastingplichtigen die in de loop van de tijd in vastgoed hebben geïnvesteerd meer dan tien jaar na hun eerste verwervingen het voorwerp uitmaken van een belastingcontrole en zich niet kunnen verdedigen en moeilijkheden in verband met de bewijslast ondervinden om de als beroepsinkomsten geherkwalificeerde onroerende inkomsten te verminderen met de lasten die achteraf blijken voort te komen uit een ` winstgevende bezigheid ' waarvan zij geen bewijzen hebben bewaard omdat zij op voorhand niet wisten dat zij ertoe gehouden waren een boekhouding bij te houden zoals die welke aan de ondernemingen is légalité contenu dans les articles 170 et 172 [de la Constitution] et l'article 1er du Premier Protocole [additionnel] à la Convention européenne des droits de l'homme dès lors que le contribuable qui investit dans l'immobilier et agit en bon père de famille pour se constituer une épargne ou s'assurer une épargne future ne sait pas à l'avance si et quand il doit tenir une comptabilité propre aux entreprises commerciales ni quel sera le régime fiscal qui lui sera applicable et se trouve dans une situation d'insécurité juridique telle que le Service des décisions anticipées, censé en apporter, apparait source d'arbitraire en imposant des conditions que la loi fiscale ne contient pas expressément et s'érige après coup en législateur dans une matière pourtant dominée par le principe de légalité qui permet au taxateur de ne pas tenir compte d'une décision anticipée qui y contrevient ? Ces mêmes dispositions violent-elles l'article 1er du Premier Protocole [additionnel] à la Convention européenne des droits de l'homme qui consacre le principe de sécurité juridique et de légitime confiance en ce que les contribuables qui ont investi dans l'immobilier au fil du temps font l'objet d'un contrôle fiscal plus de dix années après leurs premières acquisitions et ne savent pas se défendre et rencontrent des difficultés probatoires pour réduire les revenus immobiliers requalifiés en revenus professionnels des charges qui apparaissent après coup provenir d'une occupation lucrative dont ils n'ont pas réservé de preuves à défaut de savoir à l'avance qu'ils étaient tenus de tenir une comptabilité telle que celle imposée aux
opgelegd ? entreprises ?
Schenden diezelfde bepalingen, in samenhang gelezen met artikel 444 Ces mêmes dispositions, combinées avec l'article 444 du CIR 1992,
van het WIB 1992, artikel 1 van het Eerste [Aanvullend] Protocol bij violent-elles l'article 1er du Premier Protocole [additionnel] à la
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de Convention européenne des droits de l'homme en ce que lesdits
genoemde belastingplichtigen een belastingverhoging wegens onjuiste contribuables subissent un accroissement d'impôt pour déclaration
belastingaangifte ondergaan terwijl de belastingadministratie zelf fiscale inexacte alors que l'administration fiscale ne sait pas
niet kan aangeven vanaf welke herhaling van onroerende investeringen elle-même indiquer à partir de quelle répétition d'investissements
de omzetting van de huurgelden van onroerende inkomsten in immobiliers survient la conversion des loyers de revenus immobiliers
beroepsinkomsten en de verplichting ze als dusdanig aan te geven, zich en revenus professionnels et l'obligation de les déclarer comme tels ?
voordoen ? ». ».
(...) (...)
III. In rechte III. En droit
(...) (...)
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen Quant aux dispositions en cause
B.1.1. De vijf prejudiciële vragen hebben betrekking op de artikelen B.1.1. Les cinq questions préjudicielles portent sur les articles 23,
23, § 1, en 27 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 § 1er, et 27 du Code des impôts sur les revenus 1992 (ci-après : le
(hierna : het WIB 1992), zoals zij van toepassing zijn op de CIR 1992), tels qu'ils sont applicables aux exercices d'imposition
aanslagjaren 2017 tot 2019. 2017 à 2019.
B.1.2. Artikel 23, § 1, van het WIB 1992, in de versie ervan die van B.1.2. L'article 23, § 1er, du CIR 1992, dans sa version applicable à
toepassing is op het aanslagjaar 2017 (inkomsten 2016), bepaalt : l'exercice d'imposition 2017 (revenus 2016), dispose :
« Beroepsinkomsten zijn inkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks « Les revenus professionnels sont les revenus qui proviennent,
voortkomen uit werkzaamheden van alle aard, met name : directement ou indirectement, d'activités de toute nature, à savoir :
1° winst; 1° les bénéfices;
2° baten; 2° les profits;
3° winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid; 3° les bénéfices ou profits d'une activité professionnelle antérieure;
4° bezoldigingen; 4° les rémunérations;
5° pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen ». 5° les pensions, rentes et allocations en tenant lieu ».
In de versie van die bepaling die van toepassing is op de aanslagjaren Dans la version de cette disposition applicable aux exercices
2018 en 2019, worden de woorden « en de daarmee gelijkgestelde d'imposition 2018 et 2019, les mots « et les revenus qui y sont
inkomsten » ingevoegd na de woorden « van alle aard ». Die wijziging assimilés » sont insérés après les mots « de toute nature ». Cette
heeft geen weerslag op het onderwerp van de prejudiciële vragen. modification n'a pas d'incidence sur l'objet des questions préjudicielles.
B.1.3. Artikel 27 van het WIB 1992 bepaalt : B.1.3. L'article 27 du CIR 1992 dispose :
« Baten zijn alle inkomsten uit een vrij beroep, een ambt of post en « Les profits sont tous les revenus d'une profession libérale, charge
alle niet als winst of als bezoldigingen aan te merken inkomsten uit ou office et tous les revenus d'une occupation lucrative qui ne sont
een winstgevende bezigheid. pas considérés comme des bénéfices ou des rémunérations.
Zij omvatten : Ils comprennent :
1° de ontvangsten; 1° les recettes;
2° de voordelen van alle aard verkregen uit hoofde of naar aanleiding 2° les avantages de toute nature obtenus en raison ou à l'occasion de
van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid; l'exercice de l'activité professionnelle;
3° alle verwezenlijkte meerwaarden op activa die voor het uitoefenen 3° toutes les plus-values réalisées sur des éléments de l'actif
van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt; affectés à l'exercice de la profession;
4° de vergoedingen van alle aard die gedurende het uitoefenen van de 4° les indemnités de toute nature obtenues au cours de l'exercice de
beroepswerkzaamheid zijn verkregen : l'activité professionnelle :
a) ter compensatie of naar aanleiding van enige handeling die een a) en compensation ou à l'occasion de tout acte quelconque susceptible
vermindering van de beroepswerkzaamheid of van de baten daarvan tot d'entraîner une réduction de l'activité professionnelle ou des profits
gevolg kan hebben; de celle-ci;
b) tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van b) en réparation totale ou partielle d'une perte temporaire de
baten. profits;
[...] ». [...] ».
B.1.4. Uit het verwijzingsvonnis blijkt dat ten aanzien van de B.1.4. Il ressort du jugement de renvoi que les contribuables
betrokken belastingplichtigen, die een aantal onroerende goederen
hebben verworven, de door hen ontvangen huurgelden door de concernés, qui ont acquis un certain nombre de biens immobiliers, ont
belastingadministratie als beroepsinkomsten werden geherkwalificeerd vu les loyers qu'ils percevaient être requalifiés par l'administration
op grond van artikel 23, § 1, van het WIB 1992. Uit de verwijzing naar fiscale en revenus professionnels sur la base de l'article 23, § 1er,
artikel 27 van het WIB 1992 en uit de memorie van de Ministerraad du CIR 1992. Il résulte de la référence à l'article 27 du CIR 1992 et
vloeit voort dat die inkomsten worden gekwalificeerd als « baten », du mémoire du Conseil des ministres que ces revenus sont qualifiés de
zodat de prejudiciële vragen betrekking hebben op de artikelen 23, § « profits », de sorte que les questions préjudicielles portent sur les
1, 2°, en 27 van het WIB 1992. De vermelding, door het verwijzende articles 23, § 1er, 2°, et 27 du CIR 1992. La mention, par la
rechtscollege, van artikel 23, § 1, 1°, van het WIB 1992 berust op een juridiction a quo, de l'article 23, § 1er, 1°, du CIR 1992 procède
materiële vergissing die de partijen niet heeft verhinderd een d'une erreur matérielle qui n'a pas empêché les parties de mener une
dienstig verweer te voeren voor het Hof en die bijgevolg ambtshalve défense utile devant la Cour et qu'il convient dès lors de rectifier
moet worden rechtgezet. d'office.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vragen Quant à la recevabilité des questions préjudicielles
B.2.1. Met de eerste drie prejudiciële vragen wordt aan het Hof B.2.1. Par les trois premières questions préjudicielles, la Cour est
gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11, interrogée sur la compatibilité de ces dispositions avec les articles
170 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen, wat de derde vraag 10, 11, 170 et 172 de la Constitution, lus en combinaison, en ce qui
betreft, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het concerne la troisième question, avec l'article 1er du Premier
Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de
B.2.2. Met de vierde en vijfde prejudiciële vraag wordt aan het Hof l'homme. B.2.2. Par les quatrième et cinquième questions préjudicielles, la
gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met enkel artikel 1 van Cour est interrogée sur la compatibilité de ces dispositions avec
het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de l'article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention
rechten van de mens. européenne des droits de l'homme uniquement.
B.2.3. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel B.2.3. En vertu de l'article 142, alinéa 2, de la Constitution et de
26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het l'article 26, § 1er, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour
Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om bij wijze van prejudiciële constitutionnelle, la Cour est compétente pour statuer, à titre
beslissing uitspraak te doen op vragen omtrent de schending, door een préjudiciel, sur les questions relatives à la violation par une loi,
wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, un décret ou une règle visée à l'article 134 de la Constitution, des
van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor règles qui sont établies par la Constitution ou en vertu de celle-ci
het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, pour déterminer les compétences respectives de l'autorité fédérale,
de gemeenschappen en de gewesten, van de artikelen van titel II (« De des communautés et des régions, des articles du titre II (« Des Belges
Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 et de leurs droits ») et des articles 143, § 1er, 170, 172 et 191 de
van de Grondwet. la Constitution.
B.2.4. Noch artikel 142 van de Grondwet, noch de bijzondere wet van 6 B.2.4. Ni l'article 142 de la Constitution, ni la loi spéciale du 6
januari 1989 verlenen het Hof de bevoegdheid om wettelijke bepalingen janvier 1989 n'attribuent à la Cour la compétence d'examiner des
rechtstreeks te toetsen aan bepalingen van internationaal recht. Het dispositions législatives directement au regard de dispositions du
droit international. Partant, la Cour n'est pas compétente pour
Hof is derhalve niet bevoegd om de in het geding zijnde bepalingen examiner directement les dispositions en cause au regard de l'article
rechtstreeks te toetsen aan artikel 1 van het Eerste Aanvullend 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des
Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. droits de l'homme.
De vierde en vijfde prejudiciële vraag zijn niet ontvankelijk. Les quatrième et cinquième questions préjudicielles sont irrecevables.
Ten aanzien van de eerste twee prejudiciële vragen Quant aux deux premières questions préjudicielles
B.3.1. Met de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht om de B.3.1. Par la première question préjudicielle, la Cour est invitée à
bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde bepalingen examiner la compatibilité des dispositions en cause avec les principes
met de beginselen van wettigheid en gelijkheid in fiscale zaken, in de légalité et d'égalité en matière fiscale en ce qu'elles rendraient
zoverre zij « huurgelden die zijn voortgebracht door gebouwen », imposables, au titre de revenus professionnels, « des loyers générés
belastbaar zouden maken, als beroepsinkomsten, vanaf een aantal verwervingen van onroerend goed dat niet door de wet is bepaald en op grond van het « criterium van het beroep op het krediet dat overheerst in de administratieve praktijk en in de rechtspraak ». B.3.2. Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht om de bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde bepalingen met het gelijkheidsbeginsel, in zoverre zij onder belastingplichtigen die eigenaar zijn van eenzelfde hoeveelheid gebouwen een discriminatie in het leven zouden roepen, met betrekking tot de wijze waarop de inkomsten uit die gebouwen worden belast, naargelang de verwerving ervan werd gefinancierd met een krediet of met eigen middelen. B.3.3. Het belastbaar inkomen van in België gelegen bebouwde par des immeubles » à partir d'un nombre d'acquisitions immobilières non déterminé par la loi et sur la base du « critère prédominant dans la pratique administrative et dans la jurisprudence du recours au crédit ». B.3.2. Par la deuxième question préjudicielle, la Cour est invitée à examiner la compatibilité des dispositions en cause avec le principe d'égalité en ce qu'elles créeraient une discrimination entre les contribuables propriétaires d'une même quantité d'immeubles, quant à la façon dont sont imposés les revenus de ces immeubles, suivant que l'acquisition de ceux-ci a été financée par un crédit ou par des fonds propres. B.3.3. Le revenu imposable des biens immobiliers bâtis situés en
onroerende goederen die worden verhuurd aan natuurlijke personen die Belgique et qui sont donnés en location à des personnes physiques qui
ze niet gebruiken voor het uitoefenen van hun beroep, is in de ne les affectent pas à l'exercice de leur profession est, dans le
personenbelasting in beginsel gelijk aan het kadastraal inkomen van cadre de l'impôt des personnes physiques, en principe égal au revenu
die gebouwen, verhoogd met 40 % (artikel 7, § 1, 2°, a), van het WIB 1992). Indien daarentegen de huurgelden die daadwerkelijk door de belastingplichtige zijn geïnd, worden beschouwd als baten die voortvloeien uit een beroepswerkzaamheid, worden zij belast volgens de regels die van toepassing zijn op de beroepsinkomsten (artikel 37, eerste lid, van het WIB 1992). Bijgevolg verschilt de belasting die verschuldigd is door de belastingplichtige die de huurgelden int, aanzienlijk naargelang die huurgelden worden belast volgens de bepalingen die van toepassing zijn op onroerende inkomsten dan wel naargelang de huurinkomsten worden beschouwd als beroepsinkomsten en als dusdanig worden belast. cadastral de ces immeubles, majoré de 40 % (article 7, § 1er, 2°, a), du CIR 1992). En revanche, s'ils sont considérés comme des profits résultant d'une activité professionnelle, les loyers réellement perçus par le contribuable sont imposés suivant les règles applicables aux revenus professionnels (article 37, alinéa 1er, du CIR 1992). Dès lors, l'impôt dû par le contribuable qui perçoit les loyers diffère sensiblement selon que ceux-ci sont imposés suivant les dispositions applicables aux revenus immobiliers ou que ces revenus locatifs sont considérés comme des revenus professionnels et imposés à ce titre.
B.4.1. Artikel 170, § 1, van de Grondwet bepaalt : B.4.1. L'article 170, § 1er, de la Constitution dispose :
« Geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan « Aucun impôt au profit de l'Etat ne peut être établi que par une loi
door een wet ». ».
Artikel 172 van de Grondwet bepaalt : L'article 172 de la Constitution dispose :
« Inzake belastingen kunnen geen voorrechten worden ingevoerd. « Il ne peut être établi de privilège en matière d'impôts.
Geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd Nulle exemption ou modération d'impôt ne peut être établie que par une
dan door een wet ». B.4.2. Uit die bepalingen blijkt dat de essentiële elementen van elke belasting die wordt ingevoerd ten behoeve van de federale overheid, in beginsel door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering moeten worden vastgelegd en dat die elementen in de wet moeten worden vermeld door middel van nauwkeurige, ondubbelzinnige en duidelijke bewoordingen. Tot de essentiële elementen van de belasting behoren de aanwijzing van de belastingplichtigen, de belastbare materie, de belastbare grondslag, de aanslagvoet en de eventuele belastingvrijstellingen en -verminderingen. B.4.3. Het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken vereist aldus dat de loi ». B.4.2. Il ressort de ces dispositions que les éléments essentiels de tout impôt établi au profit de l'autorité fédérale doivent, en principe, être déterminés par une assemblée délibérante démocratiquement élue, et que ces éléments doivent être mentionnés dans la loi au moyen de termes précis, non équivoques et clairs. Font partie des éléments essentiels de l'impôt la désignation des contribuables, la matière imposable, la base imposable, le taux d'imposition et les éventuelles exonérations et diminutions d'impôt. B.4.3. Le principe de légalité en matière fiscale exige ainsi que le
wetgever in voldoende duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige législateur indique, en des termes clairs, précis et non équivoques,
bewoordingen bepaalt welke handelingen belastbaar zijn zodat, les actes qui sont imposables, de telle sorte, d'une part, que chacun
enerzijds, eenieder - desnoods met gepast advies - in de gegeven puisse - en s'entourant au besoin de conseils éclairés - prévoir
context in redelijke mate de fiscale gevolgen van zijn handelen kan raisonnablement les conséquences fiscales de ses actes dans un
voorzien zonder te vervallen in overdreven rigiditeit die zou contexte donné, sans que le législateur en arrive à une rigidité
verhinderen om bij de interpretatie of toepassing van een fiscale norm excessive qui empêcherait de tenir compte des circonstances ou
rekening te houden met veranderende omstandigheden of opvattingen en, conceptions changeantes dans l'interprétation ou dans l'application
anderzijds, aan de fiscale administratie en de rechter geen al te d'une norme fiscale, et, d'autre part, que l'administration fiscale et
grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten. le juge ne se voient pas conférer un trop grand pouvoir
discrétionnaire.
Het wettigheidsbeginsel staat er niet aan in de weg dat een Le principe de légalité n'empêche pas qu'un pouvoir d'appréciation
beoordelingsbevoegdheid wordt toegekend aan de fiscale administratie soit conféré à l'administration fiscale sous le contrôle des
onder toezicht van de rechtscolleges. Zulks betekent niet dat de in juridictions. Cela ne signifie pas que la disposition en cause ne
het geding zijnde bepaling niet beantwoordt aan de vereiste van satisfait pas à l'exigence de prévisibilité.
voorspelbaarheid.
Aan de vereiste van voorspelbaarheid is voldaan wanneer de La condition de prévisibilité se trouve remplie lorsque le
belastingplichtige, op basis van de bewoordingen van de wetsbepalingen contribuable peut savoir, à partir du libellé des dispositions
en, indien nodig, met behulp van de interpretatie daarvan door de législatives et, au besoin, à l'aide de leur interprétation par les
rechtscolleges, kan weten welke handelingen aan de belasting zijn onderworpen. juridictions, quels actes sont soumis à l'impôt.
B.4.4. Artikel 172, eerste lid, van de Grondwet vormt, in fiscale B.4.4. L'article 172, alinéa 1er, de la Constitution est une
aangelegenheden, een bijzondere toepassing van het in de artikelen 10 application particulière, en matière fiscale, du principe d'égalité et
en 11 van de Grondwet vervatte beginsel van gelijkheid en de non-discrimination inscrit aux articles 10 et 11 de la
niet-discriminatie. Constitution.
B.5.1. De begrippen « werkzaamheid van alle aard » en « baten uit een B.5.1. Les notions d'« activité de toute nature » et de « profits
winstgevende bezigheid », die een van de categorieën van d'une occupation lucrative », qui qualifient une des catégories de
beroepsinkomsten kwalificeren, zijn determinerende elementen om de revenus professionnels, constituent des éléments déterminants pour
belastbare grondslag van die inkomsten en de toepasselijke aanslagvoet établir la base imposable de ces revenus et le taux d'imposition
te bepalen. Die begrippen moeten bijgevolg in overeenstemming zijn met applicable. Ces notions doivent dès lors être conformes au principe de
het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken. la légalité en matière fiscale.
B.5.2. De in het geding zijnde bepalingen vinden hun oorsprong in B.5.2. Les dispositions en cause trouvent leur origine dans l'article
artikel 20, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, 20, 3°, du Code des impôts sur les revenus 1964, qui qualifiait aussi
waarin de inkomsten die « rechtstreeks of onrechtstreeks voortkomen de « revenus professionnels » les revenus provenant « directement ou
uit activiteiten van alle aard », met andere woorden onder meer « indirectement, d'activités de toute nature », c'est-à-dire notamment
baten, onder welke naam ook, van vrije beroepen, ambten of posten, en les « profits, quelle que soit leur dénomination, des professions
van elke winstgevende bezigheid », ook als « bedrijfsinkomsten » libérales, charges ou offices et de toutes occupations lucratives ».
werden gekwalificeerd. De begrippen « activiteiten van alle aard » en Les notions « d'activités de toute nature » et de « profits de toutes
« baten van elke winstgevende betrekking » kwamen reeds voor in occupations lucratives » étaient déjà présentes dans l'article 6, § 1er,
artikel 6, § 1, van de wet van 20 november 1962 « houdende hervorming de la loi du 20 novembre 1962 « portant réforme des impôts sur les
van de inkomstenbelastingen » (Belgisch Staatsblad, 1 december 1962) revenus » (Moniteur belge, 1er décembre 1962) et dans l'article 25, §
en in artikel 25, § 1, 3°, van de wetten « betreffende de 1er, 3°, des lois « relatives aux impôts sur les revenus » coordonnées
inkomstenbelastingen », gecoördineerd bij het besluit van de Regent
van 15 januari 1948 (Belgisch Staatsblad, 21 januari 1948). par l'arrêté du Régent du 15 janvier 1948 (Moniteur belge, 21 janvier
B.6.1. Met betrekking tot die begrippen is het vaste rechtspraak van 1948). B.6.1. Au sujet de ces notions, la Cour de cassation juge de manière
het Hof van Cassatie dat inkomsten, in voorkomend geval, met inbegrip constante que des revenus, y compris, le cas échéant, des revenus
van onroerende inkomsten, als beroepsinkomsten worden gekwalificeerd immobiliers, sont qualifiés de professionnels lorsqu'ils proviennent
wanneer zij voortkomen uit winstgevende bezigheden die bestaan uit een
« geheel van verrichtingen [...] die zich vaak genoeg voordoen » en d'occupations lucratives constituées d'un « ensemble d'opérations
die « voldoende met elkaar verbonden zijn » om « een voortdurende en suffisamment fréquentes » et « qui sont suffisamment liées entre elles
gewone bedrijvigheid » uit te maken, hetgeen soeverein wordt » pour constituer « une activité continue et habituelle », ce qui est
beoordeeld door de feitenrechter (Cass., 20 december 1955, Arr. Cass., apprécié souverainement par le juge du fond (Cass., 20 décembre 1955,
1956, p. 316; 17 januari 1957, Arr. Cass., 1957, p. 366; 26 januari Pas., 1956, I, p. 400; 17 janvier 1957, Pas., 1957, I, p. 573; 26
1960, Pas., 1960, p. 609; 23 juni 1964, Pas., 1964, I, p. 1146; 8 janvier 1960, Pas., 1960, I, p. 609; 23 juin 1964, Pas., 1964, I, p.
november 1966, Arr. Cass., 1967, p. 340, 1146; 8 novembre 1966, Pas., 1967, I, p. 331,
ECLI:BE:CASS:1966:ARR.19661108.2; 31 januari 1967, Arr. Cass., 1967, ECLI:BE:CASS:1966:ARR.19661108.2; 31 janvier 1967, Pas., 1968, I, p.
p. 671, ECLI:BE:CASS:1967:ARR.19670131.5; 4 juni 1971, Arr. Cass., 664, ECLI:BE:CASS:1967:ARR.19670131.5; 4 juin 1971, Pas., 1971, I, p.
1971, p. 988, ECLI:BE:CASS:1971:ARR.19710604.9; 7 december 1973, Arr. 938, ECLI:BE:CASS:1971:ARR.19710604.9; 7 décembre 1973, Pas., 1974, I,
Cass., 1974, I, p. 403, ECLI:BE:CASS:1973:ARR.19731207.3; 7 december p. 378, ECLI:BE:CASS:1973:ARR.19731207.3; 7 décembre 2000, Pas., 2000,
2000, Arr. Cass., 2000, nr. 676, ECLI:BE:CASS:2000:ARR.20001207.9; 14 n° 676, ECLI:BE:CASS:2000:ARR.20001207.9; 14 décembre 2007,
december 2007, F.06.0055.F, ECLI:BE:CASS:2007:ARR.20071214.2). F.06.0055.F, ECLI:BE:CASS:2007:ARR.20071214.2).
B.6.2. De belastingadministratie kan, onder toezicht van de rechter, B.6.2. L'administration fiscale, sous le contrôle du juge, peut ainsi
aldus oordelen dat het toenemende aantal aankopen van onroerende considérer que la multiplication d'achats de biens immobiliers en vue
goederen om ze te verhuren en het uitvoeren van diverse verrichtingen de les mettre en location et la réalisation d'opérations diverses
teneinde de huurgelden te innen een winstgevende bezigheid uitmaakt, ayant pour finalité la perception de loyers constituent une occupation
zodat de ontvangen huurgelden die door die bezigheid zijn lucrative, de sorte que les loyers perçus qui ont été générés par
voortgebracht, als beroepsinkomsten moeten worden gekwalificeerd en cette occupation doivent être qualifiés de revenus professionnels et
als dusdanig worden belast. sont imposés comme tels.
B.7.1. De in het geding zijnde bepalingen, zoals zij in die vaste rechtspraak worden geïnterpreteerd, bieden de belastingplichtige de mogelijkheid om zich, indien nodig, te omringen met adviezen van beroepsbeoefenaars zoals bijvoorbeeld instellingen voor hypothecair krediet, en zo te voorzien dat het toenemende aantal aankopen van onroerende goederen teneinde ze te verhuren en de huurgelden ervan te innen, door de belastingadministratie kan worden gekwalificeerd als een winstgevende bezigheid en dat de door die bezigheid voortgebrachte inkomsten bijgevolg als beroepsinkomsten zullen worden belast. B.7.2. Er kan de wetgever overigens niet worden verweten, in naam van de rechtszekerheid, dat hij te dezen geen criteria heeft vastgesteld B.7.1. Les dispositions en cause, telles qu'elles sont interprétées par cette jurisprudence constante, permettent au contribuable de prévoir, en s'entourant, si nécessaire, d'avis de professionnels tels que, par exemple, les organismes de crédit hypothécaire, que la multiplication d'achats immobiliers en vue de les mettre en location et d'en percevoir les loyers est susceptible d'être qualifiée par l'administration fiscale d'occupation lucrative et que les revenus générés par cette occupation seront dès lors imposés comme des revenus professionnels. B.7.2. On ne saurait par ailleurs reprocher au législateur, au nom de
die dermate precies zijn dat de fiscale administratie en de rechter la sécurité juridique, de ne pas avoir fixé en l'occurrence des
over geen enkele beoordelingsbevoegdheid meer zouden beschikken in een critères à ce point précis que l'administration fiscale et le juge ne
aangelegenheid die wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende situaties. disposeraient plus d'aucun pouvoir d'appréciation dans une matière qui
In het bijzonder kan de wetgever niet worden verweten dat hij niet se caractérise par une très grande diversité de situations.
heeft bepaald vanaf welk aantal verwervingen van onroerend goed de En particulier, il ne saurait être fait grief au législateur de ne pas
inkomsten niet meer als inkomsten uit onroerende goederen worden avoir déterminé un nombre d'acquisitions immobilières à partir duquel
belast, maar wel als beroepsinkomsten, aangezien het geheel van les revenus ne sont plus imposés au titre de revenus de biens
verrichtingen die zich vaak genoeg voordoen en voldoende met elkaar immobiliers, mais au titre de revenus professionnels, dès lors que
verbonden zijn en die een winstgevende bezigheid uitmaken, door de l'ensemble des opérations suffisamment fréquentes et liées entre elles
administratie, onder toezicht van de rechter, in ogenschouw wordt qui constituent une occupation lucrative est appréhendé par
genomen vanaf een bepaald aantal feiten en vaststellingen die niet l'administration, sous le contrôle du juge, à partir d'un certain
kunnen worden teruggebracht tot het aantal verwervingen die over een nombre de faits et de constatations qui ne se réduisent pas au nombre
bepaalde periode hebben plaatsgevonden. d'acquisitions réalisées sur une période donnée.
B.8. Hoewel door de wetgever aan de belastingadministratie en aan de B.8. Bien que le législateur confère à l'administration fiscale et au
rechter een zekere beoordelingsbevoegdheid wordt verleend bij de juge un certain pouvoir d'appréciation quant à l'application concrète
concrete toepassing van de artikelen 23, § 1, 2°, en 27 van het WIB des articles 23, § 1er, 2°, et 27 du CIR 1992, en particulier pour
1992, in het bijzonder om te bepalen wat een winstgevende bezigheid déterminer ce qui constitue une occupation lucrative générant des
uitmaakt die baten voortbrengt op basis van het criterium van de profits sur la base du critère des opérations suffisamment fréquentes
verrichtingen die zich vaak genoeg voordoen en voldoende met elkaar et liées entre elles, et bien que ce pouvoir puisse entraîner
verbonden zijn, en hoewel die bevoegdheid eventuele discrepanties in d'éventuelles divergences dans la pratique administrative et dans la
de administratieve praktijk en de rechtspraak tot gevolg kan hebben, jurisprudence, ce pouvoir d'appréciation, compte tenu de la
ontneemt die beoordelingsbevoegdheid, rekening houdend met de vroegere jurisprudence ancienne et constante de la Cour de cassation en la
en vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie ter zake, de in het matière, n'enlève pas aux dispositions fiscales en cause leur
geding zijnde fiscale bepalingen niet het voldoende nauwkeurige caractère suffisamment précis pour satisfaire au principe de légalité
karakter om te voldoen aan het fiscaal wettigheidsbeginsel. en matière fiscale.
B.9.1. Aangezien de in het geding zijnde bepalingen niet onbestaanbaar B.9.1. Etant donné que les dispositions en cause ne sont pas
zijn met het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken, zijn zij evenmin in incompatibles avec le principe de la légalité en matière fiscale,
strijd met het gelijkheidsbeginsel in het geval waarin de schending elles ne sont pas non plus contraires au principe d'égalité dans
van dat beginsel zou voortvloeien uit de omstandigheid dat een l'hypothèse où la violation de celui-ci découlerait de la circonstance
categorie van belastingplichtigen de waarborg van een voorspelbare qu'une catégorie de contribuables serait privée de la garantie d'une
fiscale wet zou worden ontnomen. loi fiscale prévisible.
B.9.2. Daarenboven voeren de in het geding zijnde bepalingen zelf geen enkel verschil in behandeling op grond van het criterium of een hypothecair krediet werd afgesloten. Zij zijn bijgevolg evenmin in strijd met het gelijkheidsbeginsel in het geval waarin de schending van dat beginsel zou voortvloeien uit een discriminatie onder belastingplichtigen die huurgelden ontvangen die zijn voortgebracht door gebouwen waarvan zij eigenaar zijn, naargelang die gebouwen werden verworven met hypothecaire kredieten of met middelen die afkomstig zijn van persoonlijk spaargeld of van het hergebruik van bedragen uit een erfenis of schenking. B.10. Voor het overige staat het aan het verwijzende rechtscollege, en B.9.2. Par ailleurs, les dispositions en cause n'établissent elles-mêmes aucune différence de traitement fondée sur le critère du recours au crédit hypothécaire. Elles ne sont dès lors pas davantage contraires au principe d'égalité dans l'hypothèse où la violation de celui-ci découlerait d'une discrimination entre les contribuables percevant des loyers générés par des immeubles dont ils sont propriétaires, selon que ces immeubles ont été acquis à l'aide de crédits hypothécaires ou au moyen de fonds constitués par une épargne personnelle ou du réemploi de sommes provenant d'une succession ou d'une donation. B.10. Pour le surplus, c'est à la juridiction a quo, et non à la Cour,
niet aan het Hof, te onderzoeken of de fiscale administratie het qu'il revient d'examiner si l'administration fiscale a fait une
begrip « inkomsten uit een winstgevende bezigheid » correct heeft application correcte de la notion de « revenus d'une occupation
toegepast en te oordelen of de vaststellingen van de fiscus met lucrative » et de juger si les constatations que le fisc a faites
betrekking tot het aantal en de frequentie van de verwervingen van quant au nombre et à la fréquence des acquisitions immobilières des
onroerend goed door de betrokken belastingplichtigen, hun contribuables concernés, à la disponibilité de ceux-ci pour s'en
beschikbaarheid om zich ermee bezig te houden en het herhaalde beroep occuper et à leur recours répété au crédit permettent, en l'espèce, de
op krediet dat zij hebben gedaan, het te dezen mogelijk maken om de qualifier les loyers perçus de revenus professionnels et de les
ontvangen huurgelden te kwalificeren als beroepsinkomsten en ze als
dusdanig te belasten. imposer comme tels.
B.11. De artikelen 23, § 1, 2°, en 27 van het WIB 1992 zijn B.11. Les articles 23, § 1er, 2°, et 27 du CIR 1992 sont compatibles
bestaanbaar met de beginselen van wettigheid en gelijkheid in fiscale zaken. avec les principes de légalité et d'égalité en matière fiscale.
Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag Quant à la troisième question préjudicielle
B.12.1. Met de derde prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht om de B.12.1. Par la troisième question préjudicielle, la Cour est invitée à
bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde bepalingen, examiner si les dispositions en cause, lues en combinaison avec les
in samenhang gelezen met de artikelen 20 en 23 van de wet van 24 articles 20 et 23 de la loi du 24 décembre 2002 « modifiant le régime
december 2002 « tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake des sociétés en matière d'impôts sur les revenus et instituant un
inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van système de décision anticipée en matière fiscale » (ci-après : la loi
voorafgaande beslissingen in fiscale zaken » (hierna : de wet van 24 du 24 décembre 2002), sont compatibles avec le principe de la légalité
december 2002), met het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken dat wordt
gewaarborgd door de artikelen 170 en 172 van de Grondwet en door en matière fiscale garanti par les articles 170 et 172 de la
artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag Constitution et par l'article 1er du Premier Protocole additionnel à
voor de rechten van de mens, in zoverre zij onzekerheid zouden doen la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'elles
ontstaan met betrekking tot het ogenblik vanaf hetwelk opeenvolgende feraient naître une insécurité quant au moment à partir duquel les
verwervingen van onroerend goed een « winstgevende bezigheid » acquisitions immobilières successives constituent une « occupation
uitmaken die baten voortbrengt die als beroepsinkomsten worden
beschouwd en met betrekking tot het ogenblik waarop de betrokken lucrative » générant des profits considérés comme des revenus
belastingplichtige « een boekhouding [zou moeten] bijhouden die eigen professionnels et au moment où le contribuable concerné devrait «
is aan de handelsondernemingen ». Het verwijzende rechtscollege stelt tenir une comptabilité propre aux entreprises commerciales ». La
de rol van de Dienst Voorafgaande Beslissingen ter discussie en lijkt juridiction a quo remet en question le rôle du Service des décisions
te oordelen dat die « een bron van willekeur » is en « zich achteraf anticipées et semble considérer que celui-ci est « source d'arbitraire
opwerpt als wetgever ». » et « s'érige après coup en législateur ».
B.12.2. Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees B.12.2. L'article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention
Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht. De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ». Die bepaling bevat geen ruimer wettigheidsbeginsel dan het beginsel européenne des droits de l'homme dispose : « Toute personne physique ou morale a droit au respect de ses biens. Nul ne peut être privé de sa propriété que pour cause d'utilité publique et dans les conditions prévues par la loi et les principes généraux du droit international. Les dispositions précédentes ne portent pas atteinte au droit que possèdent les Etats de mettre en vigueur les lois qu'ils jugent nécessaires pour réglementer l'usage des biens conformément à l'intérêt général ou pour assurer le paiement des impôts ou d'autres contributions ou des amendes ». Cette disposition ne contient pas un principe de légalité plus étendu
dat wordt afgeleid uit de artikelen 170, § 1, en 172 van de Grondwet. que celui qui se déduit des articles 170, § 1er, et 172 de la Constitution.
B.13.1. Zoals in antwoord op de eerste prejudiciële vraag is vermeld, B.13.1. Ainsi qu'il est dit en réponse à la première question
zijn de artikelen 23, § 1, 2°, en 27 van het WIB 1992 bestaanbaar met préjudicielle, les articles 23, § 1er, 2°, et 27 du CIR 1992 sont
het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken in zoverre ze, teneinde de compatibles avec le principe de la légalité en matière fiscale en ce
administratie de mogelijkheid te bieden om de inkomsten uit onroerende qu'ils utilisent, pour permettre à l'administration de qualifier comme
goederen die worden verhuurd aan natuurlijke personen die ze niet revenus professionnels les revenus de biens immobiliers donnés en
aanwenden voor het uitoefenen van hun beroep, te kwalificeren als location à des personnes physiques qui ne les affectent pas à
beroepsinkomsten, de begrippen « werkzaamheden van alle aard » en « l'exercice de leur profession, les notions d'« activités de toute
inkomsten uit een winstgevende bezigheid » hanteren. nature » et de « revenus d'une occupation lucrative ».
B.13.2. Bovendien brengt de herkwalificatie, door de B.13.2. Par ailleurs, la requalification, opérée par l'administration
belastingadministratie, van de ontvangen huurgelden als baten die fiscale, des loyers perçus en profits imposables comme revenus
belastbaar zijn als beroepsinkomsten met toepassing van de artikelen
23, § 1, 2°, en 27 van het WIB 1992, voor de betrokken professionnels en application des articles 23, § 1er, 2°, et 27 du CIR
belastingplichtige niet de verplichting met zich mee om « een 1992 n'emporte pas l'obligation, pour le contribuable concerné, de «
boekhouding [...] [bij te houden] die eigen is aan de handelsondernemingen ». tenir une comptabilité propre aux entreprises commerciales ».
B.14.1. Krachtens de artikelen 20 en 23 van de wet van 24 december 2002 kan elke belastingplichtige zich tot de belastingadministratie richten om, opdat die, bij een bindende beslissing, zou beoordelen hoe de belastingwet zal worden toegepast op een specifieke situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. In geval van twijfel is de belastingplichtige dus in staat om te bepalen of de huurinkomsten die zijn voortgebracht door de onroerende goederen die hij heeft verworven, al dan niet als beroepsinkomsten zullen worden beschouwd en als dusdanig zullen worden belast. Aangezien dergelijke beslissingen op geanonimiseerde wijze worden gepubliceerd (artikel 24 van de wet van 24 december 2002), wordt de toepassing ervan door de belastingadministratie op andere concrete gevallen ook beter voorspelbaar. B.14.2. Het verwijzende rechtscollege verduidelijkt niet in welk opzicht die bepalingen niet bestaanbaar zouden zijn met het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken. Integendeel, zij hebben tot doel de rechtszekerheid van de belastingplichtigen te verhogen door hun de mogelijkheid te bieden om alvorens een verrichting uit te voeren een administratieve beslissing over de fiscale behandeling ervan te verkrijgen. De omstandigheid dat de administratie is gebonden voor de toekomst door de voorafgaande beslissing, houdt niet in dat die beslissing ook de rechter zou binden, bij wie een beroep kan worden ingesteld. In tegenstelling tot hetgeen in de prejudiciële vraag wordt gesuggereerd, dragen de voorafgaande beslissingen bij tot de duidelijkheid en de voorspelbaarheid van de belastingwet, zonder dat de Dienst Voorafgaande Beslissingen daarom een « wetgever » zou worden. B.14.1. En vertu des articles 20 et 23 de la loi du 24 décembre 2002, chaque contribuable peut saisir l'administration fiscale pour qu'elle détermine, par la voie d'une décision contraignante, comment la loi fiscale s'appliquera à une situation ou opération particulière qui n'a pas encore produit d'effets sur le plan fiscal. En cas de doute, le contribuable est donc en mesure de déterminer si les revenus locatifs générés par les biens immobiliers qu'il a acquis seront considérés ou non comme des revenus professionnels et imposés à ce titre. Ces décisions étant publiées de manière anonyme (article 24 de la loi du 24 décembre 2002), leur application par l'administration fiscale à d'autres cas concrets est aussi davantage prévisible. B.14.2. La juridiction a quo n'explique pas en quoi ces dispositions ne seraient pas compatibles avec le principe de la légalité en matière fiscale. Au contraire, elles ont pour but d'augmenter la sécurité juridique des contribuables en leur permettant d'obtenir, avant la réalisation d'une opération, une décision administrative quant au traitement fiscal de celle-ci. La circonstance que l'administration est liée pour l'avenir par la décision anticipée ne signifie pas que cette décision lierait également le juge, qui peut être saisi d'un recours. Contrairement à ce que suggère la question préjudicielle, les décisions anticipées concourent à la clarté et à la prévisibilité de la loi fiscale sans que le Service des décisions anticipées ne devienne un législateur pour autant.
B.15. De artikelen 23, § 1, 2°, en 27 van het WIB 1992, in samenhang B.15. Les articles 23, § 1er, 2°, et 27 du CIR 1992, lus en
gelezen met de artikelen 20 en 23 van de wet van 24 december 2002, combinaison avec les articles 20 et 23 de la loi du 24 décembre 2002,
zijn bestaanbaar met het wettigheidsbeginsel in fiscale zaken. sont compatibles avec le principe de la légalité en matière fiscale.
Om die redenen, Par ces motifs,
het Hof la Cour
zegt voor recht : dit pour droit :
De artikelen 23, § 1, 2°, en 27 van het Wetboek van de Les articles 23, § 1er, 2°, et 27 du Code des impôts sur les revenus
inkomstenbelastingen 1992, zoals zij van toepassing waren op de 1992, tels qu'ils étaient applicables aux exercices d'imposition 2017
aanslagjaren 2017 tot 2019, schenden niet de artikelen 10, 11, 170 en à 2019, ne violent pas les articles 10, 11, 170 et 172 de la
172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Constitution, lus en combinaison avec l'article 1er du Premier
Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de
mens. l'homme.
De vierde en de vijfde prejudiciële vraag zijn niet ontvankelijk. Les quatrième et cinquième questions préjudicielles sont irrecevables.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise,
65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur
op 9 november 2023. la Cour constitutionnelle, le 9 novembre 2023.
De griffier, De voorzitter, Le greffier, Le président,
N. Dupont P. Nihoul N. Dupont P. Nihoul
^